Peter Piot neemt afscheid van UNAIDS, het aidsbestrijdingsfonds van de Verenigde Naties. De redactie van Knack verkoos hem tot Mens van het Jaar.

Eigenlijk heeft hij in 2008 niets bijzonders gedaan. Niets bijzonders – dat betekent in het geval van Peter Piot dat hij hetzelfde deed als de voorbije dertien jaar. Hij reisde de halve wereld af om aandacht te vragen voor aidsbestrijding en -preventie. Dat de redactie van Knack hem tot Mens van het Jaar verkoos, kan dan ook worden gezien als een soort lifetime achievement award.

Piot neemt op 31 december afscheid van UNAIDS, de organisatie van de Verenigde Naties die vanuit Genève wereldwijd de strijd tegen aids coördineert. Hij kon na Nieuwjaar aan de slag aan zo ongeveer elke grote Amerikaanse universiteit, maar hij koos voor een baan bij het Imperial College in Londen. Hij zal er het Institute for Global Health oprichten, dat gezondheidsproblemen multidisciplinair wil benaderen. Hij krijgt er dus niet alleen met de medische faculteit te maken, maar ook met economen en politieke wetenschappers, met ingenieurs en mathematici. Hij kan er ook de ervaring kwijt die hij opdeed sinds hij in de jaren tachtig in Kinshasa Projet Sida opzette – het allereerste internationale aidsprogramma dat nog steeds als baanbrekend wordt beschouwd.

Twintig jaar later lijkt het erop dat mensen zich niet langer druk maken over aids. Je gaat er immers niet meer van dood. Je kunt er honderd mee worden.

PETER PIOT: In het Westen wel, ja. Sinds er een effectieve behandeling is tegen aids, heeft men in het Westen de indruk dat de strijd tegen aids gewonnen is. Als je besmet wordt, slik je gewoon een paar pillen.

Maar het aantal besmettingen neemt weer hand over hand toe.

PIOT: In België zien we een flinke stijging en in Groot-Brittannië is er zelfs sprake van een verdubbeling. Als je kijkt wie er besmet worden, dan zijn dat vooral toch twee categorieën: enerzijds oudere homo’s die na al die jaren safe sex een beetje beu zijn, anderzijds jongeren die nog nooit een begrafenis hebben meegemaakt. Mensen van mijn generatie kennen allemaal wel iemand die aan aids is gestorven. In de jaren tachtig liepen we in Antwerpen bij wijze van spreken van de ene begrafenis naar de andere. Maar voor jongeren is aids een zeer theoretisch gegeven. Je kunt ze met antirookcampagnes misschien wel overtuigen om te stoppen met roken, maar je kunt ze moeilijk wijsmaken dat seks moet worden afgeschaft. Ze weten wel dat er in België iedere dag een paar mensen besmet worden, maar so what?

Hoe is de situatie vandaag in de ontwikkelingslanden?

PIOT: Afrika blijft het meest getroffen continent. In Zuid-Afrika zijn 5,5 miljoen mensen – op een bevolking van om en nabij 40 miljoen – besmet met het virus. In Botswana en Swaziland is zelfs meer dan 30 procent van de volwassen bevolking seropositief. Gelukkig is de toestand in Afrika niet overal even dramatisch. In West-Afrika – landen als Senegal en Mali – zitten we maar aan één procent. Daar zijn de infectiecijfers zelfs lager dan in Washington DC of Harlem, New York.

Als aids een ziekte voor arme mensen is, dan begint aidsbestrijding met armoedebestrijding. Of is dat te simpel gedacht?

PIOT: Ik vrees van wel. De meest getroffen landen in Afrika zijn immers de rijkste landen: Zuid-Afrika, Namibië, Botswana, Swaziland. Maar dat zijn ook de landen waar de grootste ongelijkheid heerst. Aids is dus geen ziekte van armoede maar van ongelijkheid. Er is geen direct verband tussen armoede en de verspreiding van hiv, maar als je besmet bent kun je natuurlijk beter rijk zijn dan arm. Dan heb je makkelijker toegang tot behandeling.

Hoe verklaart u de toename van aids in de voormalige Sovjetrepublieken en in Azië?

PIOT: Dat heeft, paradoxaal genoeg, met economische ontwikkeling te maken. In Rusland is meer dan één miljoen mensen seropositief en ook in landen als China en Vietnam zie je een flinke stijging. Toen ik eens in een bar in Shanghai iets zat te drinken, vroeg een Chinees mij: weet je wat het probleem met aids hier is? Hij gaf zelf het antwoord: de 3 M’s. Mobile Men with Money. Ik denk dat hij gelijk had. Je hebt in heel Azië nu grote epidemieën onder homoseksuele mannen. In een land als China zie je ook steeds meer prostitutie – in de tijd van Mao was er toch veel meer sociale controle en lag dat allemaal wat moeilijker. Nu zijn alle remmen los.

In 1984 zei de Amerikaanse minister van Volksgezondheid: binnen twee jaar hebben we een vaccin tegen aids…

PIOT: … en dat is intussen bijna een kwarteeuw geleden. Maar ik moet toegeven dat ik me daar destijds ook in vergist heb. Ik heb in toespraken ook weleens beweerd dat er binnen vijf of binnen tien jaar een vaccin zou zijn.

Waarom is dat vaccin er nog altijd niet? Is de farmaceutische industrie er niet in geïnteresseerd?

PIOT: O jawel. In het ontwikkelen van medicijnen tegen malaria en andere tropische ziektes wordt heel weinig geïnvesteerd, omdat het economisch niet interessant is, maar voor aids ligt dat anders. Een farmaceutisch bedrijf dat een afdoend vaccin tegen aids op de markt brengt, wint de jackpot. Het klinkt misschien cynisch, maar ik heb vaak gezegd: godzijdank is er ook aids in het Westen. Twee miljoen mensen in het Westen zijn seropositief, 600.000 mensen volgen een behandeling. Dat is dus een gigantische markt. Farmaceutische bedrijven zijn er altijd op uit hun marktaandeel te vergroten. De resultaten op het vlak van behandeling zijn bemoedigend, maar als het gaat om het ontwikkelen van een vaccin staat men wetenschappelijk nog altijd nergens.

Is het überhaupt wel mogelijk om een vaccin te maken?

PIOT: Een eerste probleem is dat het hiv juist die cellen besmet die ons moeten verdedigen tegen infecties en die normalerwijze bij vaccinatie gestimuleerd worden om vreemde indringers onschadelijk te maken. Het hanteert, met andere woorden, de tactiek van het Trojaanse paard. Dat virus is zo ontzettend diabolisch… Het verandert verschillende keren per dag van mantel, veel vaker dan het griepvirus bijvoorbeeld. En we hebben nog altijd niet ontdekt hoe het komt dat bepaalde mensen er immuun voor lijken te zijn. Prostituees in Nairobi bleken, ondanks duizenden onbeschermde seksuele contacten met mannen waarvan een groot percentage seropositief was, toch niet besmet. Is dat een lot uit de loterij of zou daar een genetische verklaring voor bestaan? Daar zijn we nog altijd niet achter.

Moet alle aandacht dan naar preventie gaan?

PIOT: Preventie én behandeling. Er zijn op dit moment wereldwijd 33 miljoen mensen met hiv besmet, die vroeg of laat behandeling nodig zullen hebben. Die mensen kun je toch niet aan hun lot overlaten! Met de huidige stand van de wetenschap zou niemand nog aan aids hoeven te sterven, maar iedere dag maakt aids nog zesduizend slachtoffers. Op het vlak van preventie zou je bijvoorbeeld kunnen voorkomen dat de besmetting van moeder op kind wordt overgedragen, door zwangere vrouwen op hiv te testen en vervolgens te behandelen. Dan sluit je het risico niet volledig uit, maar het wordt toch een stuk kleiner. Een ander voorbeeld: in West-Europa zijn er bijna geen drugsgebruikers meer die besmet raken, omdat er overal programma’s over spuitenruil zijn opgezet en de meeste junkies nu schone naalden gebruiken. In andere delen van de wereld is op dat vlak nog veel te doen.

U koos als directeur van UNAIDS voor een diplomatieke aanpak. Hoe slaagde u erin om regeringsleiders te overtuigen?

PIOT: Dat was niet altijd gemakkelijk. In het begin waren er nogal wat regeringen die niet met ons wilden samenwerken. Aids was nu eenmaal een vuile ziekte en wie aids kreeg had het aan zichzelf te wijten – dat idee. Het kwam erop aan regeringsleiders ervan te overtuigen dat aidsbestrijding niet alleen een kwestie van menslievendheid was, maar ook van welbegrepen eigenbelang. In de politiek, heb ik geleerd, zijn maar twee dingen echt van belang: economie en veiligheid. Al de rest is literatuur. In Afrika was onze strategie er dus op gericht aids te positioneren als een sociaaleconomisch probleem. Bij bedrijven als Anglo-American of De Beers hadden ze dat al langer begrepen.

Maar de Zuid-Afrikaanse president Thabo Mbeki hebt u nooit kunnen overtuigen.

PIOT: Met Mbeki en zijn minister van Volksgezondheid hebben we jarenlang in de clinch gelegen. Er zijn limieten aan wat je met diplomatie kunt bereiken. In China bijvoorbeeld hebben we in 2002 ons kantoor bijna moeten sluiten omdat we een rapport hadden gepubliceerd – HIV/AIDS: China’s Titanic Peril – waarin we de Chinese overheid ervan beschuldigden de epidemie te ontkennen. Ik ben niet bang voor een confrontatie met autoriteiten. Maar UNAIDS heeft geen geld en geen leger, we kunnen de Vijfde Vloot er niet op afsturen. Het komt er dus op aan constant de dialoog aan de gang te houden. Als je de diplomatieke betrekkingen verbreekt, houd je geen kanaal meer over. UNAIDS is zoals een foxterriër. Ze raken nooit van ons af. Tot ze doen wat ik vind dat er moet gebeuren.

Bemoeilijkt aids ook internationale vredesoperaties?

PIOT: Zeker. Als je blauwhelmen uit Bangladesh – een land waar hiv bijna niet voorkomt – naar Afrika stuurt, neem je een gigantisch risico. En omgekeerd, als je blauwhelmen uit Zambia naar Cambodja stuurt, bestaat het gevaar dat ze daar de bevolking gaan besmetten. President Yoweri Museveni van Uganda was een van de eersten om die problematiek te onderkennen. Hij vertelde mij ooit hoe Fidel Castro hem op een goeie dag terzijde nam. De Cubanen hadden de rekruten die uit Uganda naar Cuba waren gestuurd om een militaire opleiding te volgen, laten testen. De helft bleek seropositief.

Is religie nog altijd een struikelblok?

PIOT: We realiseren ons dat in West-Europa misschien niet meer, maar religie blijft wereldwijd een ontzettend belangrijke factor. In Afrika, in Zuid-Amerika, in Oekraïne zitten de kerken nog altijd vol. Aids wordt vaak nog gezien als een straf van God, zeker als het met homoseksualiteit te maken heeft. Toch zijn bijvoorbeeld de christelijke kerken veel minder monolitisch dan gedacht wordt. Iemand als kardinaal Godfried Danneels heeft al lang geleden gezegd dat condoomgebruik niet per se ongeoorloofd is als het een kwestie van leven of dood is – in zo’n geval noemde hij het, als ik het mij goed herinner, ‘een minder kwaad’. Het probleem ligt veel minder bij de traditionele dan bij de nieuwe evangelische kerken, de sektes. Maar ook daar zie ik het begin van een kentering. Een televisiepredikant als Rick Warren, die een grote invloed had op George W. Bush, heeft over condoomgebruik toch een heel ander standpunt dan types als Pat Robertson. En de regering van Bush heeft over de hele wereld meer condooms verspreid dan die van Bill Clinton – ere wie ere toekomt.

Van de Wereldbank over de Wereldgezondheidsorganisatie tot Unicef. Er zitten in UNAIDS veel organisaties bij elkaar. Hoe verloopt de samenwerking binnen de Verenigde Naties?

PIOT: Beter dan vroeger, maar nog niet goed genoeg. Secretaris-generaal Ban Ki-moon citeert onze pragmatische aanpak als een voorbeeld van hoe het hele systeem van de VN beter kan samenwerken. UNAIDS is op dat vlak een voortrekker, een pionier. Het probleem is dat de lidstaten die de VN beheren vaak tegengestelde belangen hebben. En de machtsverhoudingen verschuiven. De bijeenkomst van de G20 over de financiële crisis heeft niets bereikt, maar ze was wel van historisch belang. Gewoon omdat ze heeft plaatsgevonden. De belangen van China, India en Brazilië zijn niet meer dezelfde als die van Burundi en Malawi. Er ontstaat meer en meer een multipolaire wereld. De Verenigde Naties blijven fundamenteel een zeer westerse, Angelsaksische organisatie, terwijl het centrum van de wereld zich economisch, politiek en financieel naar Azië verplaatst.

Bij UNAIDS hebben we in onze raad van bestuur godzijdank nooit een confrontatie tussen Noord en Zuid gekend. Ontwikkelingslanden zijn in New York doorgaans sterk tegen hervormingen gekant. Bij ons hebben ze er mee voor getekend. Hoe kregen we dat voor elkaar? Door de hele tijd met hen te praten. Zodanig dat ze ook hun vingerafdrukken zien op wat we doen. De G8 zegt de andere landen hoe het moet. Die aanpak werkt niet meer.

Aids werd lange tijd vooral gezien als een probleem van homoseksuele mannen. Zijn vrouwen ondertussen toch niet de voornaamste slachtoffers geworden?

PIOT: De helft van de 33 miljoen mensen in de wereld die met hiv zijn besmet, zijn vrouwen. In Afrika maken vrouwen twee derde uit van het aantal slachtoffers. Maar het percentage besmette vrouwen stijgt overal, ook in Noord-Amerika en in Azië. Daar zijn twee verklaringen voor. Biologisch is het nu eenmaal gemakkelijker om het virus tijdens de coïtus over te brengen van de man op de vrouw dan omgekeerd. Het wordt met het sperma op de baarmoederhals afgeschoten. Maatschappelijk speelt de positie van de vrouw een rol. Tienermeisjes zijn in Afrika vijf tot tien keer meer besmet dan jongens van hun leeftijd. Ze worden niet door die jongens besmet, maar door oudere mannen. En dan is er natuurlijk het seksuele geweld.

Dat is tegenwoordig een oorlogswapen.

PIOT: Nu weer in Congo, maar tevoren ook in Europa, in ex-Joegoslavië. Verkrachting wordt sindsdien als oorlogsmisdaad erkend. Terecht. Ik heb in Rwanda na de genocide vrouwen ontmoet die na verkrachting zowel zwanger als seropositief bleken te zijn. Je vraagt je soms af waar mensen toe in staat zijn.

Aids ondermijnt de hele Afrikaanse samenleving. Verklaart dat ook de achterstand van het continent?

PIOT: Zover wil ik niet gaan. Er was al achterstand voor er van aids sprake was. Maar in Oost- en Zuidelijk Afrika vertraagt aids zeker de ontwikkeling. In landen zoals Malawi, Zambia en Zuid-Afrika zijn het vaak de best opgeleide, jonge en dynamische mannen en vrouwen die aan aids sterven. Je ziet dat nu ook in China: economische entrepreneurs zijn dikwijls ook seksuele entrepreneurs. Een grote internationale bank in Zambia had zijn hele kader geafrikaniseerd. Door aids hebben ze toch opnieuw Europese expats moeten aantrekken. Uganda verloor zijn piloten aan aids. Vraag het aan om het even welke zakenman in oostelijk of zuidelijk Afrika, ze hebben allemaal hun verhalen.

Vreest u niet dat budgetten in de huidige financiële crisis worden teruggeschroefd?

PIOT: Een behandeling die wordt stopgezet, is een doodvonnis. Als preventieprogramma’s worden onderbroken, worden weer meer mensen besmet. De nieuwe president van Zuid-Afrika beschouwt aidsbestrijding eindelijk als een prioriteit. Je kunt een land niet ontwikkelen als 20 procent van de bevolking besmet is. Beeld je toch eens in wat er in België zou gebeuren als twee miljoen Belgen seropositief zouden zijn, in de plaats van 15.000. Ons hele systeem van gezondheidszorg en sociale zekerheid zou in elkaar donderen. Bovendien: voor elke volwassene die sterft, blijft een aantal kinderen achter. Hun toekomst is een leven op straat. In de prostitutie en bij misdaadbenden.

Hoe staat UNAIDS er nu voor, als u de balans opmaakt?

PIOT: We zijn er nog niet. Maar toen we met UNAIDS begonnen, was er helemaal niets. In 1996 bedroeg het budget voor aidsbestrijding in ontwikkelingslanden 250 miljoen dollar. Vorig jaar tien miljard. Onze slagzin is: making money work for people. Als al dat geld niet goed wordt besteed, heeft dat meestal minder met corruptie te maken dan met slecht management.

Er lijkt niet meer zo’n taboe op aids te rusten. Waar is de tijd dat seropositieven van minister van Binnenlandse Zaken Louis Tobback geen rijkswachter mochten worden?

PIOT: Niet alles is opgelost, maar er is wel veel veranderd. Ik herinner me dat Ronald Reagan tot de laatste maanden van zijn presidentschap het woord aids zelfs niet over zijn lippen kreeg. Twintig jaar later spreekt George W. Bush vrijuit over het gebruik van condooms. In ontwikkelingslanden krijgen nu vier miljoen mensen een behandeling. Dat zijn levens die worden gered. Er is geen enkele vorm van ontwikkelingssamenwerking waarvan je het effect zo kunt meten. Wij kunnen dat wel.

Van lepra naar aids is maar een stap. U bent in Keerbergen opgegroeid, vlakbij Tremelo. Als u moet kiezen tussen pater Damiaan en Paul Janssen, wie is dan de grootste Belg?

PIOT: Ik heb voor Paul Janssen gestemd. Al was het maar omdat hij Imodium heeft uitgevonden, een product dat ik zo vaak heb gebruikt. Er zijn maar weinig mensen in de geschiedenis van de geneeskunde die zoveel originele producten op de markt hebben gebracht. Het eerste middel tegen schizofrenie, tegen schimmelinfecties, tegen diarree. Maar pater Damiaan was, om eerlijk te zijn, een van mijn inspiratiebronnen. Als kind fietste ik vaak naar zijn geboortehuis. Dat was toen nog een museum. Die combinatie van exotisme, missioneringswerk en lepra sprak tot mijn verbeelding. Later heb ik op het Tropisch Instituut in Antwerpen nog op lepra gewerkt. De ziekte is nu perfect geneesbaar en vergelijkbaar met aids.

Hebt u als arts het handwerk nooit gemist?

PIOT: Ja. Hoewel. Laboratoriumwerk is zeer ambachtelijk. Voedingsbodems maken. Virussen kweken met levende cellen. Ik mis dat niet, zolang ik maar contact heb met mensen. Mijn reizen zijn meestal een soort van officiële bezoeken. Ik vraag daarom altijd een vergadering zonder overheidscontrole met seropositieve mensen en met mensen van niet-gouvernementele organisaties. In de tijd vóór er een behandeling was, toen ik nog op het Tropisch Instituut werkte, zag ik nog patiënten. Dat was hard. Het valt niet mee om een relatie op te bouwen met mensen, van wie je weet dat ze een vogel voor de kat zijn. Een arts moet niet alleen behandelen, maar ook begeleiden. In het Engels: to care. Die confrontatie met jezelf is ook een les in nederigheid, die je op de universiteit niet leert.

U bent intussen voorzitter van de raad van bestuur van de Koning Boudewijnstichting en u wilt een volgende generatie straks aan het Imperial College in Londen laten delen in uw kennis. Wat betekent engagement voor u?

PIOT: Als je over aids of mensenrechten praat, is het gemakkelijk om de hele dag op en neer te dansen en te roepen dat het allemaal één grote schande is. Na een paar maanden luistert niemand nog. Ik wil ook resultaten zien. Zo ben ik er ooit in geslaagd op het World Economic Forum in Davos met de ceo’s van de farmaceutische industrie af te spreken dat in ruil voor hun patentrecht – dat hen een monopolie geeft in de rijke landen – de prijs voor een behandeling tegen aids in de ontwikkelingslanden fors zou dalen. Voordien stuitte ik altijd op een muur van advocaten. Maar in Davos kon ik op hun gemoed werken: willen jullie straks, net als de tabaksfabrikanten, bekendstaan als booswichten? Het resultaat is dat je nu voor 85 dollar per persoon per jaar exact dezelfde behandeling kunt krijgen die vroeger 10.000 dollar kostte.

Slaagt UNAIDS er ook in jongeren te bereiken?

PIOT: Dat lukt steeds beter. Wat zong Leonard Cohen ook alweer? First we take Manhattan, then we take Berlin. Hoewel ik tegenwoordig vooral Bob Marley citeer in toespraken. Emancipate yourselves through mental slavery. Cultuur is in ons werk belangrijk. Ik ga binnenkort naar Senegal en naar Mali, landen met fantastische muziek. Als er in die sfeer over aids wordt gesproken, heeft dat veel meer invloed dan nóg maar eens een brochure. Ik ben toevallig bevriend geraakt met de grote baas van MTV, en we voeren nu ook acties via clips. Tieners bereik je niet door borden langs de weg te plaatsen: ‘Aids kills’. Maar wel met muziek of sport.

Bono dus.

PIOT: Er is veel cynisme over sterren die in Afrika snel wat kindjes in de lucht steken. Als hun engagement duurzaam is en als ze met kennis van zaken spreken, ben ik daar zeer blij mee. Bono is, bijvoorbeeld, ongelooflijk goed gedocumenteerd. Die mensen zijn ook niet verplicht om dat te doen. Neem nu Bill Gates. Die kan met zijn geld net zo goed baseballteams kopen of het grootste jacht van de wereld. Maar hij investeert in onderzoek, in ontwikkelingswerk. Ik ben de volgende maanden trouwens vier keer een week in Seattle om de Bill & Melinda Gates Foundation van advies te dienen.

Is cynisme in een carrière zoals de uwe de grote vijand?

PIOT: Individuen, maar ook samenlevingen hebben een droombeeld nodig. Wie geen droom heeft, verzinkt in cynisme. Ik zie dat zo vaak in België en dat stoort mij verschrikkelijk. We mogen dat niet aanvaarden. Ik heb de indruk dat er bij jongeren iets verandert. Ik las onlangs het boek Generation We van Eric Greenberg en Karl Weber. Dat gaat over jongeren met een heel andere kijk op de wereld. Jongelui die campagne hebben gevoerd voor Barack Obama. Ze engageren zich voor de onderkant van de samenleving. Ze zijn niet meer alleen met zichzelf bezig. Misschien omdat de tijd van de gemakkelijke groei voorbij is. Misschien broedt de globalisering in hun hoofd. We krijgen mails uit plekken waar nauwelijks elektriciteit is, maar ze vinden altijd wel ergens een internetcafé.

Om naar het voetbal te kijken?

PIOT: Ook dat. Maar ze communiceren. Ik kan het niet altijd volgen, maar ik sta te kijken van de mondiale cultuur die je plotseling overal om je heen ziet. Ik ben niet zo naïef dat ik alles fantastisch vind. Maar ik ben niet pessimistisch.

DOOR PIET PIRYNS EN HUBERT VAN HUMBEECK / FOTO FILIP NAUDTS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content