Minderjarige meisjes uit de gesloten gemeenschapsinstelling van Beernem vertellen het verhaal van hun leven.

Annick is vijftien jaar en zit in de gesloten gemeenschapsinstelling voor minderjarige meisjes van Beernem.

ANNICK : Ik ben eergisteren opgepakt. Ik liep door het centrum van T. Dag Annick, hoor ik ineens. Ik draai mij om en daar staat een politieagent. Hij zei : weglopen gaat het alleen maar erger maken. Ik zei : pak me maar, doe me maar handboeien om. Hij : dat is niet nodig, ik zie dat je mee wil.

De politie kende mij van vroeger : ik was eerder weggelopen en had een paar keer gestolen. We zijn naar het politiebureau geweest en daar moest ik een verklaring afleggen. Ze vroegen met wie ik allemaal geweest was, maar ik heb geen namen genoemd. Ze vroegen of ik drugs gebruikt had en uit geweest was. Ja. Toen moest ik naar de jeugdrechtbank. De rechter zei : Annick, nu heeft het lang genoeg geduurd met weglopen. Nu ga je maar naar Beernem. Het is voor minstens drie maanden, en als je je niet koest houdt, dan is het voor langer.

Je kan daar tegen in beroep gaan, maar dan is de kans op verlenging groter. Ik heb daarom gezegd dat ik er akkoord mee ga om hier te zijn. Misschien mag ik wel eerder weg als ik me goed gedraag. Eigenlijk ben ik wel blij dat ze me opgepakt hebben want ik begon het beu te worden, heel de tijd weglopen. Nu ga ik me proberen koest te houden.

Je zat in een home. Waarom liep je daar weg ?

ANNICK : Het was voor mij veel te moeilijk ginder, omdat er te veel herinneringen naar boven kwamen. Ik heb daar als kind ook gezeten. Mijn moeder kon onze opvoeding niet aan, en mijn broers en ik zijn al heel vroeg naar een instelling geweest. Al vanaf mijn twee jaar. Toen ik wat groter was, mocht ik naar mijn moeder in de weekends, en toen ik twaalf jaar was, mocht ik bij haar gaan wonen. Ze had toen voor het eerst een huis dat groot genoeg voor ons was. Een jaar later is ze gestorven aan leukemie. Ik vraag me af waarom we na al die jaren terug mochten naar moeder. Om haar te zien doodgaan ? Ik heb dan nog een poosje bij mijn tante gewoond, maar ik kon me daar niet aan de regels houden. Daarom hebben ze mij terug naar die instelling gestuurd waar ik als kind ook gezeten heb. Ik heb daar rommel gemaakt. Ik kon niet om met al die herinneringen van vroeger. Ik zei tegen mezelf : waarom moet ik hier nog zitten ? Waarom zou ik me niet van kant maken ? Ik heb een paar keer zelfmoordneigingen gehad, maar ik wilde dat niet doen. Het enige andere dat ik op dat moment kon bedenken, was weglopen. Als ik wegliep, voelde ik me beter. Dan kon ik doen wat ik wilde. Mijn zus, die nog in de instelling zit, weent veel om moeder. Maar ik ging mij daar in die instelling niet belachelijk maken door te blèren.?

MARISSA, vijftien jaar : Ik zit hier omdat ik weggelopen ben uit een therapeutische gemeenschap. Er was een afspraak met de jeugdrechter dat ik dat programma moest uitdoen. Ik had daar zelf ook voor gekozen, maar ik hield het niet vol. Te confronterend. Constant onder begeleiding zitten, altijd aan uw problemen werken… Ik zei tegen de consulente van de jeugdrechtbank dat ik weg wilde. Maar zij zei : volhouden, Marissa, anders kom je in Beernem terecht en daar kun je niet werken aan je problemen. Trouwens, geen enkele home gaat je opnemen als je je programma hier niet uitdoet.

Nu zit ik dus hier en het is waar wat ze zegt. Voor mij is dit uitstel. Ik kan hier niets aanvangen met mezelf. Ik ben alleen maar depressief. Ik hoop dat ik hier zo gauw mogelijk weg kan, liefst naar een kleine home met individuele begeleiding. Maar het moet nog gevonden worden. En dan moet er nog plaats zijn.

Naar huis gaan is geen mogelijkheid ?

MARISSA : (schouderophalend) Ik ben daar anderhalf jaar geleden weggelopen, samen met een vriendin. Ik haat jongens. Ik kan mannen niet uitstaan. Ik kan mijn vader niet uitstaan. Die riep altijd maar tegen mij. En mijn moeder zei nooit iets. Ook niet toen ik terugkwam, als ik was weggelopen. Ze zat daar maar te wenen, zei ook niets toen ze hoorde dat ik op mijn vlucht verkracht was. Aan mijn vader vertel ik zo’n dingen niet eens. Ik heb het een paar weken thuis uitgehouden nadat ik terugkwam. Toen ging dat absoluut niet meer, zeker met mijn vader niet. Die maakte me uit voor vuil.

Ik ben met hoogdringendheid geplaatst. Omdat ik in de war was en me niet meer kon concentreren, leek dat therapeutisch programma mij een goed idee. Maar het was heel zwaar voor mij. Ik heb geprobeerd me van kant te maken, een paar keer mijn polsen overgesneden daar, maar hier ook. Dan moest ik in het cachot slapen, dagen aan een stuk. Je moet daar in als je een gevaar bent voor jezelf of voor anderen. Het cachot is om het u zo lastig mogelijk te maken. Ik ga niet zo zot zijn om nog een zelfmoordpoging te doen. Ik voel me altijd slecht, rottig vanbinnen, het gevoel dat ik nooit iets goed kan doen. Maar als je naar het cachot vliegt, dan zit je daar alleen. Dat is nog verdrietiger.?

SAIDA, zestien jaar : Een dag voor mijn veertiende verjaardag ben ik voor het eerst naar hier moeten komen. Dit is mijn derde keer. Wat ik uitgespookt heb ? Eigenlijk alleen weglopen. De meeste mensen geloven dat niet. Ah, die heeft in Beernem gezeten, dat is van het ergste dat er kan bestaan. Dan haal ik mijn schouders op. Zolang ik zelf maar de waarheid weet, dat is genoeg. In het begin maakte ik mij daar druk over maar nu niet meer.

Niet iedereen zit hier alleen maar voor weglopen.

SAIDA : Nee, daar kan ik me soms kwaad in maken. Sommige meisjes zitten hier voor drugs of wapenhandel en mogen na twee weken terug naar huis. Er zijn er ook die hier voor drugs zitten en na twee weken naar een ontwenningscentrum gaan. Dat vind ik goed. Maar wie serieus iets mispeuterd heeft, mag zo vlug weg, terwijl ik hier maanden moet zitten voor weglopen. Oké, ik heb geen thuis waar ik naar terug wil, maar moet ik daarom zo gestraft worden ?

Is het zo verschrikkelijk hier ?

SAIDA : Ik kom goed overeen met de begeleidsters, dat is het niet. Ze kennen mij nog van de vorige keren, en ze mogen mij graag. Ik mag verschillende van hen ook graag. De andere keren was het ook een straf voor mij om hier te zijn, maar niet zo erg als deze keer. Ik heb nu veel nauwere banden met verschillende mensen dan toen. Mijn vriend, en nog een paar heel belangrijke mensen. En die zie ik nu natuurlijk niet zo dikwijls. Mijn vriend komt elk weekend en hij mag om de paar dagen telefoneren.

Jij hebt hier al verschillende leefgroepen doorlopen. Zijn er veel verschillen ?

SAIDA : Ja, de werking van het personeel tegenover de meisjes is heel anders. Hier, op groep vier, werken ze echt met u. Ze werken ernaartoe dat je hier niet lang moet zitten. De regels zijn wel in alle groepen hetzelfde, maar in sommige leefgroepen worden ze heel streng gevolgd en hier is er wel een zekere soepelheid. Oké, ze moeten het misschien wel streng maken zodat we niet terugkomen, maar er zijn manieren en manieren om iets te zeggen. Ik denk dat het verschil te maken heeft met persoonlijkheden, met kunnen luisteren, met bezorgd zijn.

Is het dagelijks leven hier voor jou goed georganiseerd ?

SAIDA : Georganiseerd ? Dat zeker ! Op de duur wordt het wel een beetje afgezaagd. Elke dag hetzelfde. Om dit uur dit, om dat uur dat. Het is goed dat er een dagindeling is, maar het is te strak. Het is afstompend. ’s Morgens heb ik soms goesting om in mijn bed te blijven liggen, want het is toch weer allemaal hetzelfde. Als je in fase 1 de zogenaamde ?uitstapfase? zit, mag je af en toe op uitstap, maar het moet wel georganiseerd kunnen worden door de opvoedsters.

Wat zijn voor jou de moeilijkste momenten ?

SAIDA : Alleen op de kamer zitten. In de groep draag ik een masker. Ik gedraag mij goed, voel me hier thuis en schiet goed op met de meisjes en het personeel. Ik zal het zo zeggen : ik voel me hier slecht en goed. Ik zit hier graag en ik zit hier niet graag. In de groep doe ik een masker op van : het kan me allemaal niet schelen, ik zit hier voor een tijdje en ik draai wel mee. Maar eens ik op mijn kamer ben, begin ik te huilen of te piekeren. Dan gaat mijn masker af, en ben ik nergens. Ik breng mijn tijd hier door met maskers te dragen, zo houd ik het vol.

Bij de opvoedsters zijn er die echt wel bezorgd zijn, en het helpt me dat ik over een deel dingen al eens mijn hart kan luchten. Ook al kunnen ze me niet echt helpen, een luisterend oor is soms genoeg.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content