Marleen Teugels
Marleen Teugels Marleen Teugels is onderzoeksjournalist en auteur. Haar onderzoeksartikelen verschijnen hoofdzakelijk in het tijdschrift Knack. De voorbije zes jaar is ze als docent onderzoeksjournalistiek verbonden aan meerdere journalistieke opleidingen.

Het is wrang, maar soms helpen oorlogen de medische wetenschap vooruit. Dat blijkt nu weer uit onderzoek naar het Golfoorlogsyndroom, dat verbanden met een hele reeks andere aandoeningen blootlegt.

Februari 1991. Operatie Desert Storm. Terwijl de hele wereld ademloos toekeek hoe de inslag van de kruisraketten in Bagdad spectaculair vuurwerk opleverde, vloog een Amerikaanse Blackhawk-helikopter door de dichte nevel boven de woestijn. De pilote, Sharon Nicolson, manoeuvreerde tussen Amerikaanse Patriot-kruisraketten en Iraakse Scuds.

Na de oorlog kreeg de pilote last van pijnlijke gewrichten, hoofdpijn en nachtelijke transpiratie. ’s Ochtends kon ze nauwelijks haar bed uit. En ze was niet de enige. Veel van haar collega’s van de 101ste Luchtmobiele Divisie werden ziek. In totaal ging het om zo’n 90.000 Amerikaanse Golfoorlogveteranen en een groot aantal van hun gezinsleden en zelfs huisdieren.

Sharons stiefvader, de Amerikaanse onderzoeker en biochemicus Garth Nicolson, wilde haar het koste wat het kost genezen. Hij startte onmiddellijk een onderzoek naar de kwaal die later het Golfoorlogsyndroom zou worden genoemd. Hij is er niet alleen in geslaagd om een behandeling op punt te stellen waardoor Sharon en veel van haar collega’s genezen, hij ontdekte ook interessante verbanden tussen het Golfoorlogsyndroom en een hele reeks andere aandoeningen. Zijn verhaal illustreert – paradoxaal genoeg – hoe oorlogen de medische wetenschap vooruit kunnen helpen.

Vandaag werkt u nauw met het Amerikaanse leger samen. U ontwikkelt nieuwe tests om chronische ziekten bij Golfoorlogveteranen op te sporen. Maar uw relatie met het leger is niet altijd zo goed geweest.

Garth Nicolson: Toen we met ons onderzoek begonnen, kregen zieke Golfoorlogveteranen in de Verenigde Staten alleen een psychologische behandeling. Volgens het leger waren hun klachten puur psychologisch, te wijten aan het Post Traumatisch Stress Syndroom (PTSS). Maar die hypothese hield geen steek, want ze hadden een heel ander klachtenpatroon. Tijdens ons onderzoek kregen we het zwaar te verduren. Op alle mogelijke manieren heeft men van hogerhand geprobeerd om ons te boycotten en te intimideren. Andere wetenschappers die het Golfoorlogsyndroom bestudeerden, hebben gelijkaardige dingen meegemaakt. In ’91 stond ik aan het hoofd van het M.D. Anderson Cancer Center, verbonden aan de Universiteit van Texas. Door die moeilijkheden heb ik het Institute for Molecular Medicine opgericht, een onafhankelijk onderzoeksinstituut waar wetenschappers niet door niet-ethische bestuursleden onder druk kunnen worden gezet. Onderzoek is echter duur. Financieel ging het ons niet voor de wind. We kregen geen onderzoeksfondsen, zodat we onze werking helemaal zelf hebben moeten bekostigen. Op een bepaald moment hebben we zelfs ons huis moeten verkopen.

Nu we duizenden zieke Golfoorlogveteranen van hun klachten hebben afgeholpen, spreekt het Amerikaanse leger een heel andere taal. Ze hebben me eerherstel gegeven.

Wat heeft u bij de zieke Golfoorlogveteranen ontdekt?

Nicolson: Mijn stiefdochter Sharon had symptomen die op een bacteriële infectie wezen. Ik heb daarom geprobeerd om haar met antibiotica te behandelen. Ze bleek gunstig op doxycycline te reageren en na een kuur van een jaar was ze genezen. Dezelfde behandeling hebben we op de andere zieke veteranen van Sharons eenheid uitgetest, met hetzelfde positieve resultaat. Vanaf dat moment hebben we steeds grotere groepen militairen getest en behandeld. Bovendien probeerden we de biologische oorzaak van het syndroom te achterhalen.

Heeft die studie verrassende resultaten opgeleverd?

Nicolson: Toen we het bloed van de zieke veteranen onderzochten, zagen we een klein micro-organisme telkens weer opduiken: de mycoplasma fermentans. Dat is groter dan een virus en verwant aan bacteriën. Aan het begin van de jaren ’90 was er nauwelijks iets over bekend. Tijdens ons eerste onderzoek van tweehonderd zieke Golfoorlogveteranen, had 45 procent mycoplasma-fermentansbacteriën in het bloed. Nogal wat andere militairen hadden brucellosis, een andere infectie die door brucellabacteriën wordt veroorzaakt. Nog andere veteranen zijn ziek geworden na chemische of radiologische blootstelling (verarmd uranium).

Op dit moment screent het Amerikaanse leger de zieke Golfoorlogveteranen. Tot nu toe heeft veertig procent mycoplasma-infecties. In tachtig procent van de gevallen is mycoplasma fermentans de boosdoener. De onderzoeksresultaten van het Amerikaanse leger komen dus nagenoeg met onze bevindingen overeen.

Wat doen die mycoplasma’s precies in het lichaam?

Nicolson: Mycoplasma’s zien eruit als kleine bacteriën, maar ze hebben geen echte celwand. Daardoor kunnen ze gemakkelijk in andere cellen penetreren en zich er helemaal in nestelen. Zo’n twintig procent van de gezonde volwassenen heeft mycoplasma-fermentansbacteriën in het speeksel. Dat zijn ‘opportunisten’. Als de weerstand daalt, kunnen mycoplasma fermentans, mycoplasma hominis en mycoplasma pneumoniae ziekten verwekken. Om heel wat redenen laat het immuniteitssysteem soms steken vallen. In oorlogsomstandigheden kan dat te maken hebben met het contact met chemische of biologische wapens, verarmd uranium, extreme warmte of koude, slaaptekort, multivaccinatie of stress. Als de weerstand vermindert, slagen die mycoplasma’s er soms in om zich te ontwikkelen. Via het speeksel raken ze in het bloed. Ze penetreren dan vaak de witte bloedcellen en geven daar chemische signalen door waardoor de bloedcellen zich abnormaal beginnen te gedragen. Als er zoveel mycoplasma’s in het bloed zitten dat de witte bloedcellen ze niet meer onder controle hebben, komen ze in de weefsels terecht en worden ze bijzonder kwaadaardig.

In ons land kunnen mycoplasma’s niet worden opgespoord. Hier kan men in laboratoria alleen antilichamen tegen mycoplasma’s terugvinden.

Nicolson: Als je antilichamen aantreft, kun je niet bewijzen dat een patiënt nog geïnfecteerd is. Je kunt dan hoogstens aantonen dat dat ooit het geval is geweest. Mycoplasma’s detecteren, is niet gemakkelijk omdat ze diep in cellen penetreren. Het DNA van de verschillende mycoplasma’s in witte bloedcellen opsporen, kan alleen in gespecialiseerde laboratoria, met de ingewikkelde PCR-techniek (Polymerase Chain Reaction).

De nieuwe bevindingen waren tot voor kort heel controversieel. U bent er nochtans in geslaagd om een deel van de militairen te genezen.

Nicolson: Met een antibioticakuur, het versterken van het immuniteitssysteem en een aangepast dieet hebben we duizenden zieke Golfoorlogveteranen van hun klachten afgeholpen. De herstelperiode duurt wel één tot twee jaar. Alleen hadden de meeste artsen vijf jaar geleden nog nooit van mycoplasma’s gehoord. Bovendien waren er politieke implicaties. Het Golfoorlogsyndroom erkennen, betekende toegeven dat er tijdens operatie Desert Storm iets verschrikkelijk verkeerd is gelopen. Dat had dan weer duizelingwekkende financiële consequenties in de vorm van duizenden schadeclaims van zieke militairen en hun familieleden. Een onderzoek van de Amerikaanse Senaat bewijst dat 77 procent van de echtgenoten en 65 procent van de kinderen van zieke Golfoorlogveteranen ook het Golfoorlogsyndroom hebben. Mycoplasma-infecties zijn inderdaad licht besmettelijk en kunnen via de lucht worden overgedragen.

Wat zeggen de biologische gegevens over de oorzaken?

Nicolson: Het Golfoorlogsyndroom wordt ongetwijfeld door verschillende factoren veroorzaakt. Zowel door chemische, radiologische als biologische factoren. Wij hebben ons onderzoek voornamelijk op de biologische toegespitst. In het bloed van 45 procent van de militairen hebben we mycoplasma fermentans teruggevonden. Geregeld hebben we er ook de brucellabacterie in aangetroffen, die brucellosis veroorzaakt. Uiteraard is onze behandeling niet geschikt voor veteranen met een chemische of radiologische besmetting.

U wijst ook met beschuldigende vinger naar de vaccins waarmee de militairen ingeënt werden.

Nicolson: Nogal wat militairen hebben in veel te korte tijd te veel verschillende vaccins ingespoten gekregen. Multivaccinatie heeft ongetwijfeld tot een verminderde immuniteit geleid. Daarnaast denken we dat er ook besmette vaccins zijn gebruikt. Onderzoek van commerciële vaccins in de VS bewijst dat ongeveer zes procent met mycoplasma’s is besmet. In Europa is dat allicht niet anders. Misschien raken mycoplasma’s tijdens het sterilisatieproces door de bacteriële filter. Misschien slagen ze daarin omdat ze geen celwand hebben. Mycoplasma’s zijn ook bestand tegen de hitte en de chemische behandelingen die tijdens het sterilisatieproces worden gebruikt.

Gezonde volwassenen zijn doorgaans perfect in staat om aan een lichte bacteriële besmetting weerstand te bieden. Bij verminderde weerstand – door stress, vervuiling, chemische, biologische of radiologische besmetting – is het verhaal echter helemaal anders. Dan kan zo’n lichte besmetting wel ernstige problemen opleveren. De gevolgen van een besmetting met micro-organismen zijn overigens niet altijd meteen zichtbaar. Bij de meeste patiënten duurt het zes maanden voor de eerste symptomen opduiken. Bovendien wordt niet iedereen ziek na zo’n besmetting. Dat hangt volledig van het individuele immuniteitssysteem af.

Wat gebeurt er precies als de weerstand vermindert?

Nicolson: Dan beginnen de ziekteverwekkende mycoplasma’s te woekeren. Er vindt een invasie van zenuwcellen, spiercellen en huidcellen plaats. Tussen de mycoplasma’s en de celhuishouding ontstaat een wisselwerking, waardoor ze met de stofwisseling van de cel interfereren. Daardoor ontstaan problemen met de mitochondria, de celdeeltjes die de celenergie toeleveren.

Het meest opvallende symptoom van het Golfoorlogsyndroom is chronische vermoeidheid. Is er een verband met het chronisch vermoeidheidssyndroom?

Nicolson: De symptomen overlappen duidelijk en dat geldt ook voor het fybromyalgiesyndroom (spier- en gewrichtspijnen). Omdat de klachten identiek zijn, hebben we onderzocht of er ook in het bloed van die patiënten mycoplasma’s zitten en dat bleek het geval te zijn. In het bloed van patiënten met het chronisch vermoeidheidssyndroom hebben we zowel mycoplasma fermentans, mycoplasma pneumoniae als mycoplasma hominis teruggevonden. 71 procent van die patiënten is effectief met een of meer mycoplasmabacteriën besmet, tegenover 9 procent bij de gezonde populatie. Van die 71 procent heeft 50 procent zelfs verschillende mycoplasmabesmettingen (30 procent heeft twee, 20 procent zelfs 3 verschillende vormen).

Sommige bacteriële mycoplasma-infecties zijn dus niet ongevaarlijk?

Nicolson: We hebben bewezen dat ze in nogal wat gevallen verantwoordelijk zijn voor het Golfoorlogsyndroom. De patiënten herstellen als we hen een antibioticakuur voorschrijven, hun weerstand versterken en hen een aangepast dieet voorschrijven. Alléén antibiotica die de mycoplasma’s onderdrukken, helpen. Andere antibiotica kunnen de toestand zelfs verslechteren. Patiënten met het chronisch vermoeidheidssyndroom hebben we op dezelfde manier behandeld. Zij reageerden even gunstig op de behandeling.

Opvallend is ook het verband tussen het Golfoorlogsyndroom, ADHD (hyperactieve kinderen) en autisme.

Nicolson: 65 procent van de kinderen van zieke Golfoorlogveteranen krijgt dezelfde bacteriële infecties en symptomen. Onder hen zijn er ook opvallend veel ADHD-patiëntjes en autistische kinderen. Toen we burgerfamilies met ADHD- en autistische kinderen bij ons onderzoek betrokken, bleek minstens één van de ouders een bacteriële besmetting te hebben of aan het chronisch vermoeidheidssyndroom of het fybromyalgiesyndroom te lijden. Die kinderen hadden dus dezelfde bacteriële mycoplasma-infecties als hun ouders. Een langdurige antibioticakuur, samen met een versterking van het immuniteitssysteem en een aangepast dieet leidde bij de kinderen van zieke Golfoorlogveteranen tot een langzame genezing. Wij willen nu het verband tussen ADHD, autisme en besmette vaccins onder de loep nemen, maar dat vergt nog flink wat onderzoek.

Zijn er verbanden met aids en kanker?

Nicolson: Het verband met aids staat vast. Professor Luc Montagnier van het Parijse Pasteur Instituut bevestigt dat mycoplasma-infecties cofactoren zijn bij de ontwikkeling van het HIV-1-virus. Ze veroorzaken symptomen die opduiken als het HIV-1-virus zich doorzet. Patiënten met snel om zich heen grijpende kankers hebben vaak een chronische bacteriële én virale besmetting. Uit een studie van eileiderkanker blijkt dat de ziekte zich veel sneller uitzaait als de patiënt een mycoplasma-infectie heeft. Ik vermoed dat door de mycoplasma-infectie zuurstofdeeltjes vrijkomen waardoor het DNA muteert.

Onderzoek op dieren wijst in dezelfde richting. Als kankercellen met mycoplasma’s worden ingespoten, zijn de kankers kwaadaardiger en zaaien ze sneller uit. Dat kan worden voorkomen door een behandeling met mycoplasmagevoelige antibiotica.

Welke richting gaat uw onderzoek nu uit?

Nicolson: Veel ernstige chronische ziekten gaan met een bacteriële besmetting (mycoplasma en chlamydia) en met virale infecties (herpes 6, cytomegaal virus) gepaard. Dat is vooral opvallend bij zwaar zieke patiënten. Om die te genezen, moeten de bacteriën en virussen tegelijk worden aangepakt.

Mijn Belgische collega professor Kenny De Meirleir (VUB) heeft dan weer ontdekt dat een klein aantal patiënten (zes procent) na een bloedtransfusie het chronisch vermoeidheidssyndroom ontwikkelt. Ik vermoed dat het te maken heeft met het feit dat mycoplasma’s ook in het bloed van gezonde volwassenen voorkomen. Zes tot negen procent heeft mycoplasma’s in het bloed, twee procent mycoplasma fermentans. We weten niet waarom die mensen niet ziek worden. Allicht heeft dat met hun immuunsysteem te maken. Gezonde volwassenen hebben doorgaans geen meervoudige infecties, chronisch zieke patiënten wel. Misschien slaagt een gezonde volwassene erin om één infectie de baas te blijven, maar loopt het met verschillende infecties uit de hand. We onderzoeken momenteel waarom sommige patiënten chronisch vermoeid worden en anderen last van de ademhalingswegen of hartziekten krijgen. Waarschijnlijk speelt hier het genetisch materiaal een rol. Maar dát onderzoek moet nog helemaal gevoerd worden.

Marleen Teugels

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content