Jarenlang velde hij elke week zijn vonnis. Willy Courteaux over educatieve televisie, hengelaars en Donna-meisjes.

Achteraf bekeken, is televisie maar een voetnoot in zijn leven geweest. Hij is een man van het boek, van de krant, van de inhoud. Televisie was iets dat erbij kwam. En toch is hij voor veel Humo-lezers 23 jaar lang een ijkpunt geweest, de Dwarskijker naar wiens vonnis ze elke week uitkeken. Niet dat het zijn ambitie was om dat te worden. Integendeel. Toen Jef Anthierens hem in 1967 vroeg om de tv-kritieken te schrijven, bezat Willy Courteaux niet eens een toestel.

‘Mijn voorganger, de dichter Paul Snoek, had ook geen televisie’, lacht hij. ‘Over hem gaat het verhaal dat hij ’s avonds voor de etalage van de tv-verkoper ging kijken. Toen ik begon, stond er gelukkig een toestel op de redactie. Ik heb trouwens nooit geweten waarom Anthierens mij eruit pikte.’

En toch keek hij niet neer op televisie. ‘Nee, het is een waanzinnig machtig medium. Een beeld kan echt een vuistslag in je gezicht zijn, hè. De beelden van Vietnam zal ik bijvoorbeeld nooit vergeten. Dat kleine meisje dat in brand staat van de napalm, dode Vietcongs, huilende vrouwen… En dan een Amerikaanse generaal die zegt: Ach, die mensen staan heel anders tegenover de dood dan wij. De televisie heeft ervoor gezorgd dat er een einde kwam aan die oorlog. Dat is de kracht van het medium.’

U nam uw taak destijds heel ernstig.

WILLY COURTEAUX: Gerrit Komrij maakte in de jaren zeventig het hele tv-gebeuren belachelijk. Hij deed dat briljant, maar het was geen tv-kritiek. Als je ernstig genomen wilt worden, moet je ervoor zorgen dat je niet álles slecht vindt. Anders verlies je je geloofwaardigheid. Maar het moest mij wel interesseren, anders keek ik niet. Je mag geen programma’s afkraken omdat je er de mentale gerichtheid niet voor hebt. Als ik zit te wachten op TerZake, zie ik nog een stukje Ketnet. Dan denk ik: wat een hysterische stijl! (lacht) Maar mijn kijk op die dingen zal wellicht aangetast zijn door mijn leeftijd.

Welke criteria hanteerde u om een oordeel te vellen?

COURTEAUX: Er zijn een aantal objectieve criteria, bijvoorbeeld als je naar het nieuws kijkt: worden er fouten gemaakt? Toen Tony Blair aan de macht kwam, hoorde ik in het journaal dat de Labourpartij vroeger ‘steil marxistisch’ was en dat dat nu was omgeslagen. Nu ja, als er in heel de wereld één socialistische partij was die nog nooit van Marx gehoord had, dan was het toch wel de Britse Labourpartij. Ik heb ooit twee keer kort na elkaar een journalist bekritiseerd die de Sudeten in Polen had gesitueerd, in plaats van in Tsjecho-Slowakije. Die man belde mij op en vroeg: Wat heb je tegen mij? Dat is altijd makkelijk natuurlijk, zeggen dat een criticus het op jou persoonlijk heeft gemunt. Maar ik had niets tegen die man, maar tegen de fouten die hij maakte. Bij fictie hanteer je meer subjectieve criteria: is het personage goed neergezet, wordt het goed uitgebeeld? Frost, bijvoorbeeld, daar kan ik enorm van genieten. Of van Inspector Morse.

Ziet u wel eens een Vlaamse soap?

COURTEAUX: Flitsen. Godzijdank wordt mijn oordeel daarover nooit gevraagd. Maar aangezien u dat wel doet, kan ik zeggen: ik vind dat rotzooi. (lacht) Maar ik ga er geen zaak van maken. Het enige wat ik jammer vind, is dat er daarnaast geen goede dingen meer gemaakt worden. Vroeger maakte de openbare omroep knappe series, zoals Wij heren van Zichem naar Ernest Claes. Op Nederland zag je De stille kracht naar Louis Couperus. Vandaag is het alleen nog de BBC die zulke series maakt. Ik vind ook niet dat die rotzooi van vandaag moet verdwijnen, ik betreur alleen de afwezigheid van andere dingen.

Er was een paar jaar geleden toch ‘Terug naar Oosterdonk’.

COURTEAUX: Ja, dat was een prachtige serie! Maar som er nóg eens een paar op? Lang zal die lijst niet zijn. Niemand kan ontkennen dat er vandaag een wanverhouding is tussen het meer populaire en het meer kwaliteitsvolle product.

Heeft de komst van VTM geleid tot een algemene vervlakking?

COURTEAUX: Ik behoor niet tot diegenen die vinden dat vroeger alles beter was, tegen die houding probeer ik mezelf te beschermen. Maar het is van meet af aan mijn overtuiging geweest, dat het algemene niveau zou zakken. Ik herinner mij het boek dat Dirk Verhofstadt schreef over de noodzaak aan commerciële televisie in Vlaanderen, nog voor de komst van VTM. Een boek vol argumenten zus en argumenten zo, tot hij in de slotzin zoiets schrijft als: Bij het schrijven van dit boek heb ik totaal niet wakker gelegen van het effect op de kwaliteit. Kunt u zich dat voorstellen? Ik heb er altijd op gehamerd dat de kwaliteit erop achteruit zou gaan, omdat een commerciële zender zich exclusief op kijkcijfers richt. Het is het enige wat je kan meten, maar wat zegt het over een programma?

Vindt u het niet positief dat televisie veel toegankelijker geworden is? Dat journalisten bijvoorbeeld een inspanning doen om zoveel mogelijk mensen te bereiken?

COURTEAUX: Ik heb geen bezwaar tegen toegankelijkheid. Niemand is er voorstander van dat er onbegrijpelijke taal wordt gehanteerd. Maar dat hoeft de kwaliteit niet aan te tasten. Dat gebadineer voor de verkiezingen, daar kón ik niet naar kijken. Dan vraag ik mij af: wordt de kijker nu geboeid door het steekspelletje of door de inhoud? De bedoeling van een politiek programma moet toch zijn: de kijker inzicht geven, zodanig dat hij geholpen wordt bij het uitbrengen van zijn stem. Maar het politieke spel wordt gedomineerd door populisme, en ik vraag mij af – ik zeg wel: ik vraag mij af – of dat niet gestimuleerd wordt door de televisie. Ik heb er een bezwaar tegen als men ernstige onderwerpen op een onernstige manier behandelt. Als je een populair programma maakt en het bereikt maar dertigduizend mensen, dan zit je ernaast. Maar als je een programma maakt voor een kleiner publiek en het bereikt maar dertigduizend mensen, dan is het een succes. De ambitie moet in overeenstemming zijn met het onderwerp.

Dan vindt u dat de VRT bijvoorbeeld een boekenprogramma zou moeten maken.

COURTEAUX: Zeker, waarom zou de VRT dat niet doen? Omdat er maar dertigduizend mensen zouden kijken? Is dat weinig voor een boekenprogramma?

Jan Leyers zei vorige week in ‘Knack’: ‘Mensen die nooit tv kijken, eisen een programma over boeken. Waarom eisen garagehouders geen eigen programma?’

COURTEAUX:(lacht) Of postzegelverzamelaars? Of sportvissers? Ja, zo kunnen we lang doorgaan. Wat is weinig? Als er duizend sportvissers zijn en er kijken er maar vijfhonderd, dán kun je zeggen: voor vijfhonderd mensen maken we geen programma.

En voor dertigduizend mensen wel? Televisie is toch een massamedium?

COURTEAUX: Iedereen die een televisietoestel heeft, betaalt belastingen. Dat geeft iemand bepaalde rechten. Ook het recht om die dingen te zien die je graag wilt zien.

Maar dat zeggen die vijfhonderd sportvissers misschien ook.

COURTEAUX:(denkt na) Kijk, het komt hierop neer: kun je over hengelen een goed programma maken? En kun je over boeken een goed programma maken? In Frankrijk kan het, dat bewijst Bernard Pivot al jaren. Als ik een interview zie met een schrijver die iets te vertellen heeft, kan ik al dan niet besluiten om zijn boek te kopen. Maar het belangrijkste voor mij is dat ik een interessant gesprek zie. Met schrijvers kun je een boeiend gesprek voeren. Dat is een verschil met een programma voor hengelaars. In een programma over hengelen kun je geen boeiend gesprek voeren voor iemand die geen hengelaar is. In een programma over boeken kun je wel een boeiend gesprek voeren voor iemand die geen boeken leest.

U bedoelt: hengels zijn minder belangrijk dan boeken.

COURTEAUX: Dat is ook zo. (lacht) In de globaliteit van de cultuur is hengelen minder belangrijk dan boeken lezen. Nee, het probleem voor een boekenprogramma in Vlaanderen is dat het succes ervan afhangt van de persoonlijkheid en de bekwaamheid van de man die het programma leidt. Heb je die man, dan kun je een boeiend programma maken. Heb je die man niet, dan kan het niet. Als de VRT dat argument gebruikt, dan zou ik het begrijpen.

Boekenliefhebbers hebben trouwens geen tijd om naar tv te kijken, die moeten boeken lezen.

COURTEAUX:(lacht) Dat is een beetje te simpel. Maar ik volg u enigszins: ik heb natuurlijk geen boekenprogramma nodig om mijn keuze te bepalen. Ik kan perfect zonder.

Vindt u dat televisie een instrument is om het volk te verheffen?

COURTEAUX: Ja. Ik ben voorstander van een educatieve rol van om het even wat. Vandaag is dat een vies woord, educatie, dat weet ik wel. Maar televisie hééft een opvoedende rol, of je dat nu wilt of niet. In sommige opzichten is die rol positief, in andere opzichten negatief. Maar tv-makers kunnen zich niet verschuilen achter het argument dat ze die rol niet hebben, dat ze zogezegd alleen maar objectief registreren. Alles heeft een betekenis! Geweld tonen, kan zeer functioneel zijn. Verkeersongevallen kan men wat mij betreft niet genoeg in het journaal laten zien. Maar als het alleen maar om spektakel te doen is, haak ik af. Soms arriveert een cameraman twee uur na de feiten en filmt hij de gedroogde plas bloed. (lacht) Hoeveel gedroogde plassen bloed ik al in het journaal heb gezien! Dat is een obsessie: alles moet met een beeld gezegd worden, ook als dat beeld niet relevant is.

Wat is voor u relevant? Stef Wauters zegt: ‘Nieuws is niet alleen wat belangrijk is, maar ook wat belangwekkend is.’

COURTEAUX: Nieuws hoeft voor mij niet altijd wereldschokkend te zijn, hoor. Ook het niet wereldschokkende bericht kan een functie hebben. Die kinderen die ziek zijn geworden na het eten van pasta, bijvoorbeeld: vreselijk natuurlijk, maar op zich is dat een anekdote in de wereldgeschiedenis. Er sterven elke dag kinderen. Toch is het belangrijk nieuws, het krijgt een functie omdat het mensen waarschuwt. Televisie kan ook bevrijdend werken. Neem nu Jambers. Het is positief als mensen over hun leven kunnen getuigen. Zeker programma’s over taboes kunnen bevrijdend werken. Het probleem is dat televisie de mensen ook kan educeren in de negatieve zin.

Geef eens een voorbeeld.

COURTEAUX: Neem nu de Donna-spot waarin je een half dozijn jonge meisjes tekeer ziet gaan in een nu eens vooruit- en dan achteruitrijdende auto. En ze hebben niet eens hun gordel aan! Dat vind ik educatie in de compleet negatieve zin. Dat educeert mensen hoe ze lol moeten scheppen, hoe ze wild tekeer moeten gaan in de auto. En als ze dan vijf minuten later tegen een boom te pletter rijden, heeft het journaal er ook nog wat aan. (grijns) Ander voorbeeld: een tv-spot waarin een man en een vrouw aan het dansen zijn in een rijkelijk salon dat volstaat met beelden. Tijdens het dansen schopt de vrouw al die beelden kapot. Bravo! Dat is toch wat er gebeurd is aan de kust, waar al die kunstwerken vernield zijn? Dat moet tegenwoordig blijkbaar aangemoedigd worden!

Ziet u echt een verband tussen zo’n spotje en dat vandalisme aan de kust?

COURTEAUX: Een direct verband niet. Maar het zegt iets over het heersende klimaat. Ik geef u nog een voorbeeld, een andere Donna-spot. Een meisje staat achter de toonbank. Een man komt binnen. Het meisje gluurt met geile blik naar hem en begint haar rits open en dicht te trekken, zodat haar borsten een beetje zichtbaar worden. Nu ben ik niet preuts. Ik vind seks iets heel belangrijks. Maar het grove banaliseren van seks stuit mij tegen de borst! Het waardevolle wordt naar beneden gehaald.

Is televisie opium van het volk?

COURTEAUX:(fronst de wenkbrauwen) Een heel moeilijke vraag. Ik denk dat het voor veel mensen inderdaad zo is. Het is een medium dat verslavend kan werken, al wordt televisie op dat vlak stilaan ingehaald door internet. Ik denk ook dat televisie de dialoogcultuur heeft aangetast. Maar het kan een zegen zijn, voor mensen die niets anders meer hebben. Op het einde van zijn leven kon mijn vader niets meer, begreep hij niets meer. Hij zag alleen nog maar de beelden. Maar hij kon soms enorm genieten als hij mooie landschappen zag. Dat was ontroerend.

U hebt alles van Shakespeare vertaald en bent nu bezig met Euripides. Mochten zij vandaag leven, zouden ze dan voor televisie schrijven?

COURTEAUX:(grijnst) Met zulke vragen kun je tot in het oneindige doorgaan, natuurlijk. Wat zou Cervantes geschreven hebben mocht hij vandaag nog leven? Dat is niet te beantwoorden.

Nee, maar de vraag is: voor welk medium zouden ze vandaag kiezen?

COURTEAUX: Ja, het is best mogelijk dat ze voor televisie zouden schrijven. Zeker Shakespeare, die qua culturele context toch veel dichter bij ons ligt. Theater was in zijn tijd een populair spektakel, daar kwam iedereen naartoe. Vandaag denkt iedereen dat hij stukken maakte voor geleerde mensen. Maar het analfabete gepeupel stond zich beneden op de staanplaatsen te verdringen. Dus ja, misschien… (lacht) Het blijft een onbeantwoordbare vraag.

Tot slot: in 1989, bij de start van VTM, ging u met pensioen…

COURTEAUX: Op de redactie van Humo zeiden ze: ‘Courteaux is met pensioen. Ze durven beginnen.’

Gelooft u sindsdien in God?

COURTEAUX: Omdat Hij het mij allemaal heeft willen besparen? (lacht) Wel, dat is het overwegen waard.

Joël De Ceulaer

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content