Louis Danvers
Louis Danvers Journalist voor Le Vif

Met zijn sterke persoon-lijkheden en originele producties blinkt de Franstalige Belgische film uit op de grootste festivals. Maar in Wallonië zelf weet hij maar weinig toeschouwers warm te maken.

Als een cineast, een producent, een criticus of iemand van de Franstalige overheid met een Vlaamse collega over Belgische films praat, komen vaak de grote verschillen ter sprake. De Franstalige cinema is haast het spiegelbeeld van de Vlaamse. De Franstalige Belgische film geniet internationale erkenning, maar is in eigen land tevergeefs op zoek naar een publiek. De Vlaamse film daarentegen is haast afwezig op grote festivals, komt omzeggens niet op erelijsten voor, maar doet de Vlaamse zalen wel vollopen. Die vele toeschouwers zorgen voor een stevige commerciële onderbouw. Aan beide kanten van de taalgrens verschilt de invloed van de televisienetten, de publieke opinie en het subsidiebeleid van de overheid. In Vlaanderen zijn filmmakers ook sneller geneigd producties voor het grote publiek op te starten. Toch zou de Franstalige cinema meer kaartjes willen verkopen, terwijl de Vlaamse film naar meer erkenning snakt.

Ongehoorde erkenning

Op de erelijsten doet de Franstalige Belgische film het al vele jaren erg goed. Van de Gouden Camera voor Toto le héros van Jaco Van Dormael, in 1990 bekroond tot beste film op het Festival van Cannes, tot de recente (en tweede!) Gouden Palm voor de gebroeders Dardenne voor L’Enfant, ligt voor de Franstalige filmproductie vijftien jaar van succes op de grote internationale evenementen. C’est arrivé prés de chez vous (van het trio Poelvoorde-Belvaux-Bonzelle) en Ma vie en rose (van Alain Berliner) zorgden voor sensatie in Cannes, terwijl Frédéric Fonteyne met Une liaison pornographique enthousiasme opwekte in Venetië. Nog in Cannes waren er prijzen voor de acteurs Pascal Duquenne (Le Huitiéme Jour), Emilie Dequenne (Rosetta) en Olivier Gourmet (Le Fils). Natuurlijk was er ook de dubbele bevestiging van Luc en Jean-Pierre Dardenne met Rosetta en L’Enfant.

Enkele decennia geleden beleefden twee andere ‘kleine Franstalige gebieden’ hun glansperiode. Films uit Romaans Zwitserland en uit Québec kregen bijval op festivals en in internationale kritieken. Maar die belangstelling bleef niet duren. De Franstalige Belgische film daarentegen kreeg de afgelopen vijftien jaar almaar meer erkenning. Voor ons is dat heel positief en aangenaam, maar het onderstreept ook dat een deel van het Franstalige publiek in ons land volhardt in zijn gebrek aan enthousiasme.

Met uitzondering van Rosetta, Le Huitième Jour en in mindere mate Une liason pornografique, C’est arrivé près de chez vous, Ma vie en rose en vandaag L’Enfant laten potentiële toeschouwers de films links liggen. Een Belgische film is volgens de heersende vooroordelen ‘een Franse film die met weinig middelen gerealiseerd is’. Hij is over het algemeen moeilijk toegankelijk, intellectualistisch en snijdt sociale thema’s aan die weinig ontspanning bieden. Rosetta veroorzaakte zelfs een omgekeerd effect: veel Franstaligen die op het elan van de verrassende Gouden Palm naar deze fantastische film gingen kijken, zwoeren na afloop dat het wel de laatste keer was geweest dat ze zich lieten beetnemen.

Zo blijven de bioscoopzalen leeg, hoewel cinefielen over de hele wereld onze filmmakers, Luc en Jean-Pierre Dardenne op kop, enorm waarderen. Ondertussen werken acteurs zoals Benoît Poelvoorde, Marie Gillain, Olivier Gourmet, Cécile de France, Emilie Dequenne, Jérémie Renier, Yolande Moreau of Natacha Régnier geregeld buiten onze landsgrenzen, waar hun talent ruimschoots erkenning krijgt. De koploper van de ranglijst, Benoît Poelvoorde, zag zijn populariteit explosief groeien sinds zijn triomf met Podium. In een recente peiling werd hij zelfs tot ‘Super Waal’ verkozen. Een andere peiling gaf hem een plaats op de lijst van de ‘grootste tien Belgen aller tijden’! De komiek, die ook dramatische rollen aankan (zoals in Entre ses mains van Anne Fontaine), is de enige Franstalige Belgische vedette die alleen al door zijn naam in de generiek Waalse toeschouwers naar de bioscoopzalen lokt. In Vlaanderen bereiken velen hetzelfde effect, omdat ze bij een breed publiek niet alleen bekend zijn dankzij de bioscoop, maar vooral van de televisie. Tv-series en talkshows zetten Vlaamse sterren in de schijnwerpers.

Openheid en originaliteit

Ondanks de slinkende financiële middelen blijft de Franstalige Belgische film opzien baren. ‘Dat komt omdat er bij ons alleen prototypes bestaan, films die uniek zijn in hun genre’, zegt realisator Frédéric Fonteyne. ‘Het opwindende aan uw films’, zeggen verschillende buitenlandse recensenten, ‘is dat je nooit weet wat je kunt verwachten.’

De originaliteit van de Waalse cineasten, hun erg persoonlijke manier van werken en hun weigering om in een hokje te worden geduwd, zijn inderdaad merkwaardig. Zowel bij de al aangehaalde kunstenaars als bij de gevestigde waarden (Chantal Akerman, Thierry Michel, Thierry Knauff), het aanstormende talent (Benoît Mariage, Vincent Lannoo, Fabrice du Welz, Pierre-Paul Renders, Anne Lévy-Morelle, Thomas de Thiers) of bij de ouderen – maar neofieten in langspeelfilms (Yolande Moreau en Stefan Liberski).

De cinema kent sterke persoonlijk-heden, en sluit ook aan bij een vruchtbare en oude traditie van sociaal realisme en documentaires, zoals de grote Henry Storck ze voor eeuwig op het canvas geëtst heeft. Belangrijk is ook de traditie waarbij alledaagse werkelijk-heid en verbeelding worden verweven. Het was de verbazende André Delvaux, de eerste Belgische filmmaker die met fictie internationale uitstraling kreeg, die het pad daarvoor effende. De lijnen van de werkelijkheid en van de verbeelding lopen soms parallel en dan weer kruisen ze elkaar. Die combinatie, die nooit dogmatisch wordt, sluit aan bij de nieuwsgierigheid van de Belgische Franstalige cineasten naar het Andere.

Mr. Nobody is een ambitieus project van Jaco Van Dormael. De auteur van Toto le héros hoopt de film in 2006 te kunnen draaien en waarschijn-lijk… in het Engels. Wellicht wordt het een verhaal over een queeste naar de eigen identiteit en over nieuwsgierigheid naar het Andere. Het scenario brengt een massa personages tot leven die onrechtstreeks met elkaar verbonden zijn volgens de logica van de chaos. Er zal zeker naar de lancering van deze film worden uitgekeken. Zelfs als hij in de taal van Shakespeare moet worden gedraaid, zal hij het stempel dragen van een cineast wiens belgitude de film – al dan niet bewust – zal hebben geïn-spireerd.

De Waalse film heeft zich al grotendeels bevrijd van het dubbele juk van het kille conformisme en de beperkingen van de audiovisuele markt. Nu moet hij nog de vooroordelen overwinnen die hem van het weinig ontvankelijke publiek scheiden. Ondanks het internationale succes en de prestigieuze prijzen, bevindt de Waalse cinema zich nog altijd in een permanente financiële crisis en hoopt hij dat de budgetten zullen worden opgetrokken. Enkele jonge filmproducenten hopen voordelen uit die gedwongen armoede te kunnen halen. Ze stellen voor om low-budgetfilms een beperkte steun van hoogstens 500.000 euro te geven op voorwaarde dat die volledig onafhankelijk worden gemaakt en helemaal van Belgische makelij zijn. Op die manier zouden er volgens hen niet alleen meer stoutmoedige en originele producties worden gedraaid, maar ook films die toegankelijker zijn voor het grote publiek, zoals thrillers en komedies.

Louis Danvers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content