Marnix Verplancke

Lezers zoeken steun bij elkaar, zoals Anonieme Alcoholisten dat doen. Een gesprek met de Argentijnse literatuurwetenschapper Alberto Manguel over de gemeenschap van de lezenden en de doden.

Eind jaren zestig kon je door de straten van Buenos Aires regelmatig een ouder koppel zien wandelen. Ze waren niet gehaast en leken bijna onophoudelijk te praten. Over literatuur, zo merkte je wanneer je geniepig met ze meeliep om te luisteren. Hij was vooraan in de zeventig, schrijver en blind: Jorge Luis Borges. Zij een jaar of twintig ouder, zijn moeder en voorleesster. Haar leeftijd begon zich te laten voelen en daarom deed de schrijver af en toe een beroep op anderen om hem voor te lezen. In de Duits-Engelse boekhandel waar hij een goede klant was, werkte een zestienjarige jongen, Alberto. Op een dag vroeg de schrijver de jongen of hij zin had om een paar uurtjes voor te lezen. Alberto stemde toe en zou de twee volgende jaren, tot hij Argentinië verliet, een keer of drie per week bij Borges op bezoek gaan.

Alberto is inmiddels professor Manguel geworden, literatuurwetenschapper, en hij denkt met plezier terug aan zijn jaren als voorlezer: “Borges was toen de god nog niet die hij vandaag is. Op school hadden we een paar zaken van hem gelezen maar hij was niet een van mijn schrijvers, wat hij later wel zou worden. Voor mij was hij gewoon een lieve oude man die een paar boeken geschreven had. Op het einde van de jaren zestig begon Borges pas enige beroemdheid te genieten. Samen met Samuel Beckett had hij de Formentorprijs gekregen en daardoor was hij in kleine kring bekend geworden. Hij was directeur van de nationale bibliotheek van Argentinië – de derde directeur die blind was trouwens, het leek wel een geheime traditie. Maar ook daar word je op straat niet door herkend. Ik ben blij dat ik toen zijn voorlezer was en niet tien jaar later toen er van over de hele wereld journalisten kwamen aangevlogen om hem te interviewen. Ik kon nog een stille bewonderaar zijn.”

“Borges was meer dan een schrijver”, vervolgt Manguel, “Hij is nog steeds een vertrekpunt vanwaaruit je de hele wereldliteratuur kan lezen. Er zijn maar een paar schrijvers die een soort van wereldbeeld van de literatuur kunnen geven, en Borges is een van hen. Soms gingen we naar het restaurant aan de overkant van de straat, waar hij verder sprak over literatuur. Hij at altijd heel eenvoudige gerechten, zoals rijst met kaas of pasta met kaas, omdat hij niet wou dat het eten het gesprek zou storen. Tijdens deze gesprekken citeerde hij uit de enorme bibliotheek die hij gememoriseerd had en ik zat er gewoon bij, meestal in verwondering. Voor mij waren het immers geen gesprekken. Ik was een zestienjarige die niets interessants te zeggen had. Ik was een luisteraar, en zo iemand had hij nodig om zijn gedachten te ordenen. Wat hij zei, was niet voor mij bedoeld. Ik had gewoon geluk dat ik erbij was toen hij het zei.” Ietwat overbodig vraag ik Manguel of hij denkt beïnvloed te zijn door Borges. “Natuurlijk. Je kunt niet in de nabijheid van Borges leven zonder door hem beïnvloed te worden. De hele Spaanstalige literatuur van deze eeuw is door hem beïnvloed. Hij vernieuwde de taal. En op een grotere schaal heeft hij zijn stempel gedrukt op de hele wereldliteratuur, zelfs op schrijvers die zich helemaal niet verwant voelen met hem. Zijn opmerkingen gaan immers verder dan zijn persoonlijkheid. Het idee dat iedere schrijver zijn voorlopers creëert bijvoorbeeld, wat betekent dat iedere schrijver zich op een aantal andere schrijvers baseert die anders nooit bij elkaar gebracht zouden worden, is van hem, en ook het besef dat iedere lezer een tekst anders ziet, in een andere tijd en tegen een andere achtergrond. Zo vond Pepys, Shakespeare een bar slecht auteur nadat hij een van zijn toneelstukken had gezien. Wij daarentegen vinden Hamlet een meesterwerk omdat het stuk via generaties Hamletinterpretaties tot ons gekomen is. Wij kunnen zaken in het stuk zien die Pepys onmogelijk kon zien, omwille van zijn tijd.”

HET LOT VAN ULYSSES

Wat Alberto Manguel speciaal maakt, is het boek dat hij onlangs geschreven heeft: een geschiedenis van het lezen, iets wat voor hem nog nooit iemand had gedaan. “Dat was inderdaad opmerkelijk. Wanneer je er immers ook maar een beetje over nadenkt, zie je meteen dat de persoon met de meeste macht in de literatuur niet de schrijver maar wel de lezer is. Eens het boek klaar, is de functie van de schrijver ten einde. Dan verdwijnt hij van de scène en komt de lezer op, en het is hij die de toekomst van het boek zal bepalen. Wij hebben meer invloed op het lot van Ulysses dan Joyce ooit gehad heeft. In zekere zin kan je dit vergelijken met de geboorte van een kind. Eens op de wereld maakt het zich los van zijn ouders en is het overgeleverd aan de andere mensen. Vandaar dat een geschiedenis van het lezen altijd onvolledig moet blijven en dé geschiedenis van het lezen niet bestaat. De geschiedenis van het schrijven is eindig, want ook al kan niemand de hele boekenproductie overzien, het aantal gepubliceerde boeken is te bepalen. De lezingen van die boeken daarentegen zijn oneindig. Er zal altijd een nieuwe interpretatie zijn. Vandaar dat je maar één Hamlet hebt, maar bibliotheken vol Hamletinterpretaties.”

Waarom leest u zelf?

Alberto Manguel: Genot is het drijvende beginsel achter mijn leven, en dus ook achter mijn lezen. Ik ben het op dit punt met Borges eens die zei dat we de morele plicht hebben geluk voort te brengen. Dat zou ons doel moeten zijn. Ik bedoel hier geen egoïstisch genot, maar zich gelukkig voelen binnen de mensheid. Boeken zijn knappe instrumenten om dit geluk te bereiken. Ze brengen ons in contact met de kennis van honderden generaties van over heel de wereld. Er is niets dat ermee te vergelijken is waar het de gemeenschap vormende eigenschappen ervan betreft. Om kunst te begrijpen, heb je een culturele context nodig. Gregoriaanse gezangen, Tibetaanse melodieën of hedendaagse elektronische muziek, je hebt een culturele achtergrond nodig om ervan te kunnen genieten. Voor een Indische vriend van mij klinken Bach en Beethoven bijvoorbeeld net hetzelfde. Voor hem is het allemaal Westerse muziek. Om een tekst te lezen, volsta je met de kennis van de taal waarin die tekst geschreven is. Literatuur is veel kosmopolitischer omdat wij uit woorden gemaakt zijn. We kunnen niet denken zonder woorden. En omdat ook boeken van woorden gemaakt zijn, is lezen te vergelijken met communicatie tussen twee verwante wezens.

Lezen is dus een vorm van creatie?

Manguel: Het is een constante creatie. Het creëert de wereld. We leren wat wij en de wereld zijn door woorden en boeken geven ons de woorden die al door anderen van betekenis voorzien zijn, los van de tijd. In onze dagelijkse ervaring heeft de tijd een rechtlijnig verloop. We ervaren de toekomst niet in het heden, maar dit heden voelen we wel als een constante herwerking van het verleden. We zijn wat we waren. Tijdens het lezen daarentegen kunnen we iets meemaken dat nog moet gebeuren. We kunnen de dood ontmoeten zonder te sterven. We kunnen voelen wat liefde en verdriet zijn. Natuurlijk zal deze literaire ervaring soms botsen met de reële. Een erotische passage in een boek is immers niet hetzelfde als het ervaren van erotiek. Desondanks vind ik dat het onnoembare toch een literaire structuur aangemeten kan krijgen waardoor het met woorden verduidelijkt kan worden. Ik heb medelijden met mensen die het lezen afwijzen. Hun ervaring van de wereld is er een stuk armer door. Een leven zonder boeken is een arm leven.

Zoals Flaubert zei: “Lees teneinde te leven”?

Manguel: Dat is inderdaad wat hij bedoelde. Een bon-vivant als Flaubert kan nooit bedoeld hebben dat we het leven moeten vervangen door boeken, maar wel dat we er ons leven mee moeten verrijken.

Veel mensen zouden nochtans zeggen dat lezen een heel solitaire bezigheid is die je leven juist armer maakt. Wanneer je leest, sluit je je toch in zekere zin af van de werkelijkheid?

Manguel: Dat is inderdaad de sociale perceptie van de lezer en de reden waarom sommige lezers zich verbannen voelen. Een van de leukste reacties op mijn boek, een die ik trouwens overal ter wereld krijg, is dat mensen gelijkgestemde zielen ontdekken: “O, jij leest ook”, en soms brengt deze vaststelling verlichting, zoals bij de Anonieme Alcoholisten. Ik denk dat het asociale van het lezen gebaseerd is op een foute zienswijze. Wanneer je leest, ben je helemaal niet alleen. Je bent te gast bij Shakespeare, Dickens of Agatha Christie, en dat is toch geen slecht gezelschap. Maar je bent ook bij generaties lezers die voor jou gekomen zijn. En uiteindelijk ben je niet alleen omdat je over een goed boek zal vertellen tegen anderen, en je hen zal aanzetten het ook te lezen. Je leert er andere mensen door kennen.

En toch zouden sommigen zeggen dat het een tweedehands leven is.

Manguel: Natuurlijk, want mensen die niet weten wat het is, staren zich blind op het statische uiterlijk van het lezen. Het is zoals iemand die nog nooit gevrijd heeft en ook niet weet wat dat is. Wanneer die twee lichamen samen ziet, denkt hij waarschijnlijk ook: wat een oncomfortabele positie. Alleen door het te doen, weet je wat je eraan hebt. Vandaar dat al die dure overheidscampagnes om mensen aan te zetten tot lezen niets uithalen. Je kunt toch ook niet iemand verplichten verliefd te worden? Dat lukt niet.

Zou men alle boeken samen het collectieve geheugen van de mensheid kunnen noemen?

Manguel: Er zijn twee samenlevingen: die van het gesproken en die van het geschreven woord. In beide verzamelen we verhalen om de wereld betekenis te geven. In de orale samenleving is er geen vooruitgang omdat de verhalen van generatie op generatie doorgegeven worden zonder dat er iets aan toegevoegd wordt. In de geschreven samenleving vindt er daarentegen een verrijking plaats. Iedere generatie voegt iets van zichzelf toe aan het gelezen boek.

Alle boeken samen vormen ook een traditie. Valt daaraan te ontsnappen? Kunnen we uit die literaire traditie stappen?

Manguel: De uitdaging om met het verleden te breken, is altijd verleidelijk geweest. De wonderbaarlijke paradox hierbij is dat degenen die met het verleden willen breken juist degenen zijn die de continuïteit met de traditie verzekeren. Kijk naar Picasso, Joyce of Schönberg, zij wilden vernieuwen, maar in feite continueren zij gewoon. Picasso is ondenkbaar zonder de klassieke Griekse en de Afrikaanse beeldende kunst. Joyce is niets zonder de bijbel, Shakespeare en Dickens. En waar zou Schönberg staan zonder Bach? Breken met het verleden is in feite het verleden vernieuwen: de geërfde rijkdom investeren in iets nieuws. Op een Nexus-conferentie over kosmopolitisme waar ik onlangs was, hoorde ik een Amerikaans wetenschapper iets heel doms zeggen. Omdat de wetenschap gedurende de twintigste eeuw zo geëvolueerd is, stelde hij, is haar methode anders dan die van de vorige eeuw. Volgens hem is het dan ook nutteloos nog iets uit de vorige eeuw te lezen. Zoiets zeggen, is van zulk een immense onwetendheid wat betreft mens-zijn, dat er in feite geen woorden voor zijn. Het is zoiets als het creationisme. Wat hij in feite zei, was dat we als het ware geboren worden in deze nieuwe wetenschappelijke methode en dat we daarmee genoeg weten. Hoe deze methode er gekomen is en wat haar geschiedenis is, is niet relevant. Hij zag niet in dat niets een onafhankelijk bestaan heeft. Het is ook verschrikkelijk arrogant te denken dat we de waarheid in pacht hebben en dat het verleden slechts uit praatjes bestaat. Dan spreek je in een vacuüm en geluid kan niet bestaan in een vacuüm.

Heeft het lezen een toekomst?

Manguel: Het boek is altijd een van de verschillende communicatiemiddelen geweest. Het is niet omdat men in de Middeleeuwen een paar keer per dag bad, dat er minder gelezen werd. Vandaag, met de nieuwe media, krijgen we soms de indruk dat deze media het boek willen verdringen. Maar dat is niets nieuws. Dat gebeurt met iedere nieuwe technologie. Toen de fotografie uitgevonden werd, dacht men ook dat zij de schilderkunst overbodig zou maken. Maar heeft ze dat ook werkelijk gedaan? Natuurlijk niet. Ik heb nu al met duizenden mensen gepraat over lezen en ik heb nog niemand ontmoet die een roman op een computerscherm gelezen heeft. Ik ken wel mensen die interactieve romans lezen, die woordenboeken of encyclopedieën raadplegen op Internet of die er de klassieke Griekse teksten consulteren, maar een boek lezen? Dat niet. En de reden daarvoor is simpel: het is gewoon onmogelijk. De tekst op een scherm trilt lichtjes en je houdt het lezen ervan gewoon niet vol. Volgens mij ziet de toekomst van het lezen eruit als haar verleden: rooskleurig.

Alberto Manguel, “Een geschiedenis van het lezen”, Ambo, Amsterdam, 416 blz., 1490 fr.

Marnix Verplancke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content