Hoever de hervormingswil van de Iraanse bevolking stilaan begint te reiken, werd vorige week weer duidelijk gemaakt.

Weer heeft islamitisch Iran verkiezingen achter de rug. Vrijdag 26 februari gingen om en bij de 25 miljoen Iraniërs naar de stembus voor gemeenteverkiezingen in heel het land. In het politiek oververhit Iran trekt élke raadpleging de aandacht sinds Mohammed Khatami in mei 1997 totaal onverwacht tot president verkozen werd met een onbetwistbare meerderheid, en een opkomst van meer dan 65 procent. De vorige verkiezing, in oktober, voor de raad der Wijzen die in geval van nood de nieuwe Gids voor het land moeten kiezen, was door de conservatief-religieuze machtsgroep rond de “Gids”, Ali Khamenei, zozeer onder controle gebracht door de eliminatie van hervormingsgezinde of progressieve kandidaten, dat er eigenlijk niet veel te kiezen viel. Toch was de opkomst massaal, zodat de conservatieven eigenlijk hun slag thuishaalden. Hadden ze gedacht dat dit keer opnieuw zo te kunnen regelen?

Er waren in ieder geval pogingen geweest om de kandidaten van het Khatami-kamp – de leken, de modernisten, de reformisten, de voorstanders van economische hervormingen en opening naar Europa en Amerika, de helft van de bevolking die minder dan twintig jaar oud is – uit de kandidatenlijsten te elimineren. Maar heeft de revolutionaire vermoeidheid ook in het conservatieve kamp toegeslagen? Of hebben de traditionalisten, zoals waarnemers zeiden, “het teken aan de wand gezien”? Hoe dan ook, menige reformist is toch op de lijst blijven staan, en veel van hen zijn er, door een of andere list, op het laatste moment weer opgekomen. En werden verkozen.

Tot verbazing en schok van menigeen stonden kandidaten op de verkiezingsaffiches afgebeeld met een das aan. Een das was lang hét decadente, imperialistische kledingstuk van verwesterde volksverraders bij uitstek. En doet nu nog mensen opkijken: een kandidaat die ermee campagne voert, doet een statement waar geen woorden bij nodig zijn.

25 miljoen stemmers, dus. Niet zoveel als voor de verkiezing van Khatami, maar met 65 procent van het electoraat genoeg om de overwinning van de hervormingsgezinden overtuigend te maken: bijna alle zetels in Teheran, meerderheden in de andere steden, meer dan 70 procent van alle te begeven zetels in heel het land. Het Khatami-effect heeft weer gewerkt. De grote overwinnaar in Teheran, naast de president zelf, was voormalig minister van Binnenlandse Zaken Abdollah Nouri. De man werd vorig jaar in juni door de conservatieven in het parlement gewipt, omdat hij hun provinciale machtsbasis aantastte door gouverneurs en ambtenaren van de harde lijn te ontslaan.

Het verkiezingssucces voor de Iraanse hervormers komt op het moment dat ze het het best kunnen gebruiken. De Iraanse bevolking is in de afgelopen maanden politiek zeer bewust gemaakt door een combinatie van economische crisis en politieke schandalen. Toen in november schrijvers en intellectuelen verdwenen en vermoord teruggevonden werden, en het ministerie van Binnenlandse Zaken uiteindelijk genoopt was bekend te maken dat de eigen geheime diensten daarvoor verantwoordelijk waren, moet dat meer dan een rimpeling veroorzaakt hebben. Was er dan toch tegenstand, binnen het staatsapparaat en binnen de machtsstructuren, tegen de knokploegen en doodseskaders van de religieuze rechterzijde? Als die er was, misschien loonde het dan de moeite om voort te doen?

De hernieuwde verkiezingsoverwinning voor Khatami is tegelijk ook een soort provocatie voor de groep traditionalisten rond Khamenei. Die hebben de echte macht in handen, achten zich boven de verkozen president verheven, en worden ook nu door de resultaten van toch maar gemeenteverkiezingen niet in hun machtsstructuren bedreigd. Verkiezingen zijn niet iets traditioneel islamitisch. De mollahs kunnen, wat hen betreft, geneigd zijn ze maar af te schaffen. Nochtans is dit de tweede “70-procent”-waarschuwing die ze van hun getergde bevolking krijgen. De volgende is gepland voor volgend jaar, dan moeten algemene parlementsverkiezingen plaatsvinden. Het uur van de waarheid.

DE VERJAARDAG VAN DE REVOLUTIE

Ondertussen was het vorige maand twintig jaar geleden dat de ayatollah Roehollah Khomeiny uit ballingschap in Teheran aankwam. Dat was de eerste februari 1979, en zijn aankomst op de luchthaven was, voor de al aan gang zijnde revolutie, het sein dat een massabeweging op gang bracht die niets of niemand meer zou kunnen stoppen. Het verhaal van de sjah en zijn dwalingen, de antiwesterse, antimodernistische reactie van de sjiitische clerus, de onverzoenlijke revolutionaire ayatollah en de islamitische revolutie: het is dezer dagen allemaal meermaals verteld. De Iraniërs hebben hun twintig jaar revolutie gevierd zoals het past: massaal, en met veel piëteit en emotie. Maar de meanders van die revolutie – die zeer belangrijke revolutie die een schokgolf door de hele islamitische wereld joeg, de schrik van het fundamentalisme-in-de-praktijk, die nog steeds niet uitgewerkt is -, zijn door de jaren heen nauwelijks op een bevattelijke manier opgetekend en uitgegeven. Nochtans zijn het niet de ayatollah, hoe revolutionair hij ook was, of de Amerikaanse boycot geweest die het Iraanse regime op het punt brachten waar het zich nu bevindt: met een door het volk verkozen president Mohamed Khatami die reformisme in zijn vaandel voert en de hoop op een nieuwe toekomst van bijna de hele bevolking. Juist dat wenden en keren van de revolutie zelf, en dan de verschrikkelijke acht jaar oorlog tegen Irak, brachten Iran zo ver.

Daar komt het boek van de Nederlandse journalist Jan Keulen helpen. Het heet “Weg van God?” en beschrijft “Iran twintig jaar na de revolutie”. Jan Keulen (1950) was ruim twintig jaar correspondent in het Midden-Oosten, en woonde in Caïro en Beiroet. Van daaruit maakte hij geregeld reizen naar Iran – niet vanuit Europa dus, maar vanuit de regio, het Midden-Oosten waar Iran een stuk van is zelf. Vandaar dat hij zegt: “Je moet een land eigenlijk niet met West-Europa vergelijken, maar met zijn eigen buurlanden. Je ziet heel andere verschillen als je Iran met Jordanië, Syrië of Turkije vergelijkt, dan als je het naast Frankrijk of Nederland houdt.”

EEN TULP VAN ELKE DRUPPEL BLOED

Het eigenlijke boek begint, na een historische inleiding, in november 1980. Keulen is met een bus uit Ankara gekomen, en heeft moeilijkheden gehad om de grens over te geraken zodat hij wakker wordt in een ijskoude moskee. “Het zindert van enthousiasme in de gammele bus.” Dit is niet zijn eerste trip naar Iran, maar het is een tekenende. De Iraniërs op de bus zullen verder in het boek vaak nog een rol te spelen krijgen. Ze zullen blijven commentaar geven, ze zullen veranderen, soms zullen ze spoorloos verdwijnen. Zo is het boek opgebouwd als een legpuzzel, met stukjes verslag uit de verschillende reizen van Keulen in Iran: voor de revolutie, tijdens de revolutie, in de oorlog een bezoek aan het front, na de oorlog, en nu de verkiezing van Khatami als president, de euforie van de bevolking, en een nieuw, lang, verblijf in het teken van de nieuwe strijd tussen conservatieven van de harde lijn – achter de “Gids” of geestelijke leider Ali Khamenei -, en de reformisten achter president Khatami. Tussendoor wordt geciteerd uit interviews die de auteur afnam van zowat iedereen met wie in en rond het Iraanse gebeuren de afgelopen jaren te spreken viel, en vult de schrijver aanvullende informatie in over wat er intussen aan het gebeuren is.

Zodoende is “Weg van God?” een totaalbeeld geworden van Iran in zijn twintig voorbije jaren. Omdat het boek de Iraanse complexiteiten omzichtig tegemoet treedt, is het een beetje een antwoord geworden op de uiterst negatieve beeldvorming waar het land sinds twintig jaar onder te lijden heeft. Dat het land zijn “enge” image grotendeels aan zichzelf en aan de woestheid van zijn eigen fanatici te danken heeft, ontkent Jan Keulen trouwens niet. De terreur en de duizenden geëxecuteerden in de Evin-gevangenis, de oorlog en de sinistere cultus van martelaarschap en dood. Die cultus dringt tot op schokkend onvermoede niveaus door en legt beslag op de onschuldigst lijkende symbolen. Neem lale, de tulp, naam van een vrouwenorganisatie, symbool van leven, maar ook van martelaarschap. “‘Dat elke druppel bloed van de martelaar mag veranderen in een tulp’, scandeerden de vrouwen tijdens de massademonstraties. De tulp werd, samen met het in Arabisch schrift gestileerde woord Allah en het machinegeweer, een van de emblemen van de revolutie.”

GRAPJES OVER DE MOLLAHS

Maar evenmin ontkent Keulen gehoord te hebben dat de Iraanse clerus als kaste – moeilijk te omschrijven, moeilijk op grootte te schatten – eigenlijk zeer bezorgd is, en zelfs ongelukkig, over de toestand waarin de revolutionaire ontwikkeling hen na twintig jaar gebracht heeft.

Keulen: “Zelfs Khatami is natuurlijk een geestelijke, een politicus, en komt uit het systeem. Ik denk dat hij ook tot de stroming behoort die zich zorgen maakt over het verlies aan invloed van de godsdienst. Van die verhalen heb ik ook in mijn boek. Bijvoorbeeld, als je als mollah een taxi aanhoudt, moet je niet verbaasd zijn als de chauffeur gas geeft in plaats van te stoppen. En je hoort ook van mollahs, mensen die theologie gestudeerd hebben, die gewone kleren gaan aandoen om niet op te vallen. Ze hebben natuurlijk altijd al grapjes gemaakt over mollahs, maar ze hadden er wel respect voor. Het gaat ook verder dan dat, het raakt soms de godsdienst zelf. Als er, zoals eind vorig jaar voor die ‘vergadering van experts’ die de Leider moet aanstellen, verkiezingen georganiseerd worden en de mensen horen dagen achtereen dat het een zonde tegen God is niet te gaan stemmen. Dan is dat de zoveelste keer dat ze daar horen hoe de naam van God ijdel gebruikt wordt, zoals wij het zouden zeggen. En de zoveelste keer dat religie in diskrediet geraakt.”

“Je weet niet hoeveel geestelijken er zijn. De cijfers gaan van 180.000 tot 200.000. Elk dorp, elke wijk heeft er wel. Maar juist omdat ze het respect van de mensen een beetje kwijt zijn, geloof ik niet dat ze als autonome factor een grote rol zullen spelen in de machtsstrijd tussen de reformisten en de conservatieven. Aan de andere kant hoor je wel voortdurend van geestelijken die vanwege hun ideeën in de gevangenis raken. Of de geestelijkheid als zodanig echt een rol speelt in de oppositie? Wat je wèl kan zeggen is dat er uit die hoek heel veel verzet en georganiseerd verzet kwam toen werd voorgesteld om Khamenei tot ayatollah en tot ‘gids’ te benoemen. En je kunt ook zeggen dat ayatollah Montazeri een grote aanhang heeft, ten dele bij de geestelijkheid. Hoe groot die aanhang dan precies is, dat weet niemand. En of Montazeri dan bijzonder verlicht zou zijn op het gebied van vrije meningsuiting en mensenrechten en zo, dat weet je ook niet.”

DE CRISISSEN GAAN ERGENS OVER

Wat weet men dan wel van Montazeri? Keulen: “Zijn kritiek op de figuur van de leider ging erover dat die vooral een religieuze functie heeft, en als zodanig een superviserende taak moet hebben en geen directe in de politiek. Na de dood van Khomeiny is de grondwet veranderd. En de kwalificaties waaraan de leider zou moeten voldoen – wat in de opzet van Khomeiny religieuze kwalificaties waren, waaraan Khomeiny voldeed, die boven alle partijen stond enzovoort -, hebben ze ook veranderd. Nu heet het dat de leider opereert naast de grote ayatollahs. Hij hoeft zelf niet eens een ayatollah te zijn. Hij moet wel een grote theologische kennis hebben, maar hij hoeft niet de grootste kennis te hebben. Wel moet hij vooral kwalificaties hebben op sociaal en maatschappelijk en politiek terrein. En daarvan zegt Montazeri dat het niet de bedoeling was. Die uitspraak heeft hem de opvolging gekost, en nu al jaren huisarrest.”

“Natuurlijk is hij ooit in conflict geraakt met Khomeiny. Dat ging over mensenrechten. De rechtstreekse aanleiding voor zijn ongenade was dat hij zei, in 1988 of ’89, vlak voor de dood van Khomeiny, dat het islamitisch regime net zo’n slecht mensenrechten- record had als de regering van de sjah. Maar uiteindelijk illustreert dat alleen maar dat die geestelijkheid geen homogeen blok is, en dat ze niet allemaal achter de leider staan.”

“Anderzijds heb je zulke situaties als die minister van Justitie die blijft zitten terwijl president Khatami zegt: ga weg! Interessant om te zien of hij dan uiteindelijk wel of niet weg zal gaan. Maar ik ben het niet eens met de redenering dat Khatami en zijn ministers, overigens een samenraapseltje, nog niets bereikt hebben. Er wordt gezegd: Khatami heeft het over vrijheid maar er is nog niets veranderd, kijk naar de schrijvers die vermoord worden, de echte macht ligt bij de conservatieven.”

“Ik ben het daar niet helemaal mee eens. Ik vind dat er toch al heel veel veranderd is in het afgelopen anderhalf jaar. Iran gaat van crisis naar crisis, maar die crisissen gààn wel ergens over. Waar het uiteindelijk op uitdraait, weet ik niet. Het kan best dat Khatami wordt vermoord – er zijn goede redenen om aan te nemen dat sommigen dat zouden willen -, of dat hij politiek het onderspit delft. Maar dat die president en de mensen rondom hem ergens voor stààn, daar ben ik diep van overtuigd. En ook dat ze al grote veranderingen teweeggebracht hebben.

Jan Keulen: “Weg van God?, Iran twintig jaar na de revolutie”, Bulaaq, Amsterdam, 200 blz., 698 frank.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content