Vlaanderen telt zo’n 90.000 turners. Het WK acrogym in het Gentse Tolhuis belooft hen vanaf morgen nieuwe hoogdagen. Knack sprak met zeven Vlaamse bondsbonzen over verleden, heden en toekomst.

Sinds vorig jaar heeft de Vlaamse turnliga een eigen topsportschool in Gent. Samenwerking tussen de vier bonden heeft ook geleid tot IK-GYM, een meetinstrument voor de kwaliteit van jeugdwerking, trainersstaf, aanbod en opleiding in de turnclub, ontwikkeld in samenwerking met professor Paul De Knop van het Hoger Instituut voor Lichamelijke Opvoeding en Kinesitherapie (HILOK) van de Vrije Universiteit Brussel (VUB). De formule wordt rond deze tijd in de turnsport geïmplementeerd en zal binnen de kortste keren ook in het volleybal, het tennis, de karate en het zwemmen worden overgenomen. Maar ondanks deze overwinning op zichzelf blijft de Vlaamse turnsport ook na het Strategisch Plan voor de sport van Luc Martens (CVP) dat zou aansturen op één federatie per sporttak, sterk versnipperd en verzuild. Ook het decreet over de erkenning en de subsidiëring van sportfederaties, dat kwalitatieve normen aan de sportclubs oplegt, heeft geen fusie-eisen gesteld.

De Vlaamse Turnliga (VTL), die als enige voor internationale wedstrijden kan selecteren, werkt sinds twee jaar nauw samen met de Federatie voor Algemene en Sportieve Gymnastiek (ASG), de vroegere socialistische turnbond. In het andere kamp staat de Katholieke Vlaamse Turnbond (KVT) en in mindere mate de Bond voor Lichamelijke Opvoeding (BVLO), een buitenbeentje dat atleten uit verschillende sporttakken vertegenwoordigt. Bijna alle initiatieven om de vier bonden in één federatie onder te brengen zijn in de kiem gesmoord. Maar dat heeft niets met verzuiling te maken, vindt voorzitter Ivo Peeters van de KVT: “Vlaanderen stapt stilaan af van zijn politiek gekleurde sportfederaties. Maar dat hoeft niet in te houden dat we toegeven aan het internationaal monopolistisch denken dat de sport overheerst.”

De Katholieke Vlaamse Turnbond is dus in geen geval voor een fusie te vinden?

Ivo Peeters: Drie jaar geleden heb ik op verzoek van de vier voorzitters een ontwerptekst geschreven voor een samenwerkingsverband tussen de bonden, onder meer om te komen tot één wedstrijdcircuit. Daarmee wilden we zorgen dat een club niet van federatie hoefde te wisselen telkens als er een talentvolle turner de kop opstak. De VTL moest in ons voorstel het meeste water in de wijn doen, maar zou wel de mogelijkheid krijgen om ongestoord een topsportbeleid uit te stippelen. De VTL is nooit het gesprek aangegaan over de basistekst en zei zelfs eenzijdig haar inbreng op in de Vlaamse Turnacademie, een opleidingsinitiatief waarin de vier turnbonden en Bloso participeerden. Terwijl ons voorstel toch veel gelijkenissen vertoont met het samenwerkingsverband dat VTL en ASG gesloten hebben.

Marc Schoenmakers (voorzitter VTL): De eenzijdige opzegging volgde uit het feit dat de KVT noch de BVLO bereid waren een eigen financiële inbreng te doen in de op te richten topsportschool. De overstap van het oude model – het onder elkaar verdelen van Bloso-gelden – naar het samenbrengen van eigen middelen voor de topsport was alleen voor de ASG bespreekbaar.

Dirk van Esser (directeur VTL): De andere bonden hebben ons een tekst willen opdringen over de hervorming van de turnsport over de vier federaties heen. Ze wilden daarvoor een vijfde federatie creëren die de vier andere zou overkoepelen. Zonder afspraken over uniforme bijdragen zou de VTL afgesneden worden van zijn achterban. In ruil mochten we de topsportactiviteiten regelen, echter zonder dat we daarover een beleid konden uitstippelen, want de VTL, bij wie 99 procent van de Belgische topturners aangesloten is, kreeg maar twee van de acht stemmen in het bestuursorgaan.

Eric De Boever (voorzitter BVLO): De VTL heeft bitsig gereageerd, omdat ze wist dat het strategisch plan voor de sport eraan kwam. Minister Martens had verschillende keren gezegd dat hij daarin op één federatie per sporttak zou aansturen. Ze hoopte ongetwijfeld dat het plan tot een fusie zou verplichten.

Intussen is er een samenwerking gegroeid tussen de VTL en ASG.

Van Esser: We hebben op het KVT-voorstel gereageerd met een tegenvoorstel dat uitging van een volledige fusie. Omdat we denken dat die nodig is om de turnsport, die in Vlaanderen al te lang aanmoddert, efficiënt te runnen.

Sonia Vanden Broeck (directeur ASG): Ons plan ging veel verder dan dat van de KVT, omdat we ervan uitgaan dat we ons op een totale samenwerking voorbereiden. We zijn er trouwens van overtuigd dat samenwerken onmogelijk is tussen bonden met totaal afwijkende structuren en reglementen.

Van Esser: ASG is meegestapt in ons plan, maar ook Bloso, want het heeft de topsportsubsidies in onze richting gestuwd, omdat wij de facto de enigen zijn die topturners in onze gelederen hebben.

Peeters: Temeer omdat turners die bij de KVT hun opleiding gekregen hadden, met hun hele club van de KVT-familie naar de VTL moesten overstappen om kansen als elitesporter te kunnen krijgen.

Gilbert Vercammen (voorzitter ASG): Alsof de gewone gymnast daarvan wakker ligt. De mooie turnsport is véél meer dan een welles-nietesspelletje rond samenwerken en fusies, hoor.

De polarisatie in de turnwereld bestaat blijkbaar ook vooral tussen de KVT en de VTL.

Peeters: KVT en VTL zijn de twee sterkste structuren. Toevallig ook twee van de grotere sportfederaties van het land. En de KVT is een moderne federatie, aangepast aan de noden van vandaag.

Welke argumenten zijn er om een fusie tot één turnbond tegen te houden?

Peeters: De hele fusiediscussie draait in hoofdzaak om geld. De fondsen die nu verspreid zitten, moeten in één pot. Maar ik wil de turnsport niet opzadelen met het probleem waar vandaag al de voetbalploegen in provinciale mee af te rekenen hebben: dat de jeugdwerking moet opdraaien om de eerste ploeg te sponsoren. Wij vinden dat de sport in de breedte mag opdraaien voor de hoge kosten die een paar beloftevolle elementen met zich meebrengen. Topsport kent andere marktmechanismen en groeit steeds verder weg van de basis.

De Boever: Een fusie zou ook het overaanbod aan kampioenschappen kunnen inperken. Maar ze kan ook de sterke punten van de respectievelijke bonden verdrinken. Ik zou het jammer vinden als de expertise van de BVLO rond jeugdopleiding verloren zou gaan in zo’n fusievereniging.

Van Esser: Maar een sport die groter wordt, moét zich beter organiseren. Vanuit die filosofie heeft een fusie dus wel zin, want ze leidt tot rationalisaties en tot meer armslag, want een groep van 90.000 mensen is interessanter voor sponsors en voor de overheid dan twee federaties met 45.000 leden.

Welke voordelen zou een fusie nog met zich kunnen meebrengen?

Vercammen: De resultaten van de huidige samenwerking zijn na een jaar inrijden al duidelijk zichtbaar. Ze is vooral ingegeven door de zorg voor een ruimer kwalitatief aanbod en het creëren van meer mogelijkheden voor onze gymnasten. Een grote groep trainers en bestuursverantwoordelijken van beide federaties zijn laaiend enthousiast, vooral omdat het aanbod voor iedereen enorm gegroeid is. Voor competitieturners, maar ook voor recreanten. We hebben de beschikbare middelen samengebracht en daar worden we allemaal beter van. Geïntegreerd samenwerken is de eerste stap geweest om de doelstellingen van ASG en VTL complementair aan elkaar te maken.

Van Esser: VTL en ASG hebben nu ook één opleiding en een gestroomlijnde structuur. En als het idee van één federatie per sporttak er toch door komt, staan wij klaar.

Ondanks hun eigen verregaande samenwerking zijn ook VTL en ASG nog niet tot een volledige fusie overgegaan.

Vanden Broeck: Omdat het decreet ons bestraft als we zouden samensmelten. Vandaag telt de VTL zeven en ASG zes personeelsleden. Na een fusie zou de nieuwe federatie recht hebben op zeven personeelsleden.

Met andere woorden: als morgen de vier turnbonden een akkoord bereiken om samen te smelten, blijft een fusie onmogelijk.

De Boever: Iedereen zal moeten inleveren op zijn sterkte en het met minder personeel moeten doen.

Peeters: Maar dat mag geen reden zijn om bij de minister een aanpassing van het decreet te vragen. Want het blijft ruimte voorzien voor federaties die kwalitatief goed werk leveren en groot genoeg zijn. En het decreet is ook niet het enige obstakel dat een fusie van de turnbonden in de weg staat.

Van Esser: Het decreet en het strategisch plan zijn zoals ze zijn omdat Luc Martens door zijn achterban in toom gehouden is. De cultuur en de politiek is blijkbaar niet rijp voor het idee van één federatie per sporttak.

Van de vier groepen rond de tafel hebben er wel drie serieuze bedenkingen bij het decreet.

De Boever: Dat is in het Vlaams parlement goedgekeurd met 54 tegen 52 stemmen, ondanks een traditie om over voorstellen in de sfeer van sport en cultuur in consensus te beslissen. Vandaag zijn er nog altijd geen uitvoeringsbesluiten, waardoor we ons beleid moeten ijken op een regelgeving die niet bestaat.

Peeters: Dit heeft niets te maken met de fusie tussen de turnbonden. Elk decreet over de sportfederaties zal tegenstanders hebben. Het is gewoon te simplistisch om te beweren dat alles herleidbaar is tot één federatie per sporttak. En ook het strategisch plan heeft veel goede kanten: het wil bijvoorbeeld zoveel mogelijk kinderen naar de sportclubs halen. Daarvoor zijn zowel de kleine als de grote uni- en omnisportfederaties nodig. Ik ben er trouwens van overtuigd dat we door een fusie leden zullen verliezen in plaats van winnen. Vooral bij clubs met een recreatieve grondslag, die geen nood hebben aan die zware bovenstructuur.

Vercammen: De grote groep recreanten en jeugdsporters blijft helemaal niet in de kou staan als federaties samenwerken. Die vrees is enkel ingegeven door sectaire gevoelens die niet meer passen in deze maatschappij. De huidige samenwerking tussen VTL en ASG heeft zelfs de grootste twijfelaars tot dat inzicht gebracht.

Van Esser: We hebben niet het beste decreet, maar dat we er een hebben is op zichzelf al een flinke stap vooruit. Overigens, zowel VU als VLD stemden in het Vlaams parlement tegen het decreet. Ik vraag me af wat ze daarmee zullen doen, nu ze zelf het beleid uitmaken.

Zijn alle bruggen naar een totale fusie tussen de Vlaamse turnbonden opgeblazen?

Peeters: Integendeel. Vorig jaar, nadat het decreet was gepubliceerd, hebben wij een nieuw samenwerkingsvoorstel geformuleerd aan VTL en ASG. Sindsdien heb ik daar niets meer van gehoord.

Schoenmakers: Ook in het nieuwe voorstel wil de KVT topsport alleen consumeren naar behoefte, niet mee organiseren. Voor zowel de KVT als de BVLO bleef een fusie onbespreekbaar: de BVLO liet weten dat ze pas over twaalf jaar aan de orde kon komen, de KVT wilde niet raken aan zijn specificiteit, waarin topsport blijkbaar een kwalijke geur van geld en prestatiedrang heeft.

De Boever: De initiële wil tot samenwerken is bij de vier bonden aanwezig. Maar over hoe we dat het best en het snelst kunnen doen, is er nog geen consensus. Ik maak me sterk dat die er komt als iedereen ervaart dat een intense samenwerking de turnsport vooruit zal stuwen. Alleen heeft voorlopig nog niemand aangetoond dat een fusie moét: België is er altijd al in geslaagd zijn beste atleten uit te sturen naar de internationale wedstrijden. Het zou alleen nog iéts meer mogen zijn; ook op de Goodwill Games of de Wereldspelen zijn er kansen voor onze turners weggelegd.

Maar op de Olympische Spelen tellen Vlaamse turners al jaren niet meer mee. Wijst dat niet op de nood aan een beter gestructureerd beleid?

Peeters: We hebben er geen enkel probleem mee om, bijvoorbeeld, de opleiding van topsporters en de organisatie van topcompetities toe te vertrouwen aan de federatie die daar het meest in gespecialiseerd is – in dit geval de Vlaamse Turnliga. En we willen daar ook voor betalen, zolang we de garantie krijgen dat we zelf recreantencompetities mogen organiseren.

Vanden Broeck: Maar ook daar ligt een probleem. Een trainer die al jaren met een jongere werkt in die recreantencompetities, zal die niet zonder slag of stoot afstaan als zijn prestaties weerklank krijgen.

Van Esser: Wij geloven niet in een systeem dat de KVT laat voortdoen wat ze vandaag doet, in de hoop dat ze potentiële topsporters in onze richting doorstuurt. Topsport kost miljoenen per jaar. Als we een partner nemen, verwachten we van hem een structurele investering uit zijn eigen middelen. Zonder topsportschool is het in deze tijd bijvoorbeeld onmogelijk om topsporters te kweken. In Vlaanderen zijn we nu met zo’n school begonnen, de eerste resultaten zijn hoopgevend. Maar zo’n topsportschool moet je zakelijk runnen, emoties mogen daar niet in meespelen. Want ze kost enorm veel geld.

Peeters: Als er morgen een van onze turners naar de topsportschool van de VTL wil, zullen we daar de middelen voor vinden.

Van Esser: We hebben voor dit project structurele steun op lange termijn nodig. Zo’n anderhalf miljoen per jaar. Is dat bespreekbaar?

Peeters: Als we samen een model kunnen ontwikkelen dat garanties biedt voor het zelfstandig voortbestaan van de KVT, ook op het vlak van wedstrijdsport, ligt dat geld er morgen.

Frank Demets

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content