Zondag komt George W. Bush naar Brussel om te proberen het gesprek met Europa weer op gang te trekken. Ronald Asmus was onderminister voor Europese Zaken in de regering van Bill Clinton. Hij kent Amerika en Europa. Hoe belangrijk is dit bezoek? ‘Als Bush niet met Europa kan praten, met welk land dan wel?’

Het German Marshall Fund of the United States is een beetje een merkwaardige stichting. Van alle landen die van hulp uit het Marshallplan genoten, waarmee Europa na 1945 werd heropgebouwd, moest één land dat geld ook echt terugbetalen: verliezer Duitsland zelf. Na het Wirtschaftswunder maakte toenmalig kanselier Willy Brandt in de jaren zestig de VS een smak geld over. Washington besloot om het goed te gebruiken: het riep een stichting in het leven die de relaties tussen Europa en de Verenigde Staten moet bevorderen.

Daar was sinds 11 september 2001 en zeker sinds de ruzie over de oorlog met Irak ook werk aan de winkel. De betrekkingen tussen de VS en belangrijke Europese landen zoals Duitsland en Frankrijk belandden op een dieptepunt. Washington probeerde openlijk onenigheid te stoken in het Europese huishouden en dreigde met sancties tegen landen zoals België omdat Brussel in het conflict de kant van Berlijn en Parijs koos. Er wordt daarom veel verwacht van het bezoek dat president George W. Bush volgende week aan Brussel brengt, meteen bij het begin van zijn tweede ambtstermijn. Hij bezoekt niet alleen de NAVO, maar expliciet ook de instellingen van de Europese Unie.

Ronald Asmus leidt sinds enkele weken het Transatlantic Center van het German Marshall Fund in Brussel, dat zich specifiek met het bevorderen van de transatlantische dialoog bezighoudt. Toen Colin Powell in december zijn laatste bezoek aan Brussel bracht als minister van Buitenlandse Zaken, was hij een opgemerkte gast van dat Transatlantic Center. Asmus kent het ministerie van Buitenlandse Zaken in Washington, het State Department, zeer goed. In de tweede helft van de jaren negentig werkte hij als onderminister voor Europese Zaken in de regering van Bill Clinton nauw samen met minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright. Hoe belangrijk is het bezoek dat Bush volgende week aan Brussel brengt?

Ronald Asmus: ‘Het is heel belangrijk. Het is zelfs het eerste van drie bezoeken die Bush de volgende vijf maanden aan Europa brengt. Hij komt nu in februari. In mei maakt hij een tussenstop in Europa op weg naar Moskou en in juni is hij al terug voor de top van de G8, de club van de rijkste landen van de wereld. Een Amerikaanse president zet in het eerste jaar van een ambtstermijn de lijnen uit van wat hij in vier jaar wil bereiken. Als Bush iets aan de breuk tussen Amerika en Europa wil doen, dan moet dat de komende vijf maanden duidelijk worden.’

Op het moment dat we met zomervakantie vertrekken, moet de kloof zijn gedicht?

RONALD ASMUS: Hoe vaak komt Bush naar Europa? Hoe vaak zit hij met Gerhard Schröder en met Jacques Chirac aan tafel? Niet zo vaak. Dat hij nu op zo’n korte tijd drie keer de oceaan oversteekt, betekent dat hij het belangrijk vindt en dat hij van de betrekkingen met Europa een prioriteit maakt.

Waarom heeft hij daar dan niet eerder aan gedacht?

ASMUS: Ik ben een Democraat. Ik stond aan de kant van John Kerry. Maar ik heb ook goede vrienden in het Witte Huis. In augustus van vorig jaar zat ik met een van die mensen wat biertjes te drinken en hij vroeg me wie er in het team rond Kerry aan het programma schreef om de betrekkingen met Europa te herstellen, voor als Kerry zou winnen. Dat was ik dus. Bleek dat hij hetzelfde deed voor rekening van George W. Bush. Dat was in augustus. In de week van de Republikeinse conventie, toen elke Republikein in het hele land de spot dreef met de Fransen, met de Verenigde Naties en met alles wat met Europa te maken had. Maar ze waren wel met de toekomst bezig.

Als mensen u vragen of hij het dit keer meent, wat zegt u dan?

ASMUS: Dat hij het inderdaad meent. In die zin: hij weet dat het fout gaat en dat Amerika hulp nodig heeft. Als Amerika het niet met Europa eens kan worden, met wie in de wereld moet het dan nog praten? Het probleem is dat Washington wat stappen zal zetten en dat Europa wat stappen zal zetten. Maar zal het genoeg zijn om de twee oevers van de Atlantische oceaan helemaal met elkaar te verbinden? Als dat niet het geval is, blaast de volgende grote crisis alles weer op. Daarom moet de kloof nu dicht. Ik stel me namelijk altijd deze eenvoudige vraag: is Amerika nu veiliger dan vier jaar geleden? Is Europa veiliger dan vier jaar geleden?

Nee, dus.

ASMUS: Duidelijk. De wereld is gevaarlijker geworden. De ruzie tussen Amerika en Europa heeft ons allebei grote schade toegebracht.

Moet de conclusie dan zijn dat Bush nu naar Europa komt omdat hij niet anders kan?

ASMUS: Hij wou in werkelijkheid al eind vorig jaar naar Brussel reizen. Dat ging toen niet door omdat zijn adviseurs de contacten beter wilden voorbereiden. Deze drie reizen zijn een politiek signaal van de eerste orde. Maar zal hij luisteren naar wat er wordt gezegd? Komt hij drie keer om te proberen zijn wil op te leggen? Of probeert hij een toon te vinden op basis waarvan er naar gemeenschappelijke standpunten kan worden gezocht? Verwacht in ieder geval niet dat hij zich zal verontschuldigen. Politici verontschuldigen zich niet.

U bent nu pas terug, maar u werkte ook eerder lange tijd in Europa. Staan de mensen nu anders tegenover Amerika dan vroeger?

ASMUS: Als je met mensen praat en de Europese kranten leest, is de omslag dramatisch. Maar in gesprekken met politici en beleidsmensen overheerst het gevoel van: we moeten dat weer in orde maken. Ik hoop en zij hopen dat Bush zich zal engageren. Zoals de zaken er nu voorstaan, zijn we allemaal slechter af.

Verbaast het anti-Amerikanisme onder de Europese publieke opinie u?

ASMUS: Er is anti-Bushisme en er is anti-Amerikanisme, maar de grens tussen die twee wordt vager. Ik sleet ook een deel van mijn professionele leven in Oost- en Centraal-Europa. Vrienden uit die tijd, die ik hier nu terugzie, zeggen me hoe eenzaam ze zich in Brussel voelen als vrienden van Amerika. Toen ik vijf jaar geleden het ministerie van Buitenlandse Zaken in Washington verliet, was Amerika ontzettend populair. Die sfeer is nu helemaal omgeslagen. De taxichauffeur, de winkeljuffrouw, de kapper: ze willen niet meer naar Amerika. Ze willen niet om de haverklap vingerafdrukken laten nemen.

Hoe is de sfeer aan de andere kant van de oceaan? Geldt daar eenzelfde soort anti-Europeanisme?

ASMUS: Het German Marshall Fund of the United States houdt elk jaar een grote enquête over de betrekkingen tussen Europa en Amerika. Daaruit bleek vorig jaar dat een meerderheid van de Amerikanen Europa nog wel ziet zitten. Misschien zelfs meer dan tevoren – want Amerika heeft hulp nodig. Daar komt het op neer. Anderzijds: in politieke en in intellectuele kringen stel ik vast dat een deel van de Republikeinse partij Europa in de loop van de voorbije tien jaar heeft opgegeven. Zij zijn echt anti-Europees geworden.

U bedoelt dat ze geen Franse wijn meer drinken?

ASMUS: Alleen nog stiekem misschien, tijdens het weekend in hun fraaie landhuizen. Tot de val van het communisme was de Republikeinse partij een bastion van internationalisme. De Democraten zijn niet zoveel veranderd. Wij hebben ook kritiek op Europa, maar we vinden nog altijd dat de relatie tussen Amerika en Europa de basis vormt van alle samenwerking in de wereld. De Republikeinen van hun kant zijn in twee kampen uiteengevallen. Er is een kamp dat nog in allianties gelooft. Maar er is ook een kamp dat van mening is dat Europa nooit nog een strategische partner van de VS kan zijn. Je kunt, zeggen ze, niet op Europa rekenen. De mensen in dat kamp zijn bijna eurofoob geworden. Ik hoorde de voorbije twee, drie jaar in Amerika dingen over Europa, over Frankrijk, die ik dacht in mijn hele leven nooit te zullen horen. Maar dat geldt ook voor wat ik hier soms over Amerika hoor en lees. Daarom hoop ik dat Bush volgende week in Brussel een fantastische toespraak houdt.

Hij heeft zelfs een gesprek onder vier ogen met Jacques Chirac!

ASMUS: Alle problemen kunnen niet in twee dagen opgelost zijn. Maar de eerste reis moet de toon zetten. Ze moet Europa ervan overtuigen dat het Bush ernst is. Als we elkaar op 24 februari zouden spreken, zou er al iets veranderd moeten zijn.

Premier Guy Verhofstadt stelde voor dat Europese en Amerikaanse leiders elkaar om de zes maanden zouden ontmoeten. Is dat een goed idee?

ASMUS: Toen Bill Clinton president was van Amerika reisde hij zeker twee keer per jaar naar Europa. Zijn minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright was hier om de zes weken. Als Colin Powell een keer per jaar naar Europa kwam, was het al veel. Er gingen vijf, zes maanden voorbij zonder dat Bush met Schröder of met Chirac sprak. Clinton was een ander soort politicus. Hij belde elke week met Helmut Kohl. Soms midden in de nacht met een of andere vraag. Hoe kun je aan een alliantie met landen zoals Duitsland en Frankrijk smeden, als de leiders elkaar maanden aan een stuk niet spreken?

Veel Europeanen hoopten dat Bush niet zou worden herkozen.

ASMUS: Maar hij is terug, en daar moet iedereen het beste van maken. Ik verwacht niet dat Bush en Chirac plotseling van elkaar gaan houden, maar we moeten wel terug naar een betere relatie. En daar moet nu aan worden gewerkt, niet over anderhalf jaar. Want als Bush op 1 juli tot de conclusie komt dat hij de hand naar Europa heeft uitgestoken en dat Europa die niet heeft gegrepen, zal hij niet meer in die relatie investeren. Het heeft nu vier jaar geduurd, en dat is lang genoeg. Hoe langer dit soort crisissen duurt, hoe moeilijker het wordt om ze op te lossen.

In het tijdschrift ‘Foreign Affairs’ kwam u eind 2003 tot de conclusie dat er nood is aan een nieuw Harmel Rapport. Wat maakte die voormalige Belgische premier en minister van Buitenlandse Zaken zo bijzonder dat hij inspiratie kan bieden voor een uitweg uit de huidige crisis in de wereld?

ASMUS: Pierre Harmel was in de jaren zestig, in volle Koude Oorlog, minister van een klein land. Hij begreep dat hij vrijer was om na te denken dan zijn collega’s van grote landen, omdat hij het zich kon permitteren om te mislukken. Hij gebruikte die vrijheid om een doctrine te ontwikkelen, die een politiek van ontspanning koppelde aan militaire afschrikking. Het Westen moest klaar zijn om zich tegen de Sovjet-Unie te verdedigen, maar het moest ook bereid zijn om de tegenpartij de hand te reiken. De discussie gaat er vandaag over dat de Amerikanen alleen belangstelling hebben voor militaire macht, terwijl de Europeanen alleen oog zouden hebben voor zachte diplomatie.

De Amerikanen zijn van Mars, de Europeanen komen van Venus?

ASMUS: In werkelijkheid zijn ze allebei nodig. Kijk naar Iran. U weet net zo goed als ik dat de diplomatieke aanpak van Europa weinig oplevert als er geen stok achter de deur staat. Maar we weten ook dat alleen dreigen met die stok in dit geval ook niet werkt. Waarom dan niet proberen om die twee benaderingen met elkaar te verzoenen?

Zoals Teddy Roosevelt in het begin van de 20e eeuw al zei: ‘Speak softly and carry a big stick’?

ASMUS: In het geval van Irak vonden we geen gemeenschappelijke grond om te praten. Ten tijde van de crisis rond Kosovo in de jaren negentig maakte ik deel uit van het team van Madeleine Albright. We zeiden toen: we proberen het met diplomatie, maar als we er eerlijk van overtuigd zijn dat meer diplomatie niet helpt dan moeten we optreden. We kregen voor die politiek de steun van de publieke opinie, omdat iedereen had gezien dat we ons best hadden gedaan.

Zou het in Irak met die politiek anders zijn gelopen?

ASMUS: In Washington dachten ze dat Europa wel zou volgen, maar dat was een enorme strategische blunder. Ik denk dat, als ze het de tijd hadden gegeven, er met Frankrijk een coalitie gevormd had kunnen worden. Ik denk nu ook dat er overeenstemming kan worden gevonden voor een politiek tegenover Iran en tegenover de Palestijnse kwestie.

Er was na de aanslagen van 11 september 2001 ook overeenstemming over de aanpak van Afghanistan. Wat liep er daarna fout?

ASMUS: Vraag aan Guy Verhofstadt hoe vaak hij in die periode door Washington is gebeld. Er was geen consultatie. Er werd geen overleg gepleegd. Er is niet geprobeerd om met Europa in zee te gaan. Bush heeft nu een nieuw team samengesteld. Daar zijn mensen bij die Europa goed kennen. Robert Zoellick, bijvoorbeeld, die de tweede man wordt op Buitenlandse Zaken. Maar, zoals ik al zei: deze nieuwe politiek tegenover Europa wordt al sinds het einde van de zomer voorbereid.

Wat betekent de opvolging van Colin Powell door Condoleezza Rice als minister van Buitenlandse Zaken?

ASMUS: Ik denk dat het beter is dat een minister van Buitenlandse Zaken het volledige vertrouwen van de president geniet. Of je Colin Powell nu graag mag of niet, hij zal niet de geschiedenis ingaan als de beste minister van Buitenlandse Zaken die de VS ooit hadden. Onder meer omdat hij nooit dat vertrouwen van de president genoot, dat nu eenmaal nodig is om een goede minister van Buitenlandse Zaken te zijn.

Rice geniet dat vertrouwen wel.

ASMUS: Ach, uiteindelijk gaat het om Bush zelf. Hij heeft van zichzelf altijd gezegd dat hij een bruggenbouwer is. Ik heb niet de indruk dat hij in zijn eerste ambtstermijn veel bruggen heeft gebouwd. Niet in het binnenland, maar ook niet in het buitenland. Als hij in zijn tweede ambtstermijn ook maar één van zijn prioriteiten wil realiseren, heeft hij Europa nodig. Hij kan niet zonder Europa.

Wordt hij in zijn tweede ambtstermijn een andere president?

ASMUS: Als hij een andere president wordt, dan zullen we dat de komende zes maanden weten. Hij moet nooit meer campagne voeren en hij moet geen geld meer inzamelen. Een president is in zijn tweede ambtstermijn bevrijd van veel van de beperkingen waarmee politici in de VS te maken hebben.

Was het achteraf beschouwd een vergissing om te proberen Europa te verdelen?

ASMUS: Ook conservatieve Amerikanen kijken stilaan anders tegen de Europese integratie aan. Ze beseffen dat het onzin was om te proberen Europa te verdelen. Ik wil u daarmee geen stroop aan de baard smeren, want het is ook gewoon een kwestie van Amerikaanse belangen. Van de tien belangrijkste zaken die de VS van Europa gedaan moet krijgen, moet het voor zeven bij de Europese Unie terecht en zijn er maar drie waarvoor de NAVO kan worden ingeschakeld. De wereld is veranderd. Amerika heeft niet zozeer jullie militaire macht nodig. We hebben al militaire macht genoeg. Maar we hebben wel economische en politieke steun nodig. Hulp op het diplomatieke vlak in de Verenigde Naties. Expertise om sjiieten en soennieten te laten samenwerken in Irak. Het is dus ook in het belang van Amerika dat de Europese integratie slaagt.

Zijn veel Amerikanen niet bang dat een sterk Europa een anti-Amerikaans Europa zal zijn?

ASMUS: Amerikanen die dat zeggen, staan er geen moment bij stil dat ze dat anti-Amerikaanse Europa zelf creëren. We moeten de Europese integratie steunen en ervoor zorgen dat Europa openstaat voor samenwerking met de VS. Het is daarom belangrijk dat Bush volgende week niet alleen bij de NAVO op bezoek gaat, maar ook bij de Europese Unie. Zijn boodschap daar wordt een belangrijke toets. Hij moet zeggen dat het geen Amerikaanse strategie is om een politiek van verdeel en heers te voeren. Hij moet zeggen dat Amerika wil dat Europa een globale partner is om de democratische gedachte in de wereld te verspreiden. Als hij dat programma niet met Europa wil uitvoeren, met wie dan wel? Met India misschien? Of met China? Rusland? Als dit niet met Europa kan, dan kan het met niemand. Met geen enkel ander land.

Door Piet Piryns en Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content