Van 24 april tot 10 mei verhuist de Gentse Vooruit tijdelijk naar Montréal (Québec). Het kunstencentrum presenteert er een ‘platform’ met vijf hedendaagse dansproducties van choreografen die een bijzondere band met Vooruit en/of Vlaanderen hebben: Hush Hush Hush, Alexander Baervoets, Akram Khan, Karine Ponties, Les Ballets C de la B en Sidi Larbi Cherkaoui.

Nee, een logo waarin een gestileerde Franse lelie is verwerkt, kan absoluut niet. De fleur de lis heeft een veel te grote symboolwaarde. En met de provinciale verkiezingen voor de deur zou zo’n logo als een politiek statement kunnen worden geïnterpreteerd. De pr-vrouw van danscentrum L’Agora de la danse, is duidelijk. Maar graficus Michaël geniet wel volledige artistieke vrijheid, riposteert de delegatie van Vooruit. Dit is de eerste vergadering over het gezamenlijke project Vooruit danse en avant en de spanning tussen de ploegen van Vooruit en L’Agora loopt al op. Uiteindelijk, na een vinnige discussie, kunnen de Gentenaren wel begrijpen dat hun partners uit Montréal liever niet met het Bloc Québécois willen worden geassocieerd. Michaël zal een neutraler logo uitwerken. En de plooien zijn weer gladgestreken.

‘Een cursus internationale politiek in lokale context was het wel’, lacht Guy Cools op het einde van de week die hij begin februari met acht Vooruit-medewerkers in Montréal doorbracht om er het presentatieplatform voor te bereiden. Naast de dansvoorstellingen zijn er nog een fototentoonstelling over de geschiedenis van Vooruit, een internationaal colloquium over culturele identiteit (zie kader), een documentaire van Alain Platel en tal van randactiviteiten. ‘We werken met heel wat verschillende partners samen. Dan moet je de eigenheid van eenieder proberen te respecteren. Een evenwicht zoeken. En maken dat iedereen er beter van wordt.’

Maar ook die ervaring maakt voor Cools, tot voor kort dansprogrammator bij Vooruit en de initiatiefnemer van Vooruit danse en avant, deel uit van het project. Want het gaat hem om meer dan het exporteren van een aantal dansvoorstellingen. Hij wil een échange, een uitwisseling tot stand brengen tussen kunstenaars, maar ook tussen organisatoren, logistieke medewerkers, intellectuelen, journalisten. De eigen horizonten verruimen en misschien ook de ander vanuit zijn eigen achtergrond nieuwe inzichten bijbrengen, dat is de bedoeling.

Het project in Montréal is al het zesde internationale platform voor Vooruit. Eerder stelde het kunstencentrum zich voor in Frankfurt en Düsseldorf en verzorgde het driemaal een voorstellingenreeks in Venetië. Maar zo groot als hier werden de dingen nog nooit aangepakt. ‘Het basisconcept was hetzelfde: twee à drie weekends waarin een vijftal coproducties werden getoond, gekoppeld aan een aantal activiteiten die het contact inhoudelijk uitdiepen’, zegt Cools. ‘Maar tot nu toe hebben we altijd met één buitenlandse partner gewerkt. Nu zijn er niet minder dan vijf. Dat is de verdienste van Francine Bernier, de directrice van het danscentrum L’Agora de la danse, die de lokale samenwerkingsverbanden heeft opgezet en de hele coördinatie in Montréal voor haar rekening heeft genomen.’

Cools en Bernier kennen elkaar al lang. Uit hun vriendschap, Bernier gebruikt graag het woord connivence, is de samenwerking tussen de twee cultuurhuizen tot stand gekomen. ‘Guy komt hier ieder jaar’, vertelt Bernier. ‘Wij hebben samen veel plezier beleefd, zoals de Québécois en de Belgen dat kunnen, bij een goed glas wijn of tijdens een gezellig etentje. We merkten dat we dezelfde doelstellingen hadden, dezelfde zorgen ook. Ik denk dat het acht jaar geleden is dat we voor het eerst geopperd hebben dat we eens samen iets moesten doen. Drie jaar geleden zijn we dan in ernst begonnen aan de voorbereiding van dit project.’

Vooruit danse en avant is voor Cools ook in een ander opzicht een zeer persoonlijk project. ‘De allereerste dansvoorstelling die ik bij Vooruit heb geprogrammeerd, was een Quebecse voorstelling. In de twaalf jaar dat ik programmator ben geweest, zijn er zeer veel dansers uit Québec gepasseerd in Gent: Marie Chouinard, Eduard Lock, Paul-André Fortier, Lynda Gaudreau, om er maar enkelen te noemen. In 1995 hebben we in Gent zelfs een festival gehouden gewijd aan de dans uit Québec. Café Québec heette dat, een verwijzing naar het feit dat de Canadezen tijdens de Tweede Wereldoorlog nog café gehouden hebben in de Vooruit. En nu is dit platform het laatste wat ik nog doe als programmator in Gent. Want ik wil nu zelf meer artistiek bezig zijn. Dus ja, je zou het als een soort van persoonlijk testament kunnen zien.’

MERIDIANEN VAN DE DANS

Vanwaar Cools’ passie voor Montréal en de Quebecse dans? ‘Het heeft te maken met de affiniteiten die iedere Vlaming voelt wanneer hij in Québec is’, zegt hij. ‘Je herkent dingen. Je begrijpt de mentaliteit. Dat heeft te maken met cultuur, met taalproblemen, het katholicisme… De Québécois voelt zich in Vlaanderen ook gemakkelijk thuis.’ Maar het heeft natuurlijk vooral ook te maken met de evoluties in de hedendaagse dans. ‘Toen ik begon, begin jaren tachtig, trad er voor het eerst een internationalisatie op binnen de podiumkunsten. Die vertrok vanuit de dans, die niet taalgebonden was. In verschillende westerse steden stond plotseling een erg interessante generatie kunstenaars op: zo onder meer in Barcelona, in Londen, in Ljubljana, in Montréal en in Vlaanderen/Brussel. In Brussel en Montréal heeft het beleid voldoende visie gehad om die nieuwe stroming te stimuleren.’

Zeker in een internationale context, waar de competitie toch een stuk groter is, was zo’n structurele ondersteuning levensnoodzakelijk. ‘Kijk wat er gebeurd is in Barcelona en Ljubljana, waar het beleid niet is gevolgd. Daar is de vernieuwing helemaal opgedroogd. Ik zeg graag dat door het samengaan van artistieke kwaliteit en verstandig beleid de meridianen van de moderne dans die in de jaren zestig en zeventig door Parijs en New York liepen, in de jaren tachtig naar Brussel en Montréal zijn verlegd.’

En zo krijgen de dansliefhebbers van Montréal over veertien dagen een Vlaams festival aangeboden – al is Alexander Baervoets de enige autochtone Vlaamse naam in de programmabrochure. Op basis van welke criteria werd de selectie van choreografen gemaakt? Cools: ‘Ik heb aan alle partners een aantal voorstellen gedaan, die rekening hielden met de ruimte die zij ter beschikking hadden en het artistieke profiel van hun organisatie. Zij hebben zelf de keuze gemaakt. Neem Usine C, de oude confituurfabriek waar Bobo in Paradise zal worden gespeeld. Tot nu toe programmeerden ze daar veeleer in de richting van Needcompany, visueel theater eerder dan dans. Ze kozen voor Hush Hush Hush, dat meer aansluit bij hun werking in een zeer multiculturele probleembuurt. Ons platform geeft hen ook juist de mogelijkheid om te experimenteren. Wij brengen overheidssteun (de Vlaamse regering heeft 125.000 euro in het project geïnvesteerd, nvdr.) mee, dus financieel lopen ze alvast geen risico.’

Maar welk belang heeft zo’n internationaal platform, waarvoor tijd noch moeite is gespaard, eigenlijk voor de Vooruit? Cools: ‘Wij hebben als kunstencentrum nooit willen doen wat bijvoorbeeld het Kaaitheater heeft gedaan: met een eigen stal van artiesten werken, voor wie het centrum zelf ook agent speelde. Wij tonen gewoon de diversiteit die in het landschap aanwezig is. Zo’n platform geeft ons de mogelijkheid om enkele artiesten toch eens een internationaal podium aan te bieden. En in deze tijden van globalisering hecht de subsidieverdeler natuurlijk steeds meer aan internationale uitstraling.’

Christine Albers

Guy Cools: ‘Zo’n platform geeft ons de mogelijkheid om enkele artiesten toch eens een internationaal podium aan te bieden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content