Hubert van Humbeeck

Het is volgende week een jaar geleden dat moslimcommando’s New York en Washington aanvielen. De Verenigde Staten proberen zich nog altijd te herstellen van de schok.

Het is natuurlijk niet meer dan een boutade. Maar ze zegt iets over de manier waarop er her en der op de gebeurtenissen van 11 september 2001 wordt teruggekeken. Amerika, zo gaat de boutade, is ervan overtuigd dat de wereld na 11 september is veranderd. De wereld daarentegen denkt dat Amerika sindsdien niet meer hetzelfde is. De werkelijkheid zit helaas iets ingewikkelder in mekaar.

Wie of wat er ook veranderd is, het kan niet worden ontkend dat de actualiteit in de voorbije twaalf maanden in het teken stond van de aanslagen in New York en Washington en de gevolgen daarvan. Dat mag ook niet verbazen. Er zijn daarbij tenslotte duizenden mensen om het leven gekomen, er is oorlog gevoerd, er is geschoten en gebombardeerd. Onschuldige mensen zijn gestorven, anderen zijn zonder vorm van proces aangehouden en in soms discutabele omstandigheden opgesloten. Gevangenen zouden zonder vorm van proces zijn omgebracht. De lucht is ondertussen nog altijd vol van wapengekletter. Er wordt om een nieuwe oorlog geroepen. Het is niet omdat we zoiets in ons deel van Europa al ruim vijftig jaar niet meer hebben meegemaakt, dat het ons onverschillig mag laten.

Het was ook niet niks, wat er op 11 september 2001 is gebeurd. Een terreurorganisatie toonde zich sterk genoeg om de supermacht Amerika in het hart te treffen. Terwijl Washington weer droomde van een wapenschild om zich tegen een aanval over lange afstand te beschermen, kaapten enkele vermetele moslimfanatici een paar vliegtuigen en lieten ze tegen het World Trade Center in New York en het Pentagon in Washington te pletter vliegen. Grotere symbolen van de Amerikaanse macht in de wereld waren er niet, dan die twee reusachtige torens in het financiële centrum van Manhattan en het overbekende, stervormige gebouw van het ministerie van Defensie. Er gingen aan de aanval, zo blijkt nu, jaren van voorbereiding vooraf. Maar het opzet en de uitvoering waren in deze tijd van technologische hoogstandjes eigenlijk van een brutale eenvoud.

PREVENTIEVE AANVAL

De oorlog tegen de terreurorganisatie al-Qaeda van de Saudiër Osama bin Laden werd op vele terreinen gevoerd. In Afghanistan kreeg het Talibanregime de rekening gepresenteerd, omdat het de groep onderdak bood. De Taliban zijn weg, maar hoog in de bergen wordt er nog altijd gevochten en de leiders van de beweging zijn spoorloos. Veel strijders zijn ongetwijfeld ondergedoken in de volkswijken van massasteden in Pakistan en elders of ze hebben in een buurland een schuilplaats gevonden. Hoeveel cellen er van de organisatie in het Westen zijn opgericht en hoeveel er daarvan nog actief zijn, is niet bekend. Hoe klein misschien ook, de dreiging blijft.

Tot de gevreesde ‘ clash of civilisations‘ tussen het Westen en de moslimwereld kwam het niet. Op geen enkel moment stonden dé Amerikanen tegenover dé moslims. Zoals dé Amerikanen ook niet tegenover dé Europeanen staan, want de gebeurtenissen maakten nog maar eens duidelijk dat er aan weerskanten van de Atlantische Oceaan over veel zaken op een andere manier wordt gedacht.

In zijn essay De wereld na 11 september (Academia Press, Gent) noteert professor Rik Coolsaet dat George W. Bush vlug begreep dat de strijd tegen het terrorisme en tegen de landen die het steunen de main focus van zijn presidentschap zou worden. Het buitenlandse beleid dat daarop is gebouwd, is helemaal niet zo nieuw als het lijkt. Voor het onverbloemde unilateralisme en het vertrouwen in de militaire macht van het land grijpt deze regering terug op de tijd van Ronald Reagan. In de entourage van Reagan zaten voor een deel ook dezelfde zogenaamde neoconservatieven die vandaag in Washington de dienst uitmaken: vice-president Dick Cheney, minister van Defensie Donald Rumsfeld en zijn vice-minister Paul Wolfowitz. Zij brengen het geloof in Amerika als een uitzonderlijke natie mee. Zij zijn de exponenten van een Amerika dat, dixit Coolsaet, ‘geobsedeerd is door zichzelf en door zijn eigen kwetsbaarheid’.

Nieuw is eigenlijk alleen de idee dat de Verenigde Staten preventief mogen aanvallen, vooraleer ze zelf een doelwit zijn geworden. Het is op basis daarvan dat een aanval op Irak wordt overwogen, ook als Washington daarvoor niet de steun krijgt van een brede internationale coalitie.

Dat wil niet zeggen dat er in Washington grote eensgezindheid bestaat. Vooral de vraag hoe de oorlog tegen het terrorisme nu moet worden voortgezet, leidt tot onenigheid. Het lijkt op dit moment dat het kamp van de neoconservatieven het oor van de president heeft. Hun belangrijkste opponent is minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell, die sinds enkele weken de steun krijgt van verschillende voormalige, vooraanstaande Republikeinen. Zij pleiten vooral voor een meer bedachtzame houding tegenover Irak, zeker als de traditionele bondgenoten van Amerika zouden afhaken.

BABBELDIPLOMATIE

Maar ook afgezien daarvan zijn mensen na 11 september beginnen na te denken. Over de verhoudingen in de wereld en hoe die eventueel kunnen worden bijgestuurd. Veel van wat lang onuitgesproken is gebleven, wordt nu breed bediscussieerd. De Arabische wereld krijgt sinds vorig jaar meer kritische aandacht dan tevoren. Ook intellectuelen uit Caïro en Rabat, uit Tunis en Beiroet mengen zich in het debat. Voor rekening van het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties gingen wetenschappers uit moslimlanden zelf op zoek naar antwoorden op de vragen die worden gesteld. Hun conclusie lag voor de hand: het mangelt de moslimwereld aan vrijheid en rechten. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de Arabische landen uiteindelijk onveranderd uit dit verhaal komen.

Washington verwijt de Europese Unie ondertussen dat ze te veel aan de kant van de weg gaat staan. Dat ze te veel wil praten en overleggen, voor er wordt overwogen om hard op te treden. Amerikanen hebben de neiging om dat naïef te vinden. ‘Ja, we zijn een babbeldiplomatie’ zei minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel vorige week nog in een gesprek met De Standaard. Onder verstaan: praten is altijd beter dan vechten. EU-commissaris voor Externe Betrekkingen Chris Patten formuleert het zo: de Europeanen willen de grondoorzaken van het terrorisme bestrijden, terwijl de Amerikanen zich beperken tot het uitroeien van de symptomen.

Een theorie van de Amerikaanse neoconservatief Robert Kagan wordt tegenwoordig veel geciteerd. Hij stelt dat de Europese Unie het geweld uit de relaties tussen zijn lidstaten heeft gebannen en dat ze dus het nut van een militair apparaat niet meer inziet. De landen van de Unie leven gelukkig onder elkaar, maar dat kunnen ze – volgens Kagan – alleen omdat de VS bereid blijft om zijn paraplu geregeld open te trekken.

Vorige week vergaderden de ministers van Buitenlandse Zaken van de Unie in Denemarken over de meningsverschillen met de Verenigde Staten. Volgens Rik Coolsaet is de VS uitgegroeid tot een imperium. Waarbij ze blijk geeft van de arrogantie van een klassieke 19e-eeuwse grootmacht. De Unie is misschien blind voor de gevaren van de wereld, maar ze is op zichzelf een voorbeeld van hoe oude vijanden op basis van afspraken kunnen samenleven.

De vorige eeuw is trots die van de emancipatie genoemd. De eeuw waarin werkmensen, vrouwen, jongeren opkwamen voor hun rechten en die ook afdwongen. Die trots was misschien niet helemaal gepast, want op een grotere schaal gezien, werd de ongelijkheid tegelijk alleen maar groter.

Veel heeft daarbij te maken met onwetendheid. De globalisering is de voorbije maanden enigszins uit het nieuws verdwenen. Ze kan niet anders dan daarin terugkeren. Globalisering wil ook zeggen dat moderne communicatiemiddelen overal komen, in elke huiskamer, op elke hoek van elke straat. Ook de meest gesloten dictaturen kunnen ze op termijn niet buiten de deur houden. Ze zullen mensen daarbij onvermijdelijk aan het denken zetten. En, misschien, de angst en het wantrouwen verdrijven.

Hubert van Humbeeck

Het lijkt onwaarschijnlijk dat de Arabische landen uiteindelijk onveranderd uit dit verhaal komen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content