Hoe kan Hollywood scenariovondsten stelen als alle verhalen al in talloze variaties zijn verteld?

Vorige maand werd “Shakespeare in Love” met maar liefst zeven oscars bedacht. Ook Marc Norman en Tom Stoppard deelden in de prijzen en gingen naar huis met een Academy Award voor Best Original Screenplay.

Of die oscar ook verdiend is – ik denk het niet -, is een kwestie van smaak en daar valt dus niet over te twisten. Wel vatbaar voor discussie is het predikaat “original”, waarmee deze oscar zich duidelijk onderscheidt van een tweede scenario-oscar, dit keer voor een script gebaseerd op bestaand materiaal.

U zal intussen al weten dat “Shakespeare in Love” het verzonnen verhaal vertelt van de ontstaansgeschiedenis van “Romeo and Juliet”. Terwijl in de jaren 1590 rivaliserende toneelgezelschappen vechten voor acteurs en schouwburgen, worstelt de jonge Shakespeare ( Joseph Fiennes) ook met schrijverskramp en weet hij niet hoe het nu verder moet met zijn aangekondigde avonturenkomedie “Romeo and Ethel, the Pirate’s Daughter”. Tot hij de muze ontmoet die zijn fantasie weer vleugels geeft.

Zoals het een romantische komedie betaamt, zijn er complicaties bij de vleet: de adellijke jonkvrouw Viola De Lesseps ( Gwyneth Paltrow) is al uitgehuwelijkt aan een edelman. Omdat in het zestiende-eeuwse Engeland het podium verboden terrein is voor vrouwen, solliciteert Viola verkleed als jongen bij de acteursgroep. De daaruit ontstane verwarring en verwikkelingen leveren veel scènes op waarin Will allerlei zaken overkomen – zoals een halsbrekende klimpartij naar het balkon van zijn geliefde – die hij dan later in zijn tragedie over de Capulets en de Montagues zal vereeuwigen.

Het script van “Shakespeare in Love” berust op een gimmick die typisch lijkt voor theaterman Tom Stoppard, zou je denken. In zijn beroemdste stuk, “Rosencrantz and Guildernstern Are Dead” (gepubliceerd in 1967 en later ook door de auteur zelf verfilmd), liet Stoppard al de Hamlettragedie zien vanuit het perspectief van twee klungelende randpersonages uit het koningsdrama.

Maar wat blijkt? Stoppard zou de mosterd elders gehaald hebben. In “Bed for Bacon”, een al lang niet meer voorradige komische roman uit 1941, vertellen Caryl Brahms en S.J. Simon ongeveer hetzelfde verhaal, dat trouwens jaren geleden bijna verfilmd werd met Alec Guinness.

Marc Norman (de scenarist van “Cutthroat Island”) die in 1988 de eerste versie van “Shakespeare in Love” neerschreef naar een ideetje van zijn zoon, een student in Elizabethaans drama, zegt nooit van het boek gehoord te hebben.

Stoppard bekent dat hij het boek snel doorbladerde toen hij voor rekening van Universal studio (het project werd later doorverkocht aan Miramax) de versie van Norman herschreef, maar zegt dat hij er niets aan had. Brahms en Simon drijven vooral de spot met de politieke intriges aan het hof van Elizabeth. De overlappingen dicht Stoppard toe aan het feit dat het leven van de Bard één groot raadsel is: wie een verhaaltje over hem verzint, goochelt onvermijdelijk met de weinige gegevens die over hem bekend zijn.

De overeenkomsten tussen “Bed for Bacon” en “Shakespeare in Love” leidden in Engeland tot nogal wat boze brieven van literaire puristen, maar daar bleef het ook bij.

OBSCURE SCRIBENTEN

Inmiddels heeft ook een nog actieve auteur een proces ingespannen tegen de scenaristen. De Amerikaanse Faye Kellerman (“Serpent’s Tooth”) beweert dat het idee voor de kostuumkomedie gejat werd uit haar roman “The Quality of Mercy” uit 1989. Ook hier dezelfde liefdeshistorie en verkleedpartij. Maar daar houdt de vergelijking ook op. Kellermans boek is geen romantisch blijspel maar een historische thriller – om het raadsel van de moord op een vriend te ontsluieren, gaat Shakespeare zelf op onderzoek uit. De vervolging van katholieken en joden in Elisabethaans Engeland wordt breed uitgesmeerd. De heldin is de dochter van de joodse geneesheer van de vorstin; diens arrestatie wegens hoogverraad inspireert de toneelschrijver tot “The Merchant of Venice”.

De timing van Kellerman is in ieder geval verdacht: je pijlen op een grote oscarkampioen richten, is voor advocaten een vette kluif. Wie een blockbuster met een plagiaatproces om de oren slaat, krijgt gegarandeerd een geruchtmakende zaak. Naast echt gedupeerden brengt dat uiteraard een groot aantal geldjagers op een idee.

De jongste tijd hebben de grote studio’s dan ook het ene copyrightproces na het andere aan hun been.

Steven Spielberg moest het ontgelden met zijn slavernij-epos “Amistad” toen schrijfster Barbara Chase-Riboud een schadeclaim indiende wegens plagiaat (de zaak werd in der minne geregeld). Regisseur-scenarist Andrew Niccol zou “The Truman Show” in grote mate gekopieerd hebben van een obscuur toneelstukje, “Frank’s Life” van Mark Dunn. Michael Crichton, schrijver van de bestseller “Jurassic Park”, werd voor de rechter gesleept door een obscure scribent die beweerde dat hij als eerste dinosaurussen naar een afgelegen eiland had verbannen. Een toneelschrijver claimde dat het idee van mannelijke strippers uit “The Full Monty” in feite van hem kwam.

En zo zouden we nog een poosje kunnen doorgaan. “Every time a big movie comes out, a moron tries to sue”, zo vat Niccols agente Lynn Pleshette het bondig samen. Zij is kennelijk niet onder de indruk dat Dunns verdediging maar liefst 149 overeenkomsten opsomt tussen “Frank’s Life” en “The Truman Show”. Toch maken de benadeelden geen schijn van kans. De studio’s hebben zich zo goed gewapend tegen mogelijke copyrightvervolging dat volgens waarnemers, mocht Shakepeare nog leven, hij zelf aan het kortste eind zou trekken als hij de producers van “West Side Story” voor de rechtbank zou dagen.

Volgens die redenering, opgetekend door entertainmentjournalist Tad Friend in The New Yorker, zouden Leonard Bernstein en Stephen Sondheim onder ede verklaren dat ze wel vaag hebben gehoord van meneer Shakespeare en zijn in Italië spelende variatie op het motief van de gedwarsboomde minnaars, maar zijn werk zeker niet gelezen hebben. De verdediging zou experten oproepen om te bewijzen dat het melodrama van Mr. Shakespeare totaal anders is, gezien er toch geen Portoricaanse naaisters en balletdansende straatbendes in voorkomen. Trouwens, waar haalt die Shakespeare het lef vandaan om de eerste steen te werpen: naar goede gewoonte heeft hij immers zelf zijn intrige ergens gestolen – in dit geval uit het episch gedicht “The Tragicall Historye of Romeus and Juliet” van Arthur Brooke.

FISH OUT OF WATER

De moeilijkheid om gelijk te halen in schendingen van copyright heeft niet alleen met de strategie van gehaaide advocatenfirma’s te maken, maar ook met de essentie van het filmmedium zelf. Want, in hoeverre kun je nog spreken van diefstal van scriptideeën in een industrie die van het recycleren een lucratieve business maakte en prat gaat op het vervaardigen van hyperderivatieve producten? Volgens die opvatting zijn alle goede ideeën allang opgebruikt, het enige wat filmmakers nog kunnen doen, is variaties spinnen op beproefde recepten.

Aanhangers van deze theorie gebruiken graag de “Die Hard”-formule als bewijsvoering. Na het verpletterend succes van de originele actiekanjer die in een kantoorgebouw speelde, kregen we “Die Hard” op een bus (“Speed”), “Die Hard” in het rotsgebergte (“Cliffhanger”), “Die Hard” in een vliegtuig (“Air Force One”), “Die Hard” op een oorlogsschip (“Under Siege”) en “Die Hard” op een plezierboot (“Speed 2”).

Het is een feit dat zeker in Hollywood haast alle plots tot een simpele formule te herleiden zijn. De meest hardnekkige blijft nog altijd: “boy meets girl/boy looses girl/boy gets girl in the end”. Een stramien waar je eindeloos kunt op variëren, bijvoorbeeld door van het meisje een jongen te maken, een buitenaards wezen, een toekomstige schoonmoeder, een non, een sportwagen. Een ander favoriet motief is de zogeheten “fish out of water”-komedie, waarin de protagonist in een wildvreemde omgeving terechtkomt.

Maar zelfs al vind je dit reductionisme iets te extreem, dan ontkom je nog niet aan het feit dat dramatische situaties – en bijgevolg plotlijnen – zeer beperkt zijn. Niemand wist er ooit meer te verzinnen dan Georges Polti in “The Thirty-Six Dramatic Situations”. Ofschoon dit standaardwerk over plotting al dateert van 1921 en alleen maar romans en toneelstukken inventariseert, blijft het nog altijd toepasselijk op het wekelijks filmaanbod (trouwens niet uitsluitend uit Hollywood). Als we even de proef op de som nemen, merken we dat alle films die de jongste weken in de bioscoop kwamen, variaties zijn op één (of een combinatie van meerdere) van deze dramatische situaties: waanzin in “In Dreams”; onrechtvaardig vonnis in “True Crime” en “A Civil Action”; vijandigheid tussen verwanten in “A Simple Plan” en in “Under the Skin”; liefde voor de vijand in “Karnaval”; liefde met hindernissen in “Message in a bottle”; onvrijwillige liefdesmisdaden in “Los Amantes del Circulo Polar”. De laatste drie situaties duiken trouwens op in “Romeo en Julia”, de moeder aller romantische tragedies. Méér dan waar ook, is er kennelijk in de film zelden iets nieuws onder de zon.

Patrick Duynslaegher

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content