Marnix Verplancke

Haar debuutroman ‘Witte tanden’ was de literaire sensatie van 2000. Met de opvolger ‘De handtekeningen-man’ bewijst Zadie Smith dat zij geen literaire eendagsvlieg is.

‘De handtekeningenman’, Zadie Smith, Prometheus, Amsterdam, 288 blz., euro 19,95.

Ieder jaar, zo lijkt het, duikt er wel weer een Engelstalige literaire sensatie op. Vorig jaar was dat Jonathan Safran Foer die met zijn Alles is verlicht – en ook wel een beetje met de jeugdige leeftijd waarop hij het geschreven had – de wereld versteld deed staan. 2001 was onweerlegbaar het jaar van Jonathan Franzens De correcties en nog een jaartje terug in de tijd moest je gewoonweg Zadie Smiths Witte tanden gelezen hebben om in bepaalde kringen serieus genomen te worden. Het waren stuk voor stuk impressionante romans, zo zal ook de bitterste zuurpruim bekennen – maar hij zal er meteen aan toevoegen dat je de ware schrijver pas leert kennen aan het boek dat op het wereldsucces volgt. Kan hij of zij het nog eens, dat is de vraag, of was het niet meer dan een toevalstreffer. Foer en Franzen zijn nog naarstig aan het werk, dus daar kunnen we nog niet veel over zeggen. Smith daarentegen heeft een opvolger klaar voor haar bestseller, De handtekeningenman, en hoezeer dit nieuwe boek ook verschilt van zijn voorganger, een ding doet het zeker: het talent van zijn auteur bevestigen – en daarmee ook het ongelijk van de zuurpruimen.

Witte tanden was een satirisch epos over de manier waarop drie Londense families gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw met elkaar in contact kwamen en op elkaar reageerden. De blanke Archie Jones en de Aziatische Samad Iqbal leren elkaar kennen in een Britse tank in Roemenië, op het einde van de Tweede Wereldoorlog. Eens terug thuis zetten ze hun vriendschap verder in dagelijkse ontmoetingen in de lokale pub. Archie trouwt met de zwarte Clara, Samad met de hem volgens de traditie beloofde Alsana. Hun kinderen groeien samen op en komen via school in contact met de blanke Chalfens. Moeder schrijft tuinboeken en vader is een van de leidende figuren in de wereld van de genetische manipulatie. Wat hen echter onvergetelijk maakt, is hun karikaturaal-progressieve instelling. Dreigen de Jones’ of de Iqbals van de tweede generatie op een verkeerd spoor te raken, dan zullen ma en pa Chalfen ze met hun ‘sociale manipulatie’ wel even redden. Witte tanden was een roman over de multiculturele samenleving, over de hedendaagse grootstad, met zijn ethisch en religieus fundamentalisme, met zijn clichés en stereotypen, maar vooral ook met zijn verrassende gebeurtenissen en wereldwijsheid, en dit beschreven met veel humor en liefde.

De handtekeningenman is tegelijkertijd breder en smaller van opzet. Breder omdat Smith het in dit boek niet heeft over hedendaagse culturele gebruiken, maar daarentegen focust op de waarde van riten en symbolen in het algemeen. Smaller omdat hier geen families gevolgd worden over een paar generaties heen, maar wel vier jonge mannen over een tijdspanne die niet meer dan een week bedraagt. De centrale figuur is Alex-Li Tandem, half Chinees en half joods, zevenentwintig en de handtekeningenman uit de titel. Hij verzamelt handtekeningen van beroemdheden, keurt ze op hun echtheid en verhandelt ze. Eerder een natte jongensdroom dan een volwassen professie en Smith beschrijft hem dan ook als volgt: ‘Hij nam aan dat hij emotioneel niet ontwikkeld was, net als de meeste westerse kinderen. Hij ontkende de dood waarschijnlijk. Hij stond argwanend tegenover opheldering. En bovenal wilde hij vermaakt worden.’ Samen met zijn zwarte, eveneens joodse vriend Adam droomt hij weg in drugs, waarna hij zijn glimmend rode MG in de prak rijdt en zijn vriendin Esther – Adams zus nota bene – een spreekwoordelijke beroerte bezorgt. Omdat hij van zijn hobby zijn beroep heeft gemaakt, gooit hij zich in zijn vrije tijd op het schrijven van een boek: Jodendom en goj-zijn, een vervolg op Max Brods Paganism, Christianity, Jewry, maar dan met een grote schatplichtigheid aan de komiek Lenny Bruce.

DE ULTIEME HANDTEKENING

Ook al loopt Alex de hele roman in de kijker, toch is hij niet de figuur waar alles om draait. Die is immers afwezig en duikt alleen in de proloog en de epiloog op: Li-Jin, de vader van Alex, een dokter die constant denkt te zullen sterven en dat ook doet wanneer zijn zoon nog maar twaalf is. Wanneer hij Alex en zijn vrienden Adam en Mark naar een worstelwedstrijd in de Albert Hall brengt, valt hij opeens dood neer. Maar voor dit gebeurt, heeft het enthousiaste viertal kennisgemaakt met de miezerige, ietwat wereldvreemde Joseph Klein, leeftijdgenoot van Alex, en zijn in handtassen handelende vader. Joseph blijkt slechts één passie te hebben: de filiografie, ofwel de liefde voor de handtekening, en als die jongen later in de verzekeringen gaat, zal zijn obsessie overgaan op zijn nieuwe vriend.

Het centrale deel van het boek is een beschrijving van Alex’ jacht op de ultieme handtekening, die van de inmiddels in de vergetelheid geraakte Amerikaanse actrice Kitty Alexander. Alex vliegt zelfs naar New York om de vrouw in levende lijve te ontmoeten, merkt daar dat ze door de voorzitter van haar fanclub psychisch gegijzeld wordt, neemt de vrouw mee naar Londen en zal haar uiteindelijk ook nog eens een flinke duit rijker maken. Maar hoe sterk dit verhaal bij momenten ook is, en hoe gevat en grappig Smith het beschrijft, wat echt van belang is, gebeurt onderhuids, binnen in het hoofd van Alex: de verwerking van de dood van zijn vader. Vijftien jaar lang heeft hij die dood ontweken, maar hij beseft dat hij dat niet kan blijven doen. Het wordt tijd om over te gaan tot een ritueel afscheid, het zeggen van een Kaddish, een gesprek tussen de jood en en zijn god, of ook wel tussen de zoon en zijn afwezige vader, waarbij de eerste de zielenrust van de tweede teweegbrengt. Ook al is Alex iemand die eerder waarde hecht aan de taal van het lichaam dan aan die van het symbool, in de epiloog zal hij moeten toegeven dat riten, zelfs al geloof je er niet langer in, toch een heilzame werking kunnen hebben.

Cruciaal daarbij is Alex’ ontwaken uit zijn handtekeningendroom. Anderhalf decennium lang heeft hij Kitty Alexander wekelijks geschreven, zonder dat zijn gebed ooit verhoord werd. Zijn godin schreef nooit terug en stuurde ook nooit de gevraagde handtekening op. Als een tiener hing Alex zijn persoonlijkheid op aan de kapstok van deze beroemdheid. Zoals iedere fan had hij Kitty gereduceerd tot een eendimensionaal wezen met maar één functie: de mogelijkheid tot realiteitsvlucht openzetten. Wanneer Alex in New York met de menselijkheid van Kitty geconfronteerd wordt, gaat hij zijn eigen persoonlijkheid ontdekken, en die blijkt niet zo fraai te zijn. Want wat doet een handtekeningenman anders dan zijn god reduceren tot het financieel gewin dat die hem kan opleveren?

DUBBELE BAND

Zadie Smith onderzoekt in haar roman vooral de dubbele band die tussen beroemdheid en fan bestaat. Enerzijds is een fan natuurlijk flatterend voor de beroemdheid, maar het is ook iemand waar je je onophoudelijk voor moet verbergen en tegen wie je je moet beschermen. En dezelfde dubbelzinnigheid geldt voor de fan zelf. Die voelt zich verheven in de slipstream van zijn aanbeden object, maar terzelfder tijd weet hij ook dat hij nooit op eenzelfde hoogte zal komen. Zijn liefde is dus nooit volledig en geeft daardoor ook nooit voldoening: ‘Groupies haten musici. Filmkijkers haten filmsterren. Handtekeningenmannen haten beroemdheden. We houden van onze goden. Maar we houden niet van onze onderworpenheid.’ Pas wanneer Alex komaf maakt met zijn zelfhaat zal hij een volwassen mens worden.

Voor wie dit allemaal nogal zwaar in de oren klinkt, is er natuurlijk Zadie Smiths lichte, maar ook scherpe en nimmer falende schrijfstijl. Want deze roman is vooral één grote grap. Er wordt constant verwezen naar religieuze gebruiken en riten, maar door die fel te laten contrasteren met de ‘internationale gebaren’ van onze alledaagse lichaamstaal, zoals de schouders ophalen omdat je iets niet weet of de armen licht omhoog heffen uit wanhoop, wordt ook de relativiteit van deze gebruiken benadrukt. Neem me vooral niet serieus, lijkt dit boek uit te schreeuwen, en gelukkig maar. Een van de knappe running gags die door deze roman lopen, is bijvoorbeeld rabbi Rubinfine – vriend Mark van in de proloog die door zijn vader de religieuze hoek is ingedreven – die met twee andere rabbi’s veel te grote meubels in een auto aan het laden is en daarbij een bijzonder bijbels taaltje hanteert. Wanneer Alex passeert, blijken zij niet ongevoelig voor het sterrendom. Voor een handtekening van Harrison Ford of Bette Davis gaan ook zij door de knieën. En dat is wellicht niet toevallig. Zo laat Smith niet na te wijzen op een paar overeenkomsten tussen de joodse kabbala en de hedendaagse filmsterrencultus. Net zoals de joodse god onvolledig is en hij de mens nodig heeft om door diens aanbidding zijn volle glorie te bereiken, zo ook wordt een diva slechts een diva door de aanbidding van haar fans. De psychische noden waaraan godsdiensten voldoen, verdwijnen dus niet, ze worden alleen anders ingevuld.

Marnix Verplancke

De liefde van de fan is nooit volledig en geeft ook nooit voldoening.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content