Over hoe de wereld is en hoe hij zou moeten zijn: Luuk Gruwez bundelde zijn columns.

Luuk Gruwez is een dwaas. Hij is bijvoorbeeld de mening toegedaan dat een mens elke dag weer zou moeten kunnen kiezen welke dag van zijn leven het is. De gebruikelijke manier waarop de tijd zijn gang gaat, de ene dag even stipt als voorspelbaar volgend op de andere, zint hem immers allerminst. Zo koestert hij nog tal van bezwaren tegen de dingen zoals ze zijn, de wereld zoals hij is, zichzelf meestal inbegrepen.

Daar is allemaal niet bijster veel aan te doen, maar een schrijver kan er natuurlijk wel over schrijven. Of liever, omdat er niets aan te doen is, moet degene die daar last van heeft maar schrijver worden. Niet zozeer om het als dusdanig op te schrijven (waar zou dat goed voor zijn?), maar vooral om dat kunstig en mooi te doen, opdat het genot dat daaruit voortvloeit (voor de schrijver en hopelijk ook voor de lezer) de gesignaleerde ongemakken en ergernissen even zou kunnen overstemmen. Zo kan de schrijver het alternatief voor wat hem zo stoort op papier zetten en het een imaginair bestaan geven. En het imaginaire wordt levensecht als men er maar hard genoeg in gelooft.

Zo’n schrijver is Luuk Gruwez geworden, een meer bepaald romantische dwaas dus. Zijn hele werk is doordrongen van het verlangen om een en ander in Gods schepping te herschikken, om ze, weliswaar onhandig en ongeriefd, in taal naar zijn hand te zetten. “Het is mij er namelijk alleen maar om te doen als een in de twintigste eeuw verdwaalde rederijker te kwinkeleren dat schoonheid een verrekt bedrieglijk goed is en dat het onbegrijpelijk is dat wij haar nastreven”, voilà.

Gruwez heeft dat altijd op een redelijk directe manier gedaan, doordat zijn gedichten en zeker zijn proza drijven op een uitgesproken autobiografische grondlaag, al betekent dat niet dat daarin veel waarheid moet worden gezocht. Want de waarheid is immers op zichzelf niet bijster interessant. In zijn pas verschenen boek Slechte gedachten spreekt Gruwez zich nog directer uit, want het gaat hier om een bundeling columns die hij de voorbije vijf jaar radio- of magazinegewijs de wereld instuurde.

VERBOD EN TABOE

Koestert Gruwez dan zoveel beklijvende meningen, zoveel interessante gedachten over de dingen van de dag, dat ze de moeite van het bewaren in een boekje waard zijn? Dat is relatief, want de columnist, aldus Gruwez, “is iemand die niet slim genoeg is om filosoof te zijn en niet geestig genoeg om cabaretier te zijn. Hij verhoudt zich tot de wijsheid zoals een wc-bril tot een achterwerk: hij komt er dichtbij, hij draagt ze zelfs, maar er echt van doordrongen is hij niet.”

Het is inderdaad vast niet erg “wijs” om liever ongeboren te willen zijn, om de liefde liever te verzamelen dan haar te consumeren, om te weigeren in het nu te leven of om het tabagisme te omhelzen. Dat zijn slechte gedachten, maar ze zijn noodzakelijk, want niemand hoeft er zich bij neer te leggen dat hij geboren is moeten worden. En schuldig genot, waar verbod en taboe op rust, is het heerlijkste genot.

Toch gaat het Gruwez niet meteen om de mening, veeleer om de taal waarin hij voorwendt een mening te hebben. Hij kwinkeleert er lustig op los, in een vuurwerk van beweringen, redeneringen, vergelijkingen en metaforen, met enige dromen en – meestal gruwelijke – sprookjes daartussendoor, koketterend met woordenschat en taalvaardigheid als een pauw met zijn staart. (Als die staart geslaagd is, zoals in Slechte gedachten, kan tegen dat gekoketteer geen enkel bezwaar bestaan.) Het doet soms wat aan het proza van Herman De Coninck denken, soms iets té, bijvoorbeeld wanneer Gruwez zijn verwekking door zijn vader beschrijft als: “Het ideale moment, vond hij, om iets te maken: mij”, of wanneer hij een mening zich laat introduceren met: “‘Aangenaam,’ zei de mening, ‘ik ben een mening'”.

Het is goed toeven in dit bad van slechte gedachten. De gevoelige lezer mag er zich graag in laten bewelmen. Hoewel toch ook niet té, want het kunstige gekakel loopt ook wel eens vast. Er klopt iets niet wanneer de herfst eerst wordt geprezen als het ideale seizoen voor te herwaarderen gevoelens als heimwee en nostalgie en een eind verder in het boek wordt afgewezen omdat hij te vaak in het slechte gezelschap van de dood wordt gesignaleerd. En ook meningen zijn aan bederf onderhevig. De stelling dat Jean-Luc Dehaene nooit populair kan zijn (omdat elke Belg in het diepst van zichzelf een Jean-Luc is en elke ochtend gruwt bij de aanblik van die Billie Turf in de spiegel) is sinds 13 juni jongstleden maar moeilijk meer te bewijzen.

Luuk Gruwez, “Slechte gedachten”, Arbeiderspers, Amsterdam-Antwerpen, 176 blz.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content