Gedetineerden zijn meer dan alleen gevan- genen : in de cel houdt de ouder in hen niet op te bestaan. En wat met hun kinderen ?

Het voorbije half jaar is de agressie zo groot dat ik nauwelijks durf te vertellen dat ik in een gevangenis werk,? zegt een van de vormingswerkers van het Antwerpse arresthuis. ?Van zo gauw je iets te maken hebt met justitie, ben je bijna zelf een misdadiger.?

Justitie en alles wat ermee samenhangt is sinds midden vorig jaar geen dag uit het nieuws. Daarbij blijkt nogal wat behoefte aan informatie te bestaan. Zo organiseren advocaten bijeenkomsten om verontruste scholieren en studenten te informeren over de werking van het Belgisch gerecht. Ook de Koning Boudewijnstichting doet een duit in het zakje en geeft een brochure uit : ?Als je ouder in de gevangenis zit…?

Kinderen van gedetineerden zijn een pas onlangs ontdekte groep. Een grote groep : in België zijn er ieder moment vijfduizend kinderen van wie minstens een van de ouders in de gevangenis zit. Door het komen en gaan van gevangenen hebben jaarlijks zestienduizend kinderen met het fenomeen te maken ; dat is één procent van de Belgische bevolking die jonger is dan vijftien jaar. De helft van hen is nog geen zes jaar. Logisch, aangezien de gemiddelde leeftijd van de gevangenispopulatie tussen twintig en dertig jaar schommelt.

De Koning Boudewijnstichting lanceerde een oproep tot solidariteit met de kinderen van gevangenen, en vroeg strafinrichtingen om concrete voorstellen die het contact tussen gedetineerde ouders en hun kinderen kunnen verbeteren, want daar gaat heel wat fout. Momenteel lopen er twaalf van zulke projecten, waarvan vijf in Vlaamse strafinrichtingen. Eén daarvan in het arresthuis van Antwerpen.

?Wij willen iets doen met onze jarenlange ervaring en contacten met gevangen genomen vaders en moeders,? zegt Annemie Dermaut-Clyncke, coördinatrice van het Justitieel Welzijnswerk Antwerpen. ?Gedetineerde ouders hebben een sterke behoefte om te praten over hun kinderen. Ze zitten met zoveel vragen en twijfels, voelen zich onzeker en maken zich zorgen om hen. Met het geld dat de Koning Boudewijnstichting ons ter beschikking stelt, betalen wij de bijscholing van onze hulpverleners dat is ons team samen met de sociale dienst van de gevangenis. Een deskundige schoolt het Welzijnsteam bij : iemand die vertrouwd is met de ontwikkeling, de leefwereld en de behoeften van het kind, iemand die ervaring heeft met het begeleiden van ouders en kinderen, en die inzicht heeft in situaties waarin kinderen van hun ouders gescheiden worden.?

Waar komt die aandacht voor kinderen plotseling vandaan ?

ANNEMIE DERMAUT-CLYNCKE : Als justitieel welzijnswerk komen wij vaak in de gevangenis, maar dat blijft een wereld van volwassenen. Kinderen bevinden zich aan de rand omdat andere zaken dringender zijn, en zowel ons als de gedetineerde ouders in beslag nemen. Ouders zijn ook geneigd hun kinderen buiten de problemen te houden, hen er niet mee te belasten. Wel is er de bezorgdheid : hoe ervaart een kind de scheiding van een ouder in hechtenis ? Hoe ervaart het een bezoek aan de gevangenis ? De problematiek is ons bekend. Het project van de Koning Boudewijnstichting dwingt ons om er meer aandacht aan te besteden en het stelt ons in staat er beter op in te spelen.

Is justitieel welzijnswerk afhankelijk van het ministerie van Justitie ?

DERMAUT : Dat is een eeuwig misverstand. Door die term lijkt het alsof wij deel uitmaken van dat ministerie, maar justitieel welzijnswerk is een hulpverlening onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap. Tot de federalisering in 1980 werd de reclasseringsdienst betaald door de Belgische staat, nu door de Vlaamse gemeenschap, meer bepaald de administratie van Gezin en Maatschappelijk Welzijn. Justitieel welzijnswerk is autonoom, hoewel we voortdurend contact hebben met Justitie, omdat we letterlijk en figuurlijk op hetzelfde terrein werken. Onze naam is verwarrend, ook voor de gevangenen. Justitie heeft zijn eigen sociale dienst in de gevangenis. Die is bezig met de gevangenis en de strafuitvoering zelf. Samen met die sociale dienst vormen wij het Welzijnsteam van de gevangenis.

Wij bekommeren ons vooral om de gevolgen en de complicaties van de gevangenschap. Bij ons kunnen gevangenen terecht met persoonlijke problemen en voor wat zich buiten de gevangenis afspeelt : als het bijvoorbeeld gaat om hun toekomst of hun familie. Opgeslotenen vragen zelf naar ons, of ze worden doorverwezen door de sociale dienst van de gevangenis, door onderzoeksrechters of advocaten. De familie van gedetineerden komt bij ons terecht via affiches in de wacht- of bezoekzaal, of via andere diensten. Net als advocaten bezoeken wij gevangenen tussen acht uur ’s morgens en negen ’s avonds.

Zijn ze blij met jullie ?

DERMAUT : Meestal wel, maar er zijn er altijd die zelf hun boontjes willen doppen. Maar omdat de gevangenis van Antwerpen een arresthuis is, zijn hier meer crisissituaties dan met gevangenen die al veroordeeld zijn. Na hun aanhouding en de ondervraging bij de politie of de onderzoeksrechter zijn wij vaak de eersten aan wie zij vragen kunnen stellen. De meesten zijn onverwacht opgepakt en vaak weten hun naastbestaanden nergens van. Zelf kunnen ze hen niet op de hoogte stellen. Sinds 1 juli ’96 is er een nieuw reglement dat bepaalt dat gevangenen de eerste vijf dagen niet mogen telefoneren. Vroeger mocht dat wel, maar dat is afgeschaft om het onderzoek niet te belemmeren. Men oordeelde dat er telefonisch nog te veel kon worden geregeld en weggemoffeld.

Zijn niet veel gearresteerden onschuldig ?

DERMAUT : Sommige gevangenen houden hun onschuld vol, maar het is niet aan ons om de schuldvraag te stellen. Alle gevangenen zijn van hun vrijheid beroofd, met alle gevolgen van dien. Zonder de persoonlijke verantwoordelijkheid van de gedetineerde uit het oog te verliezen, trachten wij de schade daarvan te beperken, hebben wij aandacht voor de oorzaak van het misdrijf en werken we vooral toekomstgericht. Ik kan zo’n persoon niet herleiden tot een krantenbericht of tot feiten. Een gedetineerde is altijd meer dan een gevangene : de vader of moeder, de partner, houdt niet op te bestaan als je iemand opsluit. Wij hebben altijd te maken met een mens, die vaak zelf slachtoffer is geweest, zoals minstens de helft van incestplegers ook een incestslachtoffer was. Zo iemand heeft gespecialiseerde hulp nodig, en daarnaar verwijzen we hen door, te gepasten tijde.

Wat zijn de meest voorkomende vragen van gevangenen ?

DERMAUT : Die zijn zeer uiteenlopend. Gevangenen en hun gezin weten meestal niet hoe het gerecht werkt. Wij krijgen dus veel vragen over de strafprocedures, de soorten rechtbanken. Verder zijn er praktische zaken als sociale zekerheid, bestaansminimum, kinderbijslag, huisvesting, afbetaling van boetes, noem maar op. Daarnaast is er het psycho-sociale, en dat is vooral luisteren en mee oplossingen zoeken voor verslavingsproblemen, relationele en psychische zorgen, vereenzaming…

Om hoeveel gevangenen gaat het in Antwerpen. En hoe lang blijven gedetineerden hier in voorhechtenis ?

DERMAUT : Daarvan geven de statistieken een vertekend beeld. Gemiddeld een maand, maar in de realiteit is dat veeleer drie maanden. Een aantal gevangenen komt al vrij na een eerste raadskamer dat is na vijf dagen maar de meesten blijven langer. Er zijn ook transfers van de ene strafinrichting naar een andere. Soms verblijven ze enkele dagen in Antwerpen om in beroep te verschijnen, waarna ze opnieuw worden overgebracht naar de gevangenis waar ze hun straftijd uitzitten.

Gemiddeld bedraagt de gevangenisbevolking hier 350 mannen en een dertigtal vrouwen. Dat zijn er dubbel zoveel als de beschikbare plaatsen. Een algemene klacht : àlle gevangenissen zitten overvol, en dat heeft allerlei oorzaken. Van wat er fout loopt in de samenleving, is de gevangenis een weerspiegeling. Als de maatschappij evolueert, verandert de populatie van de gevangenis mee. Sinds de dienstplicht wegviel, zijn er geen deserteurs meer, en vijftien jaar geleden waren er veel minder drugsdelicten dan nu. Enkele jaren geleden waren er hooguit twee of drie gevangenen uit de Oostbloklanden, nu is dat een hele groep. De laatste tijd worden opvallend veel mensen opgesloten wegens zedenfeiten. Sinds de zaak- Dutroux worden dergelijke misdrijven vaker aangeven en meer daders opgepakt. Men is ook veel voorzichtiger geworden met de voorwaardelijke invrijheidstelling. Alles wat zich in de maatschappij afspeelt, heeft hier zijn weerslag. Bovendien is er een toenemende maatschappelijke druk om zwaarder dus langer te straffen. Soms krijgen betichten nu het dubbele voor hetzelfde delict als enkele jaren geleden.

Verblijven er ook kinderen in deze gevangenis ?

DERMAUT : In het Antwerpse arresthuis zijn nooit inwonende kinderen. Gearresteerde vrouwen met baby’s of zwangere vrouwen worden meteen overgebracht naar Brugge. Daar bestaat een aparte vleugel voor hen. In Brugge gaan jaarlijks een tiental baby’s mee de cel in, tot ze twee jaar oud zijn. Bij ons komen kinderen enkel op bezoek bij hun gedetineerde vader of moeder.

België heeft in totaal iets meer dan achtduizend gevangenen. Ongeveer negentig procent van hen zijn mannen.

DERMAUT : In verhouding zijn er veel minder vrouwen, maar ze worden opgepakt voor ernstige misdrijven : moord, zware drugsproblematiek, betrokkenheid in mensenhandel…

De gevolgen van opsluiting van de moeder zijn voor een kind doorgaans dramatischer dan de gevangenneming van de vader. Meer dan de helft van de kinderen wiens moeder in de gevangenis zit, verandert van woonplaats en de meesten van hen worden in een instelling geplaatst. Dat is zeer ingrijpend : ze worden uit hun vertrouwde omgeving weggehaald, bovenop alle andere problemen. Niet alleen de gevangenen worden gestraft, maar hun hele gezin met hen. Met de arrestatie en gevangenschap van een van de ouders zijn voor kinderen enkel negatieve ervaringen verbonden. Hun dagelijks leven is ontwricht, de overblijvende ouder heeft minder tijd en minder geld, en is vaak totaal van slag. Als een van je ouders achter de tralies belandt, heeft dat consequenties op school, de vriendjes en hun ouders gedragen zich anders, de buren ook.

Als het kind het al weet, heeft het een groot geheim te bewaren, want het moet verborgen blijven voor de buitenwereld. Het kind zijn van een gevangene is een stigma, een trauma. Men zegt wel eens dat kinderen van opgesloten ouders zich in zichzelf opsluiten. Zulke kinderen krijgen allerlei problemen. Ze plassen opnieuw in bed, voelen zich schuldig, geraken achterop op school, gedragen zich agressief en opstandig, of ze trekken zich helemaal in zichzelf terug. Ze raken in de knel omdat het beeld van de ouder aan diggelen gaat. Soms vinden kinderen het terecht dat hun ouders gestraft zijn, maar vaak zijn ze kwaad op de hele wereld, en missen ze papa of mama heel erg.

Opgesloten vaders zouden nog minder contact hebben met hun kinderen dan opgesloten moeders. De helft van die vaders ziet hun kroost nooit, tegen een derde van de moeders.

DERMAUT : Zelf geven ze daarvoor tal van oorzaken op : de rechter heeft het verboden, de gevangenis ligt te ver van huis, de bezoekuren vallen samen met de schooluren. Ook de achterblijvende ouder speelt een grote rol. Als die beslist om de gevangene niet op te zoeken, geldt dat meestal meteen ook voor de kinderen. Soms wil een kind wel contact, maar mag het niet van de andere ouder en daar kan de persoon in de cel niets aan veranderen.

Veel gedetineerden zeggen dat ze hun kinderen liever niet op bezoek krijgen, omdat ze vinden dat een gevangenis geen plaats is voor een kind. En dat is ook zo. Er zijn tralies, gesloten deuren, kille ruimtes, bewakers in uniform. Het bezoek vindt plaats onder het oog van die bewakers, want achter de gevangenismuren is iedereen verdacht. Alles is er verboden tenzij wat uitdrukkelijk is toegelaten. Het omgekeerde van de maatschappij : daar mag alles, tenzij het uitdrukkelijk verboden is.

Om de harde waarheid te verdoezelen en om het kind het beeld te besparen van vader of moeder in de gevangenis, zeggen ze dat ze in het buitenland werken of in het ziekenhuis liggen. Kinderen geloven dat, maar als de waarheid aan het licht komt, voelt het kind zich bedrogen en verliest soms het vertrouwen in zijn ouders. Een van de veelgestelde vragen van gevangenen is : vertel ik het ? Hoe zeg ik het ? Wat vertel ik en wat verzwijg ik ? Het is een dilemma. Kinderen niet op de hoogte brengen van de hechtenis creëert spanningen, want ze voélen dat er iets aan de hand is. Een eerlijke uitleg maakt dat ze er beter mee kunnen omgaan, maar kunnen de ouders dat zelf wel aan ? Ze vragen zich ook af wat ze tijdens hun opsluiting kunnen betekenen voor hun kind, en hoe ze het contact best warm houden.

In de vrouwengevangenis van Berkendaal in Vorst mogen gedetineerden de eerste drie maanden alleen bezoek ontvangen in een kleine cel, waar ze van hun bezoekers gescheiden zijn door een glazen wand. In Berkendaal mogen moeders na twee weken met hun kinderen aan een tafel zitten in een zaaltje, anderhalf uur op woensdagmiddag. Hoe gaat dat in het arresthuis van Antwerpen ?

DERMAUT : Iedere gevangenis heeft eigen voorschriften en regels. In Antwerpen mogen moeders vanaf de eerste week met hun kinderen aan tafel in de bezoekkamer, vrijdag tussen zes en zeven. Voor mannen verloopt het bezoek aanvankelijk altijd achter glas, en dat is zeker niet aangenaam. De afstand is letterlijk en figuurlijk groter : er is geen mogelijkheid om elkaar aan te raken, je moet luid praten. Na verloop van tijd hebben gevangenen de keuze mannen na twee maanden, vrouwen na een maand. Krijgen ze liever dagelijks bezoek achter glas, of verkiezen ze twee keer per week in de bezoekzaal ? Maar ook in het laatste geval verloopt het contact veeleer verbaal dan speels, en blijft er het toeziend oog van de bewaking in een beperkte ruimte die leeg en hol klinkt. Toch is het een positief gegeven omdat het, hoe dan ook, de zachtere kant van een gevangene aanspreekt. Er zijn al zoveel harde dingen in een gevangenis, en een goede relatie met hun kinderen stimuleert gevangenen vaak in een betere richting.

In Berkendaal heet de bezoekkamer al kindvriendelijk omdat er in een kille zaal een hoekje is met poppen en ander speelgoed. En de gevangenis van Lantin heeft voor haar acht- tot negenhonderd gevangenen op haar grondgebied een caravan voor kinderbezoek staan. De caravan is nog niet operationeel, maar Lantin streeft het Frans model na, waar kinderen geweerd worden uit de gevangenis.

DERMAUT : Ik zou niet weten waarom kinderbezoek niet kan in een aangepaste ruimte van de gevangenis zelf, maar daarmee is het hier in Antwerpen niet al te best gesteld. In Brugge zijn de bezoekruimten veel beter, in Gent ook, en in het Penitentiair Schoolcentrum Hoogstraten zijn ze zelfs echt gezellig.

Het gebouw van het arresthuis van Antwerpen dateert uit de negentiende eeuw. Er is weliswaar veel aan veranderd en verbouwd, maar toch is de infrastructuur onvoldoende. In de wachtkamer moet een verzorgingshoekje komen voor de allerkleinsten, waar flessen kunnen opgewarmd worden en luiers ververst. Maar de wachtkamer is nu al te klein. Niet iedereen kan er binnen, zodat bezoekers tot op straat staan. Voor het vierhonderdtal gevangenen zijn er slechts negen bezoekcellen, veel te weinig. Er bestaan plannen om een nieuw bezoekcentrum te bouwen. Helaas, de wil is er wel, maar het geld niet. Ondertussen blijft de pijnlijke toestand bestaan dat je soms om twaalf uur weer weggestuurd wordt, omdat het middagbezoek al helemaal volzet is.

Waarom maken bezoekers niet van tevoren een afspraak ?

DERMAUT : Dat is onmogelijk. En eens je er bent, moet je wachten tot je aan de beurt bent. Even een boodschap doen, is er niet bij. Voor mensen die van ver komen, is die situatie heel lastig. Mannelijke gevangenen zijn meestal afkomstig uit het arrondissement Antwerpen, maar op de vrouwenafdeling zijn er ook uit Mechelen en Limburg. Aan bezoekers die van ver komen, geven wij de raad om zo vroeg mogelijk aanwezig te zijn, om niet het risico te lopen weggestuurd te worden. Wij proberen altijd om de naastbestaanden zo goed mogelijk voor te bereiden : ?Wees op tijd. Jullie zijn van elkaar gescheiden door een glazen scherm. Breng geen cadeautjes mee. Snoep of voedsel, sigaretten of zeep, telefoonkaarten of geld, wat dan ook : uit veiligheidsoverwegingen mag je niets overhandigen.?

Dat zijn allemaal kleine weetjes, maar ze kunnen bij beide partijen heel wat leed en teleurstellingen voorkomen. Zo’n bezoek gaat vanzelf al met zoveel emoties gepaard, dat men de ene negatieve boodschap na de andere maar beter kan vermijden.

Maar jullie hebben toch ook een aantal vaste klanten die dat allemaal weten. Veertig procent zou meer dan een keer in de gevangenis zitten.

DERMAUT : Dat geldt vooral bij drugsmisdrijven. Velen zien wij nooit terug. Een eerste verblijf in de gevangenis kan werken als een schoktherapie. Pas als ze hier terecht komen, realiseren ze zich dat ze strafbare feiten pleegden, en hun tijd van opsluiting is er vaak een van bezinning. ?Waar sta ik ? Waar ben ik mee bezig ? Wat gebeurt er met me ? Wat liep er mis ? Wat kan ik doen om mijn leven om te buigen ?? Gedane zaken nemen geen keer, maar wij proberen hen te helpen om een en ander te herstellen. Maar jezelf veranderen is rapper gezegd dan gedaan. Voor een niet-roker lijkt het simpel om de sigaretten te laten, maar voor een verstokte roker is dat een zware opdracht. Je kan het goed menen, je voornemen dat het niet meer zal gebeuren, en later toch weer in de val lopen. Veel hangt ook af van de omgeving waarin je terechtkomt als je de gevangenis verlaat, van de kansen die je krijgt. Daders van misdrijven zijn vaak mensen die uit de boot vallen, en aan de rand van de maatschappij leven. Onze opdracht is ruimer dan werken met gevangen. Wij moeten de hele samenleving de politiek én het publiek sensibiliseren. Daar ligt het beginpunt om iets te verhelpen aan criminaliteit. Wij willen ook diensten, die verantwoordelijk zijn voor het algemeen welzijn, een geweten schoppen. Zij kunnen er mee voor zorgen dat een ex-gedetineerde ook een ex-gedetineerde blijft.

Is dat niet te veel hooi op één vork ?

DERMAUT : Onze opdracht staat inderdaad langs geen kanten in verhouding tot de middelen die we hebben. Ons team is overbevraagd en onderbemand. Een multidisciplinair team heeft maatschappelijk werkers, een criminoloog, psycholoog, socioloog, jurist, en twaalf vrijwillige vormingswerkers die allemaal optreden als eerstelijnshulpverlener. Met het equivalent van zes voltijdse werkkrachten begeleiden wij een constant wisselende gevangenispopulatie van bij de vierhonderd man en hun familie.

Velen beweren dat de overheid nu al te veel geld besteedt aan misdadigers. Men reageert soms alsof gevangenen genieten van de luxe van een drie-sterrenhotel.

DERMAUT : Waarom ? Omdat ze een tv hebben ? Dat is geen luxe. Het is meer zoals je kinderen voor de tv zet om ze kalm te houden, zodat je er verder geen omkijken naar hebt. Het is menselijk om zo op korte termijn te denken, maar dan ziet men over het het hoofd dat het gros van de gedetineerden vroeg of laat weer vrijkomt. Er zijn zoveel activiteiten die opbouwender zijn dan tv kijken, omdat ze de positieve kwaliteiten van gedetineerden aanspreken, hun gekende of ongekende talenten naar boven halen, hun zelfbeeld verbeteren. De ideale activiteiten geven gevangenen meer kansen om hun algemene ontwikkeling en beroepsopleiding te bevorderen. Het gaat wel de goede kant op : er is al meer vorming, alfabetisering en taallessen. In de gevangenis van Antwerpen worden ook cursussen gegeven in automechaniek en computerinitiatie, maar dat is pas een begin. Het eeuwige probleem blijft : is er ruimte en geld om het verder uit te bouwen ? In een gevangenis primeert bovendien de veiligheid. Elke extra activiteit zet dat systeem op zijn kop. Dan zijn er, bijvoorbeeld, veel meer bewaarders nodig, en daar is geen geld voor.

Is uw werk niet vaak erg frustrerend en moeilijk ?

DERMAUT : Ik doe dit werk al langer dan 25 jaar, en er treedt een zekere gewenning op, gelukkig maar. Toch zijn er dingen die beklijven. Het toenemend aantal jongeren van achttien, negentien jaar oud dat is opgesloten wegens zware feiten als moord- of zedenzaken, is werkelijk onrustbarend. Hun houding tegenover wat ze deden, hun gebrek aan toekomstperspectief. Daar lig ik wakker van. Wat aan de basis ligt van de feiten die ze plegen, is vreselijk. Dat mensen met zo’n verleden moeten leven, is verschrikkelijk. Maar als hulpverlener in de justitiële context kan en mag je niet voorbijgaan aan de realiteit van de slachtoffers. Dagelijks met gedetineerden werken en hen proberen te helpen, is zeer veeleisend. Er is geen tijd om het te laten bezinken, je moet naar de volgende, gesprek na gesprek. Wie heeft de draagkracht om dat vol te houden ?

Griet Schrauwen

De brochure ?Als je ouder in de gevangis zit…? is te verkrijgen voor 200 frank bij de Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21, 1000 Brussel. Tel. (02) 549.02.80Justitieel Welzijnswerk, Tolstraat 21, 2000 Antwerpen. Tel. (03) 238.59.33.Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, afdeling Justitieel Welzijnswerk Vlaanderen, Diksmuidelaan 70, 2600 Berchem. Tel. (03) 366.15.40.

Mensen in de gevangenis : een weerspiegeling van wat fout loopt in de samenleving.

In de gevangenis van Brugge is een aparte vleugel voor vrouwen met baby’s.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content