Het belangrijkste wat scholen moeten doenis niet kennis in kinderhoofden proberen te proppen, maar jonge mensen ‘vaardigheden’ voor het leven aanreiken. Klinkt deze opvatting u bekend in de oren? De Britse socioloog Frank Furedi vindt ze funest en gevaarlijk.

Frank Furedi is typisch een kind van de jaren zestig, met alle antiautoritaire en antikapitalistische opvattingen die daarbij horen. Sinds de eeuwwisseling is hij meer en meer op de voorgrond getreden als een nuchtere bestrijder van de ‘cultuur van angst’ – zoals een van zijn bekendste boeken heet – die het vrijheid-blijheidtijdperk mede blijkt te hebben gebaard, en die als een toenemend onvermogen om met onzekerheid om te gaan kan worden omschreven.

In zijn nieuwe boek, Wasted. Why Education Isn’t Educating, richt Furedi zijn aandacht specifiek op het huidige onderwijs in Groot-Brittannië (en de VS). Hij schreef het onder meer op dringend verzoek van enkele Nederlandse leraars, die hem bezwoeren zijn licht eens te laten schijnen over de onderwijsramp die niet alleen Engeland en de VS, maar ook Nederland al geruime tijd teistert. Ramp die zeer kort zou kunnen worden samengevat, met een variatie op de beruchte uitspraak van de automobielentrepreneur Henry Ford, in het zinnetje: ‘ Knowledge is bunk‘ – ‘kennis is gelul’ dus.

Zeker in Engeland is er sprake van een onderwijsbenadering die afkerig staat tegenover kennisoverdracht als zodanig, aldus Furedi. Die kerntaak van scholing wil men vervangen door een soort psychosociale massage ter bevordering van ‘diversiteit’ en ‘verbondenheid’ en dergelijke. De school wordt met andere woorden oneigenlijk gebruikt in een poging maatschappelijke problemen waar men politiek geen vat op krijgt, via de pedagogie te bestrijden op basis van een wazig holisme.

De wortel van het kwaad is hier het verdwijnen van autoriteit en gezag. Een en ander mag uiterst democratisch lijken (‘Wie zijn wij om uit te maken welke feiten belangrijk zijn voor de jongere generaties, en wie zijn wij om hun onze normen en waarden op te dringen?’), maar wie vindt dat er eigenlijk geen grond is om menselijke ervaring uit het verleden door te geven, die belandt al snel, zoals Furedi in zijn analyse van het huidige Engelse onderwijs laat zien, in een psychopedagogie die vooral emotioneel welbevinden belangrijk vindt – en die de facto autoritair én uiterst conformistisch is. Want kinderen en jongeren worden veel minder geholpen in het vormen en beheersen van hun gevoelens, als wel geprogrammeerd in de richting van het gewenste psychologische profiel. Dat laatste heeft op zich wel de nodige positieve trekken (niemand zal bezwaar maken tegen het vermogen de medemens verdraagzaam en met empathie tegemoet te treden), maar geeft die ook op een nogal passieve manier gestalte – zoals ook eigenlijk verwacht kan worden van een benadering waarin de nadruk vooral op het receptieve aspect van de persoonlijkheid ligt.

Wasted lijkt een voortzetting van uw boek Where Have All the Intellectuals Gone, waarin u het voortschrijdende filisterdom aan de universiteit kritiseerde. Wat was er voor nieuws te melden?

FRANK FUREDI: Als je het over de problemen van het intellectuele leven in het algemeen wilt hebben, dan kun je eigenlijk niet anders dan eerst eens naar de scholen en het onderwijs te kijken, ontdekte ik. Ik kreeg en krijg namelijk zelf steeds meer studenten te zien die bij mij sociologie komen studeren, maar nooit van de Reformatie gehoord blijken te hebben, maar een schimmige notie hebben van de Industrië-le Revolutie, enzovoort – op die manier kun je natuurlijk onmogelijk de moderniteit gaan bestuderen. De problemen waar ik het in dat vorige boek over had, vloeien direct voort uit de rest van het onderwijs, uit de onderbouw.

Wat gaat daar dan mis?

FUREDI: Kijk, ik ben er erg voor dat de school wordt gebruikt om jonge mensen te socialiseren, en ik vind het best als de school hen ook klaarstoomt voor de economie – zolang dat alles maar geschraagd wordt door de opvatting dat naar school gaan, leren, kennis, ook op zichzelf belangrijk en waardevol is. Maar precies dat humanistische aspect van het onderwijs lijkt verloren te zijn gegaan, in ieder geval in Groot-Brittannië en de VS. Praktische opleiding is in de plaats gekomen van zogeheten ‘academisch’ onderwijs – dat lijkt een vies woord te zijn geworden – en ‘vaardigheden’ zijn belangrijker geworden dan de intellectuele inhoud van lessen.

U trekt van leer tegen de ‘psychopedagogie’, zoals u het noemt, maar wat is er eigenlijk mis mee dat scholen ook aandacht schenken aan de niet-intellectuele facetten van onderwijs en aan het welbevinden van hun leerlingen?

FUREDI: Wat er gebeurd is, denk ik, is dat scholen steeds meer moeilijkheden zijn gaan ondervinden om gewoon taal, rekenen, wetenschap aan te leren, en dat ze daardoor steeds meer aandacht hebben gekregen voor het technische aspect, de motivatie, hoe je kinderen bij de les houdt. Aandacht voor welbevinden is in wezen een plaatsvervangende activiteit voor gewoon lesgeven. Het is bovendien tijdverspilling, want je kunt kinderen in een klassituatie niet echt leren om hun emoties te ontwikkelen en te verfijnen. Je kunt ze alleen een script aanleren, via gedragsbeheersingstechnieken, dan ben je dus bezig met sociale regulering. Dat vind ik heel treurig, want in wezen zeg je daarmee dat je niet in socialisering gelooft. Socialisering draait immers om het doorgeven van waarden in een samenleving. Dit daarentegen is social engineering, waarbij gepoogd wordt de vaak ook nog tamelijk slecht onderbouwde, antitraditionele waarden van een minderheid ingang te doen vinden – via de kinderen probeert men ook de ouders mee te krijgen.

Bovendien: hoezeer scholen ook ‘geluk’ proberen ‘aan te leren’, in werkelijkheid blijken de mensen er geen spat gelukkiger door te worden. Net zoals decennia van seksuele voorlichting er niet in zijn geslaagd de tienerzwangerschappen terug te dringen. Op deze manier is het volstrekte tijdverspilling, maar dat wil niemand toegeven. In de VS gaat er zeer veel aandacht naar het gevoel van eigenwaarde van leerlingen, maar wat je ziet is dat er juist steeds meer kinderen geestelijkegezondheidsproblemen hebben. Het enige wat het allemaal oplevert, is dat kinderen een specifieke, psychologisch-therapeutische taal krijgen aangereikt om over zichzelf te praten, veeleer dan de taal van moraal of filosofie of geschiedenis. Waarbij de facto het tegenovergestelde wordt bereikt van wat de bedoeling was, al die tot in de klas toe toegepaste therapeutische ontspannings- en zogeheten ‘mindfulness’-technieken ten spijt.

Wordt de waarde van geluk als dusdanig in een mensenleven overschat?

FUREDI: Om te beginnen weten we eigenlijk al niet wat dat dan wel is, geluk. Het is een ongrijpbaar iets, wat tot zeer recentelijk werd beschouwd als het bijverschijnsel van iets anders. Mensen werden niet gelukkig doordat ze ’s ochtends wakker werden en dachten: vandaag wil ik gelukkig zijn, maar doordat ze iets déden waardoor ze tevreden over zichzelf konden zijn. Geluk is een weliswaar belangrijke, maar tegelijk slechts kleine dimensie van de menselijke ervaring, volgens mij. Geluk is niet belangrijker of minder belangrijk dan pijn of lijden. Het heersende emotionele determinisme, dat in de waan verkeert dat een mens die zich lekker voelt zich vanzelf ook als een fatsoenlijk mens zal gedragen, vind ik erg primitief.

Waar komt het antitraditionele, anti-intellectuele programma voor het onderwijs vandaan?

FUREDI: Uit de teloorgang van het gezag van volwassenen, die voortkomt uit de overtuiging dat volwassenen niet alleen individueel een slecht voorbeeld zijn voor kinderen, maar hun ook niets te leren hebben. Daarmee verdwijnt uiteraard ook het gezag van leerkrachten.

Algemener zie je dat de waarde van het verleden, van de hele vroegere menselijke ervaring, nauwelijks nog erkend wordt. De samenleving heet zo snel te veranderen en te evolueren, dat kennis van het verleden als niet erg belangrijk meer wordt beschouwd. ‘Al die ouwe kennis, wat moeten kinderen van nu dáármee? Ze moeten de vaardigheden leren om zich aan die voortdurende veranderlijkheid van de wereld aan te passen.’ En daar gaat het dan ook om: aanpassing. Aangepastheid. Weg van de zogeheten ‘elitaire’, irrelevante kennis van vroeger, en naar min of meer inhoudsloze ‘vaardigheden’ toe.

Is de traditionele opvatting over kennis dan niet elitair?

FUREDI: Integendeel. Het erfgoed van de menselijke verwezenlijkingen is juist de basis vanwaaraf we verder kunnen gaan. De intellectuele bronnen die vroeger zijn aangeboord geven geen pasklare antwoorden op hedendaagse situaties, maar we hebben ze wel nodig om tot eigen idee-en te komen. Zonder dat zijn we overgeleverd aan een soort passief meedeinen met de ontwikkelingen, en zijn we niet in staat om betekenis te geven aan onze eigen ervaringen.

Dat laatste is een andere manier om te zeggen dat mensen geen morele ankerpunten meer vinden, een thema dat ook steeds doorklinkt in uw boek. Maar wat moeten we dan doen? Moeten we maar weer terug naar de oude moraal?

FUREDI: Zeker niet zonder meer – ik vind dat ‘achtenzestig’ ook veel ten goede heeft gekeerd voor de democratisering van de samenleving en de mondigheid van mensen. Maar we moeten een taal zien te vinden waarin we betekenis kunnen geven aan de menselijke ervaring, een taal waarin mensen publiekelijk kunnen zeggen: ‘Dit is goed, en dat is slecht’, en dat ook kunnen beargumenteren, in plaats van zich te verschuilen achter experts en te zeggen: ‘Onderzoek wijst uit’ of ‘er is aangetoond dat’.

Of politieke beslissingen door te schuiven naar de burger via referenda.

FUREDI: Precies. Zeker ook politici mogen niet bang zijn om te zeggen: ‘Dit is waar wij waarde aan hechten, en dít vinden wij waardevoller dan dát.’ Er is een taal nodig waarin onderscheid kan worden gemaakt tussen verschillende ervaringen. Ik geloof ook dat er een groot verlangen is om dat te doen. In het gewone leven van alledag gebeurt dat trouwens ook de hele tijd. Het is, vind ik, de taak van mensen die zich verbonden voelen met progressieve, humanistische verlichtingsopvattingen om dat wat publiekelijker te doen. Want als wij het niet doen, dan lopen we het risico dat allerlei mensen met krankjorume ideeën het doen. Ik geloof dat het van groot belang is om dit op de publieke agenda te krijgen.

Sommige zinnen in uw boek hadden zó van de hand van de arts en conservatieve cultuurcriticus Theodore Dalrymple kunnen zijn. Is er nog een verschil tussen u beiden?

FUREDI: Dalrymple is een klassieke Engelse conservatief. En nu schrijf ik wel over het belang van conservatisme in het onderwijs, maar ik zou beslist niet als conservatief op het publieke forum willen optreden. Ik ben een seculier, atheïstisch iemand, ik heb een groot geloof in wetenschap en experimenteren. Ik ben nogal optimistisch ingesteld, en ik geloof dat ik gunstiger denk over de menselijke natuur en de menselijke mogelijkheden dan hij. Ik denk echt dat gewone mensen – dus niet een klein deel van de samenleving, maar de meerderheid ervan – een veel groter intellectueel en cultureel potentieel hebben. Ik hou wel van wat hij schrijft, maar hij pathologiseert mensen soms een beetje, neem zijn boek over drugsverslaving, het lijkt soms wel of hij het mensen hun eigen schuld vindt als ze iets slechts doen. En nu wil ik niet beweren dat mensen niet verantwoordelijk zijn voor hun daden, dat zijn ze uiteraard wél, maar als je van schuld moet spreken, dan in de eerste plaats bij degenen aan de top, vind ik. Degenen die hun gezag weggooien of hun verantwoordelijkheid niet op zich nemen, bijvoorbeeld door kinderen naar de mond te praten en hun pluimpjes te geven, niet omdat ze iets gepresteerd hebben, maar louter omdat ze überhaupt naar school zijn gekomen.

In sommige passages van uw boek doemt op de achtergrond de heerlijke nieuwe wereld van Aldous Huxley op, waar ook alles draaide om welbevinden, maar dan wel het welbevinden dat de staat gewenst achtte, en dus om totaal, zeg maar totalitair conformisme. Had Huxley het uiteindelijk meer bij het rechte eind dan Orwell?

FUREDI: Ze hebben allebei wel een paar interessante dingen gezegd over mogelijke tendensen in onze samenleving waar we alert voor moeten blijven. Maar wat mij de grootste zorgen baart is niet Huxley of Orwell, maar onze eigen, softe soort van social engineering. Die wordt bedreven door mensen die geen bijzonder stevige overtuigingen hebben, of zelfs maar een groot project, maar die kinderen en jongeren wél gebruiken om hun eigen onheldere, onsamenhangende wereldbeeld te recyclen, dat ik weleens karakteriseer als ‘moreel ongeletterd’. Men beweegt zich wel op moreel terrein, maar zonder de benodigde intellectuele noch morele uitrusting. En dat is gevaarlijk.

FRANK FUREDI, WASTED. WHY EDUCATION ISN’T EDUCATING, CONTINUUM, LONDEN/NEW YORK,252 BLZ., ISBN 978-1847-06416-5.

DOOR HERMAN JACOBS

‘De waarde van het verleden, van de hele vroegere menselijke ervaring, wordt nauwelijks nog erkend.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content