‘Geven kunnen ze al, nemen moeten ze nog leren’

REINOUT KEYMOLEN 'Als ik alle regeltjes had gevolgd, was deze winkel er nooit gekomen.' © FOTO'S LIES WILLAERT

Ze willen mensen ervan overtuigen dat we iets moeten doen aan onze verkwistende levensstijl. De initiatiefnemers van de geefwinkels en -pleinen hebben de wind in de zeilen, maar de mentaliteit van de Vlaming veranderen is niet zo makkelijk. Het blijft ook wennen: een winkel waar je alles gratis mag meenemen. Zelfs een barbecuestel van Helmut Lotti.

Winkels en pleinen waar je boeken en kleren gratis en voor niets mag meenemen, tuinen waar je zomaar groenten kunt oogsten en cafés waar onbezoldigde reparateurs je kapotte broodrooster of fiets maken. Overal in België worden dat soort initiatieven opgezet en zo goed als alle organisatoren hebben hetzelfde, nogal vage doel voor ogen: een mentaliteitsverandering teweegbrengen.

Inspiratie daarvoor halen ze vaak bij de internationale Transitiebeweging van de Britse activist en publicist Rob Hopkins. Ondertussen zijn er over het hele land transitiegroepen opgericht die, zoals de website van Transitie Bierbeek aangeeft, ‘streven naar een overgang van onze huidige verkwistende, vervuilende en energieverspillende manier van leven naar een andere levensstijl’. Voor sommigen betekent dat de fiets nemen in plaats van de auto of een dikke trui aantrekken en de verwarming een paar graden lager zetten, voor anderen zelf groenten kweken of alleen meubels van de Kringwinkel in huis halen. ‘Al die geefwinkels en -pleinen liggen in het verlengde daarvan’, zegt Myriam Wouters van Transitienetwerk Vlaanderen. ‘Het is een manier om contact te leggen met gewone mensen en om hen ervan te overtuigen dat er iets moet en kan veranderen. Makkelijk is dat niet, want we botsen vaak op weerstand en onbegrip. “We gaan de wereld toch niet veranderen door zelf onze ajuinen te kweken?” zeggen ze dan. Misschien niet, maar het is alvast een begin.’

Eind 2011 opende de eerste weggeefwinkel van België zijn deuren in Leuven, en ondertussen zijn er in Vlaanderen al zo’n dertien. Geefpleinen, die werden bedacht door de Antwerpse Patsy Van der Parre en schrijver Jeroen Olyslaegers, zijn een recenter fenomeen. ‘Zo’n twee jaar geleden was ik op Facebook met Jeroens vrouw aan het chatten. Allebei ergerden we ons mateloos aan de armoede in de stad’, zegt Patsy Van der Parre. ‘Samen met mensen van Occupy Antwerp zijn we dan in eerste instantie soep gaan uitdelen op de Groenplaats. Toen sympathisanten ook ander eten begonnen mee te brengen, stonden we daar op den duur elke week met drie lange tafels vol lekkere dingen. Nadat we naar het Astridplein waren verhuisd, begon het stadsbestuur moeilijk te doen. Dus stopten we met onze wekelijkse geeftafel en begonnen we in plaats daarvan geefpleinen te organiseren.’ Aanvankelijk richtten Van der Parre en haar medestanders zich vooral op armen en daklozen, maar gaandeweg werden ze ambitieuzer. Nu willen ze iederéén proberen te bereiken. Hun geefpleinconcept krijgt ook overal navolging: van Kortrijk tot Olmen, Gent en Sint-Niklaas. ‘De microbe is blijkbaar een virus geworden’, lacht Van der Parre. ‘Al blijven er nog altijd heel veel mensen over die moeten worden besmet.’

Asse, een zaterdagnamiddag om halfdrie. De jaarlijkse kermis staat op het Gemeenteplein. Een paar jongeren uit de buurt zoeken luid lachend naar de grijpkraantjes. Dan stopt een blauwe bestelwagen midden op straat, vlak voor een onverlichte winkel. Voor de deur liggen slordig gestapelde kartonnen dozen, aan het bespatte raam hangt een handgeschreven A4-velletje: ‘Open elke eerste en derde zaterdag van de maand van 14 tot 17 uur.’ In de etalage staan bierglazen met merknamen op, verdwaalde eetborden, een poppenbuggy en zelfs een ongeopend doosje brandwondepleisters.

Reinout Keymolen, een veertiger in bruine slobbertrui, stapt uit de bestelwagen en zet de deuren van de laadruimte wijd open. ‘Kun je me even helpen?’ vraagt hij aan een lange man die net de winkel uitkomt. Samen sjouwen ze een loodzwaar gasfornuis de kleine winkelruimte binnen. ‘Die mochten ze ook wel eens afgewassen hebben’, moppert een van de winkeljuffrouwen terwijl ze een vochtig vod bovenhaalt.

Reinout Keymolen glimlacht. Hij is het die in september vorig jaar deze weggeefwinkel oprichtte. ‘Ik heb de mosterd in Leuven gehaald’, zegt hij. ‘Daar zag ik dat een plek waar mensen oude spullen mogen achterlaten én gratis meenemen echt kan werken. Dat wou ik hier ook proberen.’ Dus ging hij op zoek naar een bruikbare locatie. Z’n oog viel al snel op een pand aan het Gemeenteplein waar ooit een Unicfiliaal zat. Het was onteigend en zou aanvankelijk gesloopt worden voor een bouwproject, maar die plannen zijn ondertussen weer opgeborgen. ‘Eigenlijk hebben we dit gebouw gekraakt, maar tegenwoordig worden we wel door het gemeentebestuur gedoogd’, zegt Keymolen. ‘Als ik alle regeltjes had gevolgd, was deze winkel er nooit gekomen. Soms moet je gewoon beginnen. Als dan blijkt dat het een mooi project is en dat de mensen er positief op reageren, durft de overheid het toch niet meer stop te zetten.’

Een bejaarde vrouw in een dikke wollen mantel stapt de zaak binnen. In de ene hand klemt ze een rozerode paraplu, in de andere draagt ze een overvolle plastic tas. ‘Ik kom hier geregeld wat kleren brengen die me niet meer passen’, zegt ze. ‘Een mens wordt al wat zwaarder met de leeftijd. In het begin kwam het niet bij me op om ook iets mee naar huis te nemen. Dat vond ik iets voor arme mensen. Maar nu kijk ik toch altijd even of er geen kleren tussen zitten die ik kan gebruiken. Uiteindelijk heb ik toch ook maar een klein pensioentje.’ Geconcentreerd begint ze te graaien in de met stapels T-shirts, truien, rokken en broeken gevulde tafel, die in het midden van de ruimte is neergepoot. Verderop snuistert iemand in de geïmproviseerde boekenafdeling op zoek naar een kookboek dat nog kan dienen. Ernaast liggen dvd’s, video’s en zelfs cassettebandjes stof te vergaren tussen een oude boekentas en een verkleurde plastic ketting.

In de begindagen van de weggeefwinkel ging de deur nooit op slot, maar dat bleek al snel een slecht idee te zijn. Bezoekers gooiden de dingen waar ze vanaf wilden gewoon ergens neer en anderen doorzochten de kasten zo ongegeneerd dat het er al snel een enorme bende werd. ‘De waren moeten natuurlijk wel een beetje aantrekkelijk worden uitgestald’, legt Keymolen uit. ‘Anders neemt niemand iets mee en barst de boel hier op den duur uit zijn voegen.’ Dus proberen de vrijwilligers de ruimte zo veel mogelijk op een echte winkel te laten lijken. Niet eenvoudig in een muf en kil pand met alleen her en der een lichtpeertje.

Ondertussen komen twee vrouwen een kartonnen doos met wijn- en waterglazen afleveren. ‘We krijgen zeker genoeg binnen’, zegt Keymolen. ‘Veel moeilijker is het om mensen ervan te overtuigen dat het principe voor wat hoort wat hier niet geldt. Zelfs wie echt in armoede leeft, voelt zich haast verplicht om ook iets achter te laten. Uit eergevoel natuurlijk. Dat begrijp ik wel. Maar op die manier krijgen we soms onbruikbare spullen binnen. Blijkbaar moeten veel mensen nog leren dat dingen ook gewoon gratis kunnen zijn.’

Merksem, op een zondagnamiddag om tien voor drie. De lentezon heeft opvallend veel mensen hun huizen uitgejaagd en dus is het koppenlopen op het Kroonplein. Tien rode tentjes met het A-logo van de stad Antwerpen op staan over het plein verspreid. Een groepje percussionisten geeft het ritme aan terwijl bezoekers met volle tassen en caddies van stand naar stand schuifelen. De afdeling kinderkleding is erg in trek, maar ook de boeken en het speelgoed doen het goed. ‘Kies maar wat je wilt, het is toch allemaal voor niets’, moedigt een vrouw haar kleindochter aan. Het meisje aarzelt. ‘Van mama mag ik niet met rommel naar huis komen’, zegt ze nog. Tien minuten later rijdt ze weg met een enorme roze knuffelbeer achter op haar fietsje.

Hoewel het geefplein al bijna een uur bezig is, worden er nog altijd nieuwe oude spullen aangevoerd. Kristel Symons houdt heel goed in de gaten wat men zoal het plein op sleept. Wie met troep komt aanzetten, zoals een halflege fles bessenjenever of aangebroken poetsproducten, wordt wandelen gestuurd. ‘Dit is geen gratis containerpark’, zucht Symons. ‘Het is niet de bedoeling dat mensen hier hun afval dumpen, want wij willen achteraf niets moeten weggooien. Alles wat om vijf uur nog op het plein ligt, wordt door de Kringwinkel opgehaald.’

Samen met Bea Mertens kwam Kristel Symons nog niet zolang geleden op het idee om een geefplein te organiseren in Merksem. ‘We wonen allebei in de buurt, maar hebben elkaar pas leren kennen toen we in november vrijwilligerswerk deden op de geefmarkt in Park Spoor Noord’, vertelt Mertens. ‘Zo kwamen we op het idee om zoiets ook eens in Merksem te proberen. Al waren we er aanvankelijk niet gerust op: hier hangt toch een heel andere sfeer dan in ’t stad.‘ Ze lanceerden een oproep via Facebook, kregen een boel reacties van mensen die wilden meedoen en richtten dan maar meteen Transitie Merksem op.

Alle vrijwilligers blijken zo’n beetje hun eigen dada te hebben: de ene beschildert kindergezichtjes, de ander bedient in het geefrestaurant of staat aan het geïmproviseerde onthaal. Nog bonter zijn de bezoekers die tussen de spullen neuzen: bobo’s op zoek naar een vergeten seventieslamp, medewerkers van plaatselijke hulporganisaties die beddengoed meezeulen, moeders die babykleren monsteren en ook gewoon nieuwsgierige Merksemnaren die vooral komen buurten. ‘Zelfs Helmut Lotti is daarnet een mooie barbecue komen afgeven’, zegt iemand. ‘Maar zodra de camera’s hem in de gaten kregen, ging hij ervandoor.’

‘Missie nu al geslaagd’, lacht Kristel Symons. ‘We doen dit niet zomaar, hè. We willen helpen om de mentaliteit van de mensen te veranderen zodat ze minder zouden verspillen.’ Maar dan zullen de mensen eerst wel moeten leren dat er niets mis mee is om dingen mee te nemen zonder ervoor te betalen of iets in ruil te geven. Want ook in Merksem is dat niet altijd evident. ‘Pak maar mee, madammeke,’t is voor niets’, roept een vrijwilligster. De vrouw voor wie de aanvuring bedoeld is, maakt zich snel uit de voeten. ‘Geven kunnen ze al, maar met nemen moeten ze nog een beetje oefenen’, lacht Bea Mertens terwijl ze nog maar eens een passant op het hart drukt dat alles, werkelijk alles gratis is.

Antwerpen, op een zondag rond halfvijf. De felgekleurde baldakijnen van de geefkast op het Damplein wiegen mee met de wind. ‘Geven en nemen. Hoe zou de wereld er dan uitzien?’ vraagt een bordje tegen de wand van de kast. Op de planken liggen hoopjes kleren, wat speelgoed, dvd’s ook. Een man zit op zijn knieën bij de goed gevulde boekenplank, kiest er na lang beraad een gebonden Agatha Christie uit en wandelt lezend weg.

‘Mama! Nemen we iets mee?’ roepen twee kinderen uitgelaten. Hun ogen schieten over de spullen op de roze, oranje en groene planken. ‘We hebben hier al vaak iets achtergelaten’, legt Lidwien Morreel uit. ‘Mijn oude studieboeken, bijvoorbeeld, maar ook de babyboekjes van de kinderen. Ik vind het altijd leuk als ik de volgende keer zie dat ze zijn meegenomen, dat iemand anders er blij mee is.’ Zelf neemt ze ook wel eens iets uit de kast mee naar huis, zoals kinderboeken of strandspeelgoed.

De geefkast ziet er dan ook uitnodigend uit. ‘Daar waak ik echt over’, zegt geestelijke moeder Patsy Van der Parre. ‘Het volstaat niet om gratis spullen in de kast te gooien. Nee, het moet er ook aantrekkelijk uitzien. Uit een krot van een kast zou niemand iets mee willen nemen en dan zou het risico op vandalisme ook veel groter zijn. Als je een gewone winkel opstart, moet je toch ook moeite doen om die te doen draaien? Wel, dat geldt ook voor een geefkast. Daarom heb ik een echt businessplan opgesteld voor ik ermee begon.’

Dat de kast soms een grote puinhoop is, vindt ze niet echt erg. ‘Tijdens de soldenis dat in een gewone winkel niet anders’, lacht ze. ‘Daar laat ik me echt niet door uit mijn lood slaan. Ook niet als ik in de geefkast een zakje met vuile luiers vind, want die zouden anders gewoon op straat zijn terechtgekomen. Positief blijven is de boodschap.’

In elk geval wordt de Antwerpse geefkast heel goed bevoorraad: de planken zijn haast altijd allemaal gevuld. ‘We willen mensen dan ook leren om bezittingen los te laten’, zegt Van der Parre. ‘Op het eerste gezicht lijkt dat gemakkelijk maar écht loslaten, betekent dat je er ook niet moeilijk over doet als iemand hier zijn bestelwagen vol spullen komt laden en die dan gaat verkopen.’ Toch blijft meenemen het moeilijkst. Al is de drempel bij een kast blijkbaar lager dan in geefwinkels of op geefpleinen. ‘Zo’n kast is dag en nacht open en meestal ook onbeheerd’, bedenkt Patsy Van der Parre. ‘Niemand die het ziet als je er iets uitneemt. Wellicht laten veel mensen zich daardoor makkelijker over de streep trekken. Langzaam maar zeker voeden we op die manier meer en meer mensen op.’

DOOR ANN PEUTEMAN, FOTO’S LIES WILLAERT

‘Voor we met de geefkast begonnen, heb ik een businessplan opgesteld.’

‘Dit is geen containerpark. Mensen mogen hun afval hier niet komen dumpen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content