Waarom werkt een belegger beter met limietorders? Hoe komt de koers van een aandeel tot stand? Wat zijn markthouders? Een beursles voor beginners.

Dat beurzen voor de beleggers gemaakt zouden zijn, is een van de grootste misvattingen. In werkelijkheid is hun enige functie dat ze voor ondernemers en bedrijven fondsen bij elkaar harken. Met het geld dat die op een beurs ophalen, kunnen ze bijvoorbeeld nieuwe producten ontwikkelen of zich op nieuwe markten begeven. Een beursnotering kan ook dienen om allerlei vormen van partnerships af te sluiten of overnames te financieren. Dat soort operaties moet dan niet noodzakelijk met cash geld worden betaald, het kan ook met aandelen die op de beurs noteren.

Aan de andere kant staan de beleggers. Voor het grootste gedeelte bestaat die populatie uit zogenaamde ‘institutionelen’: banken, verzekeringen, beursvennootschappen, pensioen- en beleggingsfondsen. Zij maken het mooie weer op de beurs. Meer dan louter cijfermatige gegevens over de bedrijven (omzetten, winsten) of de economie in het algemeen (rentevoeten, werkloosheid, prognoses) bepalen de institutionelen de richting waarin beurzen evolueren.

Privé-beleggers spelen in dat gebeuren slechts de tweede viool. Zij zorgen wereldwijd voor 10 tot 25 procent van de omzetten op de aandelenbeurzen. Als de markten van de afgeleide producten (opties, futures) erbij worden gerekend, valt hun aandeel tot enkele procenten terug. Met die risicovolle, afgeleide producten is ‘het grote geld’ namelijk gemoeid en daar vinden we – meer nog dan op aandelenbeurzen – echte casino’s. Het beperkte gewicht van privé-beleggers moet trouwens genuanceerd worden: een hele reeks institutionelen, zoals banken of pensioenfondsen, belegt in feite niks anders dan de spaartegoeden of kapitalen van klanten. Maar dat is dus géén rechtstreekse marktparticipatie van privé-beleggers.

Echt rechtstreekse participatie van die beleggers in het beursgebeuren blijft bij de aan- of verkoop van aandelen strikt genomen veeleer een uitzondering. Zij plaatsen hun orders meestal bij een beursmakelaar of een andere financiële instelling die voor hen de transacties uitvoert. Daardoor is de beurs voor de gedreven belegger eigenlijk een zeer ongeschikt instrument. Bij heel wat orders heeft hij nooit zekerheid over de koers waartegen hij wil kopen of verkopen. Hij weet niet eens of zijn order wel uitgevoerd wordt, ook al omdat hij absoluut geen zicht heeft op het aanbod van een specifiek aandeel (tegen elke koper moet een verkoper staan en omgekeerd).

Pas de jongste jaren komt daar langzaam verandering in. Op gespecialiseerde websites kan de privé-belegger zélf zijn deals afhandelen. Hij registreert zich, stort een bedrag (waarborg) op een rekening en kan dan zelf on line de marktvloer op. Ziet hij bijvoorbeeld een pakket van 150 aandelen tegen 34,01 euro staan, dan kan hij die stukken onmiddellijk kopen en is hij zeker van de hoeveelheid en de prijs.

VERLIES BLIJFT BEPERKT

Bij klassieke aandelentransacties werkt de belegger met twee soorten orders: die met en die zonder limiet. Operaties zonder limiet bestaan in drie versies. De belegger kan bijvoorbeeld kopen of verkopen ’tegen de openingskoers’. Dat is de koers die de beursoverheden bij het begin van elke sessie vastleggen. De belegger is dan niet zeker van de prijs en evenmin van het volledig uitvoeren van zijn order. Als hij bijvoorbeeld 500 stuks voor verkoop in de etalage zet en er zitten slechts 400 koopopdrachten in het orderboek, dan blijven de 100 resterende stuks voorlopig openstaan.

Een tweede mogelijkheid is een ‘order tegen koers’. Die orders worden voor de opening van de markt ingegeven en volledig uitgevoerd. Als zich niet genoeg tegenpartijen aanmelden, gaat het feest niet door. Voor wie absoluut wil kopen of verkopen, is er nog het order ’tegen marktprijs’. Die transacties worden onmiddellijk uitgevoerd, maar naar de exacte prijs heeft de belegger weer het gissen. De tussenpersoon gaat immers voor zijn klant op zoek naar de goedkoopste (aankoop) of duurste (verkoop) orders die op dat ogenblik uitstaan.

Orders met limieten geven meer zekerheid wat de prijs betreft. De belegger bepaalt gewoon een grens waartegen hij wil kopen of verkopen. Bereikt de koers die limiet, dan voert de tussenpersoon de transactie uit. Als de koers niet aan de limiet geraakt, gebeurt er gewoon niets. Bij de orders met limieten vormen de stop loss-orders een apart hoofdstuk. Beleggers gebruiken die orderlimieten om mogelijke verliezen te beperken. Als een erg volatiel aandeel bijvoorbeeld op 100 euro staat, leggen zij een stop loss van 90 euro. Raakt de koers aan die 90 euro, dan vliegen de effecten automatisch de deur uit.

Maar zelfs met die ingebouwde grens is de belegger nog niet zeker van zijn zaak. Het kan bijvoorbeeld dat de koers van zo’n volatiel aandeel naar 92 of 93 euro terugvalt en meteen verder tot pakweg 85 euro zakt. De stop loss wordt op dat ogenblik tegen 85 euro uitgevoerd omdat de opgegeven grens van 90 euro is bereikt, zelfs overschreden in dit geval.

Tegen dergelijke calamiteiten – het verlies van 5 euro extra per aandeel – kan de belegger zich alleen indekken door aan zijn stop loss ook nog een tweede limiet (de stop limiet) te hangen. Het volledige plaatje ziet er dan bijvoorbeeld als volgt uit: stop loss op 90 met limiet op 85 euro. Wanneer de koers onder de 85 euro duikt, wordt het order niet meer uitgevoerd en blijft de belegger dus met zijn papier zitten.

KOERSEN ONDER DRUK

Het principe van de koersvorming lijkt op zich eenvoudig. De jongste koers van een effect is immers de prijs waartegen het recentste order is uitgevoerd. Dat geldt voor het zogenaamde continusegment van de beurs en dat zijn de grote aandelen met een groot volume of een hoge liquiditeit. Daarbij vormt het beurssysteem permanent nieuwe koersen, de hele dag door. Voor de aandelen die niet op die continumarkt noteren, gebeurt er een fixing: minstens één (meestal twee) keer per dag leggen de markthandelaars in overleg met de beursautoriteiten een koers vast.

Alle aan- en verkooporders komen in feite in een groot orderboek terecht, waarbij aanbod en vraag (elektronisch) worden gematcht. Neem dat een belegger op de continumarkt bij een koers van 27 euro een kooporder in de markt zet van 100 aandelen waarvoor hij maximaal 28 euro wil geven. Er wordt dan naar verkooporders van tegenpartijen gezocht. Als er verschillende verkopen in de markt zitten, kiest het systeem automatisch voor het goedkoopste pakket. Het kan dus dat de koper op die manier zijn pakket van 100 stuks tegen bijvoorbeeld 27,5 euro binnenhaalt. Dat is meteen de nieuwe koers van het aandeel.

Als de vraag (100 stuks) niet in één deal kan worden afgehandeld, neemt het systeem eerst het goedkoopste kleinere pakket (bijvoorbeeld 75 aandelen) uit de markt en de rest (25 stuks in dit geval) komen dan uit een volgende aanbod. De prijs van dat laatste pakket (de 25 stuks) is dan de nieuwe koers. Theoretisch kan een speculant dus de prijs van een aandeel opkloppen. Hij zet iedere keer hogere kooporders in de markt en zuigt – zolang zich verkopers aandienen – de markt leeg. Omdat het op continumarkten altijd over grote volumes gaat, heeft die belegger wel een enorm kapitaal nodig om de koers op die manier te steunen of op te krikken.

In dit hele gebeuren spelen de markthouders ook nog een rol. Dat zijn financiële tussenpersonen die zich ertoe verbinden voor een aandeel (meestal een hele reeks effecten) limieten voor aan- en verkoop aan te bieden: de zogenaamde ask– en bid-prijzen. Die dienen om de liquiditeit van de effecten te verhogen en beleggers of investeerders de mogelijkheid te bieden om altijd aandelen te kunnen kopen of verkopen. De asks en bids van de markthouders liggen echter een heel eind buiten de gewone koersgrenzen en het zijn anders uitgedrukt meestal onaantrekkelijke prijzen om tegen te handelen.

Als een belegger een verkooporder plaatst, gebeurt met de koers in feite net hetzelfde als bij een kooporder, maar dan in omgekeerde richting. Neem bij een koers van 27 euro een verkooporder van 100 stuks tegen 26,5 euro. Het marktsysteem zoekt in de vraag naar een koper voor dit pakket. Als een tegenpartij bereid blijkt de 26,5 euro effectief te betalen, wordt de transactie gesloten en bedraagt de nieuwe koers van het aandeel 26,5 euro. Beleggers zouden – opnieuw in theorie – aandelen tot een absolute bodemprijs naar omlaag kunnen jagen. Maar om dat ook effectief te kunnen uitvoeren, moet de belegger eerst wel over de aandelen beschikken.

Jos Grobben

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content