De Vlaamse zorgverzekering ligt duidelijk in het verschiet. Het is de polis die de burger in geval van nood dekt tegen zware, niet medische kosten.

Van de autonomie- of zorgverzekering circuleren er op dit ogenblik zo’n tien blauwdrukken. Ze vertrekken allemaal van het principe dat onze verplichte ziekteverzekering de strikt medische kosten terugbetaalt. Maar een reeks andere uitgaven – bijvoorbeeld, hulp in het huishouden – gaat bij senioren, gehandicapten of (chronisch) zieken financieel zo zwaar doorwegen dat ze onbetaalbaar worden.

Volgens het ene plan moet de zorgverzekering evolueren tot een volledig nieuwe tak van de sociale zekerheid, naast bijvoorbeeld werkloosheidsuitkeringen of de terugbetaling van medische kosten. Uit een andere hoek komt het plan aanwaaien om alles over te laten aan de privé-sector en een aantal privé-verzekeraars stortten zich overigens al op deze markt. Verschillende visies over de financiering (bijdragen èn subsidies of alleen bijdragen), over het karakter (verplicht of facultatief), het toepassingsgebied (Vlaanderen of het ganse land), het vergoedingsstelsel (zogenaamde repartitie of kapitalisatie) of over de organisatie (ziekenfondsen alleen of ook privé-verzekeraars) staan lijnrecht tegenover elkaar.

VLAANDEREN RAAKT HET EENS

Toch groeit er stilaan binnen de twee Vlaamse meerderheidspartijen CVP en SP een duidelijke consensus over de zorgverzekering. Na veel palabers – zelfs een bijna openlijk uitgevochten bevoegdheidsconflict tussen de ministers en partijgenoten Wivina Demeester (Gezondheidsbeleid) en Luc Martens (Welzijn) – kwamen de christen-democraten vorige week met een standpunt naar buiten. Dat zou tegen het einde van deze maand moeten uitmonden in een voorstel van decreet van Sonja Becq. Waarmee het Vlaamse parlement met twee basisprojecten zit, want eerder diende SP’er Guy Swennen ook al een uitgewerkt voorstel in.

CVP en SP lijken het min of meer eens te raken over een aantal principiële basisopties voor de zorgverzekering. Zo kan ze voor beide partijen perfect alleen voor Vlaanderen worden georganiseerd en dient het een solidair systeem te zijn met een verplicht, universeel karakter. De polis zou zowel de niet medische kosten thuis als in seniorenhomes dekken en de vergoedingen – in de vorm van zorgcheques – mogen niet inkomensgebonden zijn.

De twee partijen buigen zich de komende weken wellicht over een aantal knelpunten. Wie mag, bijvoorbeeld, dergelijke polissen aanbieden? Finaal zullen dat zowel de klassieke ziekenfondsen als de privé-sector worden. Waarbij zich meteen het probleem stelt van de betoelaging van het systeem. Swennen ging er vanuit dat de financiële input van een zorgverzekering zou komen uit de opbrengsten van de successierechten en de opcentiemen, plus uit een overheidsdotatie. De CVP opteert zeer duidelijk voor een gemengde financiering: dotatie annex persoonlijke bijdragen. Omdat de Vlaamse meerderheid ook oordeelt dat privé-verzekeraars géén selectie van hun klanten mogen doorvoeren, zou dus een situatie kunnen ontstaan waarbij de overheid – via de dotatie – de privé-sector gaat compenseren.

Verder zijn de twee het niet eens over de fasering van het project. Een volledige dekking voor alle leeftijdsgroepen en alle niet medische uitgaven, lijkt financieel niet haalbaar. Maar wie krijgt wanneer wat? Swennen stelde voor dat vooral – zoniet uitsluitend – de leeftijdscategorie van 65-plussers van de verzekering zou moeten kunnen genieten. Ook de CVP vertrok van dit standpunt, maar moest dat na kritiek van vooral de jongerenafdeling bijsturen; de partij pleit nu voor een stelsel dat zich richt op alle zorgbehoevenden, bijvoorbeeld ook jonge gehandicapten. Tenslotte is men het ook nog niet eens over de specifieke problemen rond Brussel of over een vergoeding voor mantelzorg. Dat zijn familieleden of kennissen die op vrijwillige basis één of andere vorm van hulp bieden.

EEN WIRWAR VAN VOORZIENINGEN

Minstens twee andere partijen vinden intussen heel dit gedoe maar niks: de Waalse politieke wereld die collectief roept dat dit soort verzekeringen alleen federaal geregeld kan worden en het Nationaal Christelijk Middenstandsverbond (NCMV) dat het hele plan voorbarig noemt. Het NCMV liet begin maart bij monde van secretaris-generaal Kris Peeters nog weten dat de zorgverzekering “pas dringend wordt tegen 2010”. Dat zou moeten blijken uit inmiddels wetenschappelijk onderbouwde projecties over de afhankelijkheid van ouderen die zich vanaf dat jaar vooral in Vlaanderen zal laten voelen.

Tijd zat, oordeelt het NCMV. Het verbond denkt overigens – niet geheel ten onrechte – dat er nu al een “wirwar van voorzieningen en uitkeringen bestaat”. Daarmee doelt de organisatie op de verschillende stelsels in de ziekteverzekering, de uiteenlopende systemen van uitkeringen (werknemers, zelfstandigen, zogenaamde WIGW’s) of de onduidelijke subsidiestromen die nu eens naar federale of gewestelijke, dan weer naar lokale initiatieven van gemeentebesturen en OCMW’s gaan. Terwijl de groeiende berg aan hard cijfermateriaal aangeeft dat er tegelijkertijd grote lacunes bestaan in het aanbod. Erg transparant en coherent lijkt dat inderdaad niet.

J.G.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content