Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

De Kroonraad van Knack bestaat uit Mark Eyskens, Paul Muys, Jacques Rogge, Erik Suy, Monika Van Paemel en Etienne Vermeersch.

Mijnheer Eyskens, bij het begin van het tweede jaar van De Kroonraad die met twee nieuwe leden wordt uitgebreid staat de zaak-Marc Dutroux in het brandpunt van de belangstelling. Justitieminister Stefaan De Clerck kondigt een wijziging van het beleid aan.

MARK EYSKENS : Zijn voorstellen zijn een stap in de goede richting. Ik vind trouwens dat De Clerck het in deze zeer moeilijke crisissituatie goed heeft aangepakt. Hij is op een menselijke wijze efficiënt opgetreden. In het algemeen terugblikkend op de afschuwelijke zaak-Dutroux, meen ik dat wij de jongste decennia in onze samenleving van het verkeerde standpunt uitgaan dat de maatschappij slecht is en het individu goed. De crimineel is een zieke en de samenleving is verantwoordelijk. Het is de overheid die het individu corrumpeert, het zijn de structuren die niet deugen, het is de economie en noem maar op.

Welnu, uit de zaak-Dutroux blijkt nog maar eens ten overvloede dat er ook heel wat kwaad schuilt in de mens zelf en dat de stelling van Jean-Jacques Rousseau, die de individuele verantwoordelijkheid afwentelt op de maatschappij, in grote mate verkeerd is. We moeten daar consequenties durven uit trekken in verband met heel ons opvoedings- en onderwijssysteem, zowel op het niveau van de school als op dat van de ouders. We moeten opnieuw aan de jonge mensen durven uitleggen dat er kwaad bestaat, en dat ze moeten bouwen aan een persoonlijke ethiek.

Op de VN-conferentie in Stockholm is er nogmaals de nadruk op gelegd dat de seksuele uitbuiting van kinderen een universeel probleem is.

EYSKENS : Natuurlijk. Het geval-Dutroux krijgt een enorme weerklank en haalt zelfs de voorpagina van Time, maar het is slechts één van de vele tien- of honderdduizenden gevallen waarbij kinderen op een weerzinwekkende manier worden misbruikt. Het fenomeen van het sekstoerisme vind ik afstotelijk en er moeten drastische internationale maatregelen worden getroffen om dat onmogelijk te maken. De landen waar dit soort praktijken het weligst tieren, om te beginnen in Zuid-Oost-Azië, moeten onder druk worden gezet om op te treden. En kunnen of willen ze dat niet, dan moeten we teruggrijpen naar één van de belangrijkste innovaties in het internationaal recht : het inmengingsrecht onder de rubriek bescherming van de mensenrechten. Ook dat is in Stockholm naar voren gekomen en het is juridisch een belangrijke invalshoek. De bescherming van de mensenrechten is supranationaal, overtreft dus de nationale soevereiniteit van de staten. Het is perfect denkbaar dat een internationaal tribunaal wordt belast met de bestrijding van sekstoerisme en misbruik van kinderen, en meteen de bevoegdheid krijgt om in bepaalde landen ter plekke onderzoek te voeren en desnoods sancties voor te stellen tegen het land in kwestie.

Zo een instantie zou, bijvoorbeeld, België kunnen berispen.

EYSKENS : Ja. De inefficiëntie van ons gerecht in deze zaak is stuitend, en het is de hoogste tijd dat de Belgische regering orde op zaken stelt. Er zijn vele oorzaken. Te veel politieke benoemingen in het verleden, te grote opsplitsing in arrondissementen, onderlinge naijver tussen allerlei takken van justitie en ordehandhaving… dat zijn allemaal elementen. We mogen ook niet doof blijven voor de klachten over gebrek aan mensen en middelen, die vanuit de magistratuur opborrelen. Het aantal misdrijven en misdaden is in tien jaar verdubbeld terwijl de materiële en financiële middelen van het gerecht omwille van de opeenvolgende besparingsronden nagenoeg niet zijn gestegen. De besparingen die wij in België moeten doorvoeren, hebben we te veel toegespitst op essentiële taken die de staat moet vervullen, zoals de infrastructuur en de uitbouw van een modern gerecht, terwijl we nauwelijks durven raken aan voordelen die alle Belgen rechtstreeks krijgen maar misschien niet allemaal nodig hebben. Zoiets blijft niet zonder gevolgen.

Vreest u niet dat de staat de strijd tegen de misdaad verliest ? De uitdagende overvallen op geldtransporten, de kinderporno, de drugshandel, de prostitutie, de hormonenmaffia…

EYSKENS : Zeg maar dé staten, in het meervoud. De criminaliteit heeft zich internationaal georganiseerd en zijn eigen netwerken geïntegreerd. Toch ben ik niet wanhopig. Ik blijf geloven dat de moderne technologieën wél kunnen worden ingezet, dat een grotere coördinatie mogelijk is en vooral ook een grotere gestrengheid. Ook dat heeft mij de voorbije weken getroffen. Het is evident dat het strafrecht geen wraakrecht mag worden, criminelen moeten nog een kans krijgen om zich te reïntegreren. Maar ik blijf beweren dat een straf haar afschrikwekkend karakter moet behouden. Ik neem aan dat De Clerck in het parlement ook wel de problematiek van de samendrukbaarheid van de straffen zal aankaarten. Als ik me niet vergis, is in de Verenigde Staten kinderroof uitermate zeldzaam, omdat de Amerikaanse strafwetgeving bijzonder streng is en sommigen van die kerels veroordeeld worden tot vierhonderd jaar gevangenisstraf of tot de doodstraf. Ik ben geen voorstander van de doodstraf, maar ik vind wel dat gevaarlijke criminelen uit de samenleving moeten gehaald worden.

Jef Vermassen pleit voor een Europese FBI. Minister Derycke deed in Stockholm eigenlijk hetzelfde.

EYSKENS : Dat is hoogst noodzakelijk. En laten we maar alvast beginnen met een FBI op Belgisch niveau, zodat er een einde komt aan het touwtrekken tussen de verschillende gerechtelijke arrondissementen. Ik zeg niet dat die moeten worden afgeschaft, en dat men in het andere uiterste van overcentralisatie moet vervallen. Maar het is evident dat men voor zware gevallen van criminaliteit de bevoegdheid moet leggen bij een overkoepelend orgaan. Dat dan een beroep kan doen op lokale parketten die vaak goed werk leveren. Het kleine parket in Neufchâteau doet het blijkbaar beter dan de grotere van Luik of Charleroi. Het FBI werkt ook met lokale diensten samen, maar blijft wel bevoegd en verantwoordelijk voor de grote onderzoeken.

Er wordt gestreefd naar het afschaffen van politieke benoemingen in het gerecht, maar toont de zaak-Dutroux ook niet aan dat de politiek het gerecht veel scherper in de gaten moet houden ?

EYSKENS : Dat zijn twee totaal verschillende zaken. Het is niet omdat politiek toezicht vereist is, dat je moet overgaan tot politieke benoemingen. Er moet in de eerste plaats gezorgd worden dat bij het gerecht bekwame juristen worden benoemd. Magistraten klagen niet alleen over de enorme stijging van het aantal misdaden, maar ook over het feit dat de advocaten van de misdadigers steeds beter worden en een steeds betere informatisering tot hun beschikking hebben. In elke zaak slagen zij erin om tientallen zo niet honderden conclusies neer te leggen, waarop de rechtbank gedetailleerd moet antwoorden of de zaak wordt verbroken voor het Hof van Cassatie. Dat vraagt kolossaal veel werk. Het gerecht moet beter worden uitgerust met meer magistraten, een eigen studiedienst en vooral met bekwame mensen die ook beter betaald worden. Want hier raken we een fundamenteel en zeer belangrijk punt : de beste juristen gaan liever voor een groot zakenkantoor werken dan een carrière te beginnen in de magistratuur, omdat ze in de privé twee tot drie keer meer verdienen. Dat zijn feiten die we moeten durven zeggen. In onze samenleving worden de bekwame mensen, die absoluut nodig zijn voor het vervullen van essentiële taken, bij de overheid te weinig betaald.

De regering is ondertussen druk bezig met de opmaak van de begroting. Wellicht kunnen we uw antwoord van vorig jaar opnieuw afdrukken, want iets ingrijpends is er in die tijd nog altijd niet gebeurd.

EYSKENS : Laten we zeggen dat ’96 een jaar van budgettair ge-neurie is. De zaak is geklaard door een paar zachte en eenmalige maatregelen. De conjunctuur zit nu wat mee, in die mate dat de Nationale Bank het gat in de begroting ’96 meent te kunnen dichten met acht miljard frank in de plaats van met twintig. Op een begroting van 1.800 miljard is dat niet veel. Dat doet het idee veld winnen dat de Maastricht-norm met een geringe inspanning gehaald kan worden. Ik vind dat jammer.

Ik betreur om te beginnen dat de regering vooralsnog niets gedaan heeft met de uitgebreide volmachten die wij haar in de maand juli hebben toegekend. Het argument was de grote dringendheid en de noodsituatie, maar daar is blijkbaar niet zoveel sprake meer van. In schrille tegenstelling tot de regering- Martens V, die ook volmachten kreeg van het parlement en binnen de veertien dagen een hele reeks genummerde besluiten heeft genomen. Dat is nu niet gebeurd, waarschijnlijk omdat er verdeeldheid blijft heersen over de verdeling tussen nieuwe inkomsten en besparingen.

Ten tweede stel ik dat een verbeterende conjunctuur een grote kans is om a fortiori grondiger te saneren in de uitgavenmechanismen, omdat het deflatoir effect van de besparingen minder groot is. Alleen vrees ik dat men het tegenovergestelde zal zeggen : de conjunctuur verbetert, dus moeten we minder besparen. We zullen zien wat de regering doet. Ik vermoed dat ook de meerderheidsfracties in het parlement de regering vrij kritisch zullen beoordelen, omdat ze toch twee maanden heeft laten voorbijgaan. Wil de regering geloofwaardig zijn, dan moet ze een paar structurele initiatieven nemen en voor minstens tachtig miljard frank maatregelen treffen. Daarbij is voor mijn partij een fifty-fifty-verhouding tussen besparingen en nieuwe inkomsten een minimum minimorum. Bij vorige gelegenheden gingen wij uit van twee derde besparingen, één derde belastingen. Als de regering met het omgekeerde komt aandraven, gaat ze naar grote moeilijkheden. Ik vermoed dat de premier met een relatief evenwichtig pakket naar buiten zal komen. De eeuwige vraag daarbij is of de besparingen even hard kunnen gemaakt worden als de bijkomende inkomsten. Besparingen zijn soms na enkele maanden verdwenen in de dossiers, nieuwe inkomsten staan de volgende dag geafficheerd aan de benzinestations.

Nog twee punten uit het buitenland. In Tsjetsjenië lijkt Alexander Lebed er na een militair nu ook een politiek bestand te hebben uitgesleept.

EYSKENS : Laten we zeggen dat hij tijd heeft gewonnen. De kwestie is voor vijf jaar bevroren. Er is in Tsjetsjenië een ingenieuze politieke oplossing nodig die het hele breiwerk van de Russische Federatie niet ontrafelt. De brutale manier waarop het Russische leger is opgetreden, is schandalig, maar anderzijds mogen we niet vergeten dat er wel zestig verschillende etnieën leven in de Russische Federatie. Als je Tsjetsjenië daar uitlicht, dreigt er een kettingeffect met alle gevolgen van dien voor de Russische economie. Want de belangrijke grondstoffenvoorraden bevinden zich in gebieden waar de Russen in de minderheid zijn. Moskou kan zich niet veroorloven om die uit handen te geven. Ik denk dat men tijd probeert te winnen om te zoeken naar een formule die ligt tussen federalisme en confederalisme, om Belgisch klinkende termen te gebruiken.

In Israël is er verhoogde spanning, met de uitbreiding van de nederzettingen en de Palestijnse staking. Is premier Netanyahu het vredesproces aan het opblazen ?

EYSKENS : Ik denk dat Yasser Arafat en Benyamin Netanyahu in hetzelfde schuitje zitten. Ze strijden beiden meer tegen hun eigen achterban dan tegen elkaar. Daarom pakken ze uit met een paar theatrale acties die inhoudelijk niet zoveel betekenis hebben. Al blijven het wel provocaties. Netanyahu mag zijn kiesbeloften niet al te vroeg laten varen, vandaar de bouw van nieuwe huizen in de bezette gebieden. En Arafat is voorlopig meer bekommerd om de infiltratie van Hamas, dan om Israël. In die situatie denk ik dat er een pragmatisch akkoord tussen beiden mogelijk is. Netanyahu, die zelf jaren in Amerika heeft geleefd en een bijna-Amerikaan is, staat bovendien onder grote druk van Washington. Ik ben dus niet zo pessimistisch wat betreft het Vredesproces.

Maar een akkoord met Syrië lijkt ver weg. Schuilt daar geen gevaar ?

EYSKENS : Ik denk niet dat een bilateraal akkoord tussen Israël en Syrië überhaupt mogelijk is. Syrië is een volstrekt onvoorspelbare en onbetrouwbare partner. Dat Israël de Golan zo maar aan het Syrische leger zou overhandigen, is ondenkbaar, al was het maar uit strategisch oogpunt. Ik heb de kans gehad om beide kanten van de Golan te bezoeken. Van daarboven controleer je met een paar raketinstallaties heel Israël. De Golan is een revolver gericht op het hart van Israël, namelijk Jeruzalem. De enige oplossing is om dat gebied te demilitariseren en gedurende twintig, dertig jaar te laten bezetten door gewapende VN- of Navo-waarnemers. Of desnoods door de Amerikanen. De internationale gemeenschap moet meer aan peace-making doen. Zoals u van vorig jaar nog weet, betreur ik dat Europa in dit soort kwesties nooit eens met een nuttig initiatief voor de dag komt.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content