Volgens het crisiscentrum van Binnenlandse Zaken zou het nog weken kunnen duren voor de kapers van de Belgische Pompei hun eisen stellen. Ondertussen komt de internationale samenwerking tegen piraterij maar niet van de grond.

Vorige zaterdag in de vroege ochtend viel op 150 kilometer ten noorden van de Seychellen het Belgische schip Pompei in handen van piraten. De steenstorter van baggerbedrijf Jan De Nul was op weg van Dubai naar de Zuid-Afrikaanse havenstad Durban. Na twee stille alarmsignalen liep er bij De Nul Group een e-mail binnen met de korte boodschap ‘ piracy’. Toen een Spaans NAVO-verkenningsvliegtuig de Pompei even later in het oog kreeg, zette het al koers naar Somalië, waar de kapers hoogstwaarschijnlijk vandaan komen.

Op het moment van de kaping waren er tien bemanningsleden aan boord: de Nederlandse kapitein, twee Belgen, vier Kroaten en drie Filipijnen. Behalve een zeer kort telefonisch contact op zaterdagochtend dat vroegtijdig werd afgebroken, is er niets meer vernomen van de Pompei. Het Belgische crisiscentrum van Binnenlandse Zaken beperkt de informatie voor de buitenwereld tot het absolute minimum.

Nog diezelfde zaterdag werden op het Somalische vasteland twee medewerkers van Artsen Zonder Grenzen ontvoerd. De Vlaamse en Nederlandse dokter waren op weg naar de stad Hundur bij de grens met Ethiopië toen ze in hun wagen werden meegenomen. De regio wordt gecontroleerd door de radicaalislamitische militie Al-Shahaab. Diezelfde organisatie controleert ook een groot deel van de Somalische piraterij en heeft banden met het internationale terreurnetwerk Al-Qaeda.

Raketwerpers

Sinds begin dit jaar zijn er voor de kust van Somalië al tachtig schepen aangevallen. Op het moment dat de Pompei werd gekaapt, lagen er in de regio 19 boten vast, met in totaal meer dan 300 bemanningsleden. Over het algemeen worden ze heel goed behandeld. De kapers zijn uiterst professioneel en weten exact hoe ze de gijzeling moeten uitvoeren om een aanzienlijke som op te strijken voor de vrijlating. Dat er sinds de ochtend van de kaping niets meer gehoord is van de piraten, is volgens directeur-generaal van het Crisiscentrum Jaak Raes niet uitzonderlijk. ‘Meestal zoeken de kapers pas tussen de vijf en de dertig dagen na hun actie contact. Met een steenstorter zoals de Pompei kunnen ze niet veel aanvangen. Het is hen dus duidelijk om de bemanning en het losgeld te doen.’

Het professionalisme van de kapers betekent niet dat de bemanning geen gevaar loopt. Tijdens de bevrijding van het Franse zeilschip Le Tanit door de Franse marine eerder deze maand kwamen niet alleen twee gijzelnemers om het leven, maar ook een gijzelaar. Zolang er echter geen pogingen met geweld komen om de gijzelaars te bevrijden, lijkt de kans klein dat de piraten een of meer bemanningsleden zullen afmaken. Een dode matroos brengt niets op.

Dat de Pompei op ongeveer 700 kilometer ten oosten van het Afrikaanse vasteland werd overvallen, bewijst dat de actieradius van de Somalische piraten almaar groter wordt. De clans die de overvallen organiseren, beschikken over zogenaamde moederschepen vanwaar ze hun acties coördineren. Dat betekent dat zogoed als de helft van de Indische Oceaan tussen Afrika en India onveilig is. Maar voor de internationale zeehandel en voor baggerbedrijven als De Nul is de route van levensbelang. Rederijen proberen hun schepen zo goed en zo kwaad als mogelijk te beschermen.

Sommige bedrijven nemen gewapend veiligheidspersoneel aan boord. Maar volgens professor Eddy Somers van het Maritiem Instituut van de UGent is dat slechts een minderheid. ‘De meeste rederijen doen het niet omdat ze vrezen dat ze zich daardoor zouden blootstellen aan nog groter geweld. Piraten klauteren tegenwoordig niet meer aan boord met enkel een mes tussen hun tanden. Ze beschikken over raketwerpers en zware machinegeweren. De kans is dus groot dat je zelfs met gewapend veiligheidspersoneel aan het kortste eind trekt.’ De elektrische bedrading die rederijen aanbrengen om te vermijden dat piraten aan boord klimmen, biedt evenmin een waterdichte garantie. ‘Wie echt aan boord wil komen, doet dat toch’, zegt Somers.

Er zit dus niets anders op dan de schepen van buitenaf te beschermen. ‘Elk schip afzonderlijk door de risicozone loodsen, is onbegonnen werk. Bovendien zijn de rederijen ook niet altijd bereid om de voorgestelde corridors te volgen. Vaak lijden ze daardoor tijdverlies.’ Sinds deze winter liggen er voor de oostkust van Afrika twintig oorlogsschepen. Experts weten echter dat dat aantal voor een dergelijke actieradius totaal niet efficiënt is. ‘Honderd schepen laten patrouilleren is evenmin een oplossing’, aldus Somers. ‘De huidige aanwezigheid kost de NAVO-staten al enorm veel geld. Het moet ergens stoppen.’

Internationaal congres

Toen de VN-Veiligheidsraad begin december 2008 een uitzonderlijk en uitgebreid mandaat goedkeurde zodat de NAVO met oorlogsschepen kon optreden in de Somalische territoriale wateren, leek dat het beginsignaal voor een meer gecoördineerde actie tegen piraterij. Vier maanden later blijft daar nog maar weinig van over. Aan initiatieven is er nochtans geen gebrek. Na de dramatische ontknoping waarbij twee weken geleden een Amerikaanse kapitein op het nippertje kon worden gered, kondigde de Amerikaanse regering een vierpuntenplan af. De kaping van de Pompei was voor de European Dredging Association (EuDA) het signaal om te pleiten voor de versterking van Atalanta, het Europese militaire initiatief tegen piraterij. En zowel de Fransen als de Amerikanen riepen de voorbije maand op om zeker geen losgeld meer te betalen. Maar van enige concrete samenwerking over hoe het probleem kan worden aangepakt, is totnogtoe geen sprake.

‘Piraterij is geen recent fenomeen’, zegt professor Somers. ‘De internationale gemeenschap heeft die kapingen echter al te lang afgedaan als een fait divers. Gezien de ontzaglijke economische verliezen die ermee gepaard gaan, moet het probleem dringend serieus worden aangepakt.’ Somers verwijst naar die ene succesvolle samenwerking, in de fel geteisterde Straat van Malakka, waar Maleisië en Indonesië er samen in slaagden om het aantal kapingen spectaculair te laten dalen. ‘Maar ook dat is maar een kleine oppervlakte in vergelijking met de wereldocea-nen. Piraterij zal altijd een moeilijk te bekampen misdaad zijn.’

Misschien brengt een rapport van het Deense Instituut voor Militaire Studies (DIMS) wel soelaas. Het rapport wordt voorgesteld op de internationale conferentie over piraterij in Londen op 27 april. De basis van de oplossing ligt volgens de onderzoekers in een pan-Afrikaanse kustwacht voor de Hoorn van Afrika, waaraan niet alleen Somalië, maar alle landen in de rij van Saudi-Arabië tot Tanzania zouden deelnemen. Een dergelijke kustwacht zou volgens DIMS meer slagkracht moeten hebben dan de verdeelde internationale vloot die daar nu de dienst uitmaakt.

Enkele dagen voor het congres in Londen, op donderdag 23 april, gaat in Brussel nog een andere conferentie van start, georganiseerd door de Verenigde Naties. Ook daar verwachten de waarnemers veel van, omdat de bijeenkomst niet alleen gaat over de internationale hulpverlening aan Somalië, maar ook over hoe het verbrokkelde stuk land in de Hoorn van Afrika opnieuw een rechtsstaat kan worden. Zowel rederijen als politieke leiders hebben de afgelopen week benadrukt dat het probleem voor de Somalische kust alleen kan worden opgelost door de situatie op het vasteland aan te pakken. De piratenclans hebben van het machtsvacuüm de afgelopen twee decennia gebruikgemaakt om met de miljoenen losgeld die ze gekregen hebben grote gebieden van Somalië te controleren. Om de bevolking uit hun hand te laten eten, plannen ze altijd maar meer overvallen. Bij gebrek aan een gerechtsapparaat riskeren ze ook geen straffen. Afwachten of het VN-congres daartoe iets zal bijdragen.

DOOR HANNES CATTEBEKE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content