In 2009 nam de wereld afscheid van Michael Jackson. De King of Pop werd door vriend en vijand geprezen. Wat is er gebeurd? Is er dan echt geen verschil meer tussen de ‘betere muziek’ en puur entertainment? StuBru-presentatoren Ayco Duyster en Sam De Bruyn zijn blij dat de sectaire jaren voorbij zijn. ‘Wij moeten onze luisteraars niet meer opvoeden.’

Toen Michael Jackson op zijn hoogtepunt was, in het begin van de jaren tachtig, was de wereld in twee kampen verdeeld. De discokikkers dweepten met de steeds blanker wordende Afro-Amerikaan die met hits als Beat It, Billy Jean en Thriller alle records brak. De alternativo’s koesterden hun eigen muziek: de new wave van The Cure of The Sisters of Mercy of de punk van The Clash en de reggae van Bob Marley. Een nummer dat in de top 30 stond was per definitie verdacht, want commercieel. Goede muziek kwam, via import, uit speciaalzaken in Londen, Amsterdam, Keulen of Parijs en werd gretig op cassette gekopieerd. Torhout-Werchter, maar ook Humo en De Morgen waren de behoeders van de goede smaak. Later voegde ook Studio Brussel zich bij de smaakpolitie. Vooral Luc Janssen, die bij Radio 2 aan de deur was gezet en in vrijwillige ballingschap bij de VPRO werkte, bereikte een onbetwiste cultstatus. Wanneer hij een plaat draaide, dan kreeg die meteen een kwaliteitswaarmerk. Wanneer hij zich laatdunkend uitliet over een artiest – zijn ‘Sarah Beffens’ voor K’s Choicefrontvrouw Sarah Bettens is legendarisch – dan was die verdoemd voor het leven.

Wie die woelige tijden van nabij heeft meegemaakt, gelooft dezer dagen zijn oren niet. Vrolijke popdeuntjes of simpele elektronische muziek hoor je tegenwoordig even vaak op Studio Brussel als op pakweg Q-Music. Herman Schueremans, die destijds zelfs het Noordkaap van Stijn Meuris té commercieel vond, gaf dit jaar op Werchter een podium aan Milk Inc. Als hij dat in pakweg 1985 had gedaan, was er ongetwijfeld een spontane boycot tegen zijn festival afgekondigd.

Ayco Duyster (36) presenteerde aanvankelijk een snoeihard metalprogramma op Studio Brussel ( Metalopolis, later De bom), maar ze werd pas echt beroemd met het programma dat haar naam draagt: Duyster. Sinds 2000 is dat de referentie voor iedereen die van ’tomeloze weemoed en oorverdovende zoetheid’ houdt. Het ‘betere, zachte werk’, zeg maar. Al loeien er ook vaak gitaren. Namedropping? Andrew Bird, Death Cab for Cutie, Lou Barlow, Sigur Rós. Ayco wordt bijgestaan door Eppo Janssen, de zoon van Luc. Maar daar houdt de vergelijking met diens programma’s Krapuul de Lux en Domino op. Ayco is vooral lief voor de mensheid en haar fluwelen stemgeluid doet eerder harten smelten dan vuisten ballen.

Sam De Bruyn (23) was nog niet geboren toen Michael Jackson definitief de parameters veranderde die van een artiest een king maken. Voor hem is het onderscheid tussen rock en pop, tussen alternatief en commercieel een begrip uit grootvaders stoere vertelsels. De Bruyn presenteert Sound of Sam en verblijft nog tot morgen in het Glazen Huis van de Music for Life-benefietactie.

Studio Brussel koos vroeger uitdrukkelijk voor alternatieve muziek. Dat is nu niet meer zo. Waarom die koerswijziging?

AYCO DUYSTER: Vroeger werden de grenzen tussen wat mocht en niet mocht inderdaad strenger bewaakt. De jongeren van vandaag zijn veelvraten geworden, ook in hun muziekconsumptie. Ze denken niet meer zwart-wit. De verandering is erg geleidelijk gekomen. In de jaren negentig werden danceplaten alleen in een avondlijk nicheprogramma, Technoville, gedraaid. Toen ze ook overdag in de playlists opdoken, schreeuwden heel wat luisteraars moord en brand. Nu krijgen we nog maar zelden reacties wanneer we iets lichtvoetigs draaien. Een enkeling stoort zich aan Lady Gaga of Robbie Williams, maar dat zijn dan meestal oudere luisteraars die nog in het vijanddenken van vroeger vastzitten.

SAM DE BRUYN: Wij willen de luisteraar niet opvoeden. Die zit daar echt niet op te wachten. Hij wil gewoon goede muziek horen. Studio Brussel is geen alternatieve zender. Dat is een misvatting.

Als je in het buitenland op zoek gaat naar een goede muziekzender, merk je wel dat Studio Brussel een uniek profiel heeft. Mainstream kun je jullie muziekkeuze toch niet noemen?

DUYSTER: Dat is waar. Wie hier in België op Studio Brussel foetert, krijgt onmiddellijk heimwee wanneer hij op reis is. Wij maken een intelligente keuze uit het muziekaanbod. Onze mix is niet vrijblijvend. Wij maken radio voor mensen die van muziek houden. Dat betekent toch een zeker engagement. Studio Brussel wil geen geluidsbehang zijn, maar het woord ‘alternatief’ is misschien wel een brug te ver.

DE BRUYN: Het is natuurlijk ook een buikgevoel. We screenen het aanbod en kiezen daaruit de beste platen. Maar dat is trial-and-error. Soms wordt een nummer er na één keer al uit gezwierd.

De jeugd van vandaag lijkt zich minder over te geven aan muzikale stammentwisten dan die van tien of twintig jaar geleden.

DUYSTER: Dat klopt. Nu heb je ook een Dance Hall op Pukkelpop. Daar zie je dezelfde mensen die ook naar een rockconcert gaan. Er blijft natuurlijk wel een verschil. Een echte dj-set is toch nog iets anders dan een optreden van een gitaarband.

DE BRUYN: Ik vind het geweldig dat er op rockoptredens tegenwoordig ook gedanst kan worden. Vroeger moest je een beetje gewichtig uit je ogen kijken en met een sigaret in je mondhoek wat met je hoofd staan knikken.

Vroeger had elk genre – metal, reggae, dance, wereldmuziek… – zowat zijn eigen programma op Studio Brussel. Die genreprogramma’s zijn afgeschaft. Veel reacties gekregen?

DUYSTER: Net niet. Ik schrok daar wel van. Toen ik destijds de naam van Metalopolis in De bom veranderde, regende het reacties. Heiligschennis! Maar metal is nu echt wel een van de enige genres waar de diehards nog niet uitgestorven zijn.

Je moet de rol van het internet niet onderschatten, natuurlijk. Fans van een bepaald genre kunnen zich op de gespecialiseerde websites en blogs even goed informeren over hun favoriete muziek als wij. Wij hebben niet langer het monopolie op de informatie. Wij kunnen alleen een goede keuze maken en daardoor respect afdwingen. Maar niemand hoeft nog gefrustreerd naar de radio te luisteren en eindeloos te wachten tot zijn lievelingsnummer een keertje gedraaid wordt. Radio krijgt daardoor een andere functie. De echte specialisten haken af en dat geeft ons veel meer ruimte. Maar toch doet Studio Brussel het heel goed. We hebben nog nooit zoveel luisteraars gehad.

Studio Brussel was vroeger een kweekvijver van jong talent. Is dat nog steeds zo?

DUYSTER: Vroeger waren wij zowat de enige plek waar jongeren die avontuurlijke radio wilden maken, terechtkonden. Nu heb je stadsradio’s en studentenradio’s waar het talent al kan rijpen. Veel jongeren hebben een eigen internetprogramma of een eigen podcast. Dat maakt het ons veel gemakkelijker om vers bloed te vinden. Vaak zijn het ook stagiairs die doorstromen.

DE BRUYN: Het unieke aan StuBru is wel dat je hier nog met je kop tegen de muur mag lopen. Fouten maken is hier geen doodzonde. Als je er maar iets uit leert.

Als nethoofd van Studio Brussel wilde Mark Coenen, nu algemeen directeur marktstrategie van de VRT, geen opgeheven vingertje meer zien.

DUYSTER: Dat was een logische beslissing.

DE BRUYN: Ik heb niet het gevoel dat onze luisteraars zich tegen iets willen afzetten. Ze hebben geen boodschap aan presentatoren die hun mening door hun strot willen rammen of die willen choqueren om te choqueren. We willen de luisteraars net meer bij de zender betrekken in plaats van hen een lesje te leren.

DUYSTER: Daardoor moeten we ook veel alerter blijven. Jonge gasten van vandaag weten waar de klepel hangt. En vaak weten ze dat beter en sneller dan wij. Ik ben al tien jaar bezig bij StuBru, ik ben zelf stilaan een ancien, maar ik probeer toch niet achter-over te leunen en zelfgenoegzaam te worden.

Dankzij het internet is de keuze veel groter dan vroeger. En toch hoor ik altijd dezelfde muziek op de radio. Is de druk van de promotiemensen van de platenfirma’s dan zo groot?

DUYSTER: De relatie tussen de radio en de platenfirma’s is er een van wisselwerking. Ik voel me alvast niet in mijn vrijheid beknot. Het gebeurt zelfs nog regelmatig dat wij een plaat willen draaien van een artiest van wie ze bij de platenfirma niet eens weten dat ze die onder hun vleugels hebben. Beginnende artiesten kunnen nu veel gemakkelijker doorstromen dan vroeger. De mechanismen zijn veranderd. Ook wie niet op de top 10 mikt, komt gemakkelijker aan zijn trekken.

Wie vroeger aandacht wilde, leurde met zijn demo’s of nam deel aan Humo’s Rock Rally. Is dat nu anders?

DUYSTER: Met demo’s leuren is natuurlijk zinloos geworden. MySpace en Facebook zijn veel efficiëntere kanalen om je muziek bij de juiste mensen te brengen. Maar voor de échte doorbraak heb je nog altijd de steun van een booker, een manager of een platenfirma nodig.

De Rock Rally blijft een belangrijk forum. Wie daar goed presteert, krijgt een enorme duw in de rug. Het valt trouwens op dat Humo nog altijd de behoeder van de ouderwetse ‘goede smaak’ wil blijven. Op hun talentenjacht zie je vooral rockgroepjes met een klassieke opstelling: zang, gitaar, bas en drums. Dance is nog steeds ondervertegenwoordigd.

Music for Life, de benefietactie van Studio Brussel, is ook een ode aan ouderwetse radio: wat is er leuker dan ‘een plaatje voor je lief aanvragen’? Het werkt ook zeer aanstekelijk.

DE BRUYN: Dat programma gaat niet over muziek, maar over groepsgevoel. De luisteraars sturen ons een sms, ze mailen ons. Het is trouwens opvallend hoe dicht wij als presentatoren bij ons publiek staan. Ze kunnen ons voortdurend terechtwijzen of complimentjes geven.

DUYSTER: Vroeger moest je nog een gele briefkaart sturen om jouw favoriete plaat in De afrekening(de door luisteraars samengestelde hitparade van Studio Brussel, nvdr) te krijgen.

Music for Life is ook een televisieprogramma. De jongeren kunnen naar Gent komen en de presentatoren in het Glazen Huis aan het werk zien. Maar ondertussen komen ze zelf ook op televisie. Het communitygevoel wordt er alleen maar door versterkt.

Het blijft wel een actie voor het goede doel. Raakt dat niet ondergesneeuwd door al die mediaheisa rond het Glazen Huis, de presentatoren, de zelfpromotie voor het medium?

DE BRUYN: De bewijzen zijn er: mensen geven ook geld voor het goede doel. Ze weten zelf dat ze het hier goed hebben. Je moet ze niet op hun gemoed werken en de moraliserende toer opgaan. Weg met het miserabilisme. Het motto is: wij hebben het goed, we amuseren ons en we zijn best bereid om een deel van ons zakgeld af te staan aan mensen die het minder goed hebben.

DUYSTER: Voor dit soort grote acties komt de Vlaming ook echt nog uit zijn kot. Je zag dat ook bij de tsunami en je ziet het bij Kom op tegen Kanker. Alle verenigingen en clubs organiseren activiteiten voor het goede doel. Dat is ook nodig, want het aantal jongeren dat spontaan elk jaar een cheque voor een of andere ngo zou uitschrijven, is zeer klein.

Onlangs verscheen in Nederland een studie over de ‘grenzeloze generatie’ van vandaag (Knack van 09/12). De jongeren van nu zouden egoïstisch, gemakzuchtig, traditioneel en materialistisch zijn. Jullie zijn ervaringsdeskundigen. Klopt dat beeld?

DE BRUYN: Jongeren worden door ouderen gemakkelijk gestigmatiseerd. Ze laten dat meestal over zich heen gaan en reageren daar vrij rustig en nuchter op. Deze generatie heeft geen zin om te rebelleren.

DUYSTER: Ik merk wel dat jongeren een totaal onrealistisch beeld van de arbeidsmarkt hebben. Ze denken dat ze na hun studies onmiddellijk werk zullen vinden, dat ze een hoog loon en veel vakantie zullen krijgen.

DE BRUYN: Jongeren ondervinden de nadelen van de crisis pas veel later. Ouders besparen niet snel op hun kinderen. Ze worden behoorlijk in de watten gelegd en blijven ook veel langer in het ouderlijke huis wonen dan vroeger. Dat is financieel interessant: zakgeld en een studentenjob zijn voldoende om gsm, muziek en uitgaan te betalen. Eten en slapen doen ze thuis.

DUYSTER: Lang studeren is trouwens ook niet altijd de oplossing. Toen ik afstudeerde, kon ik niet aan de slag omdat ik té hooggekwalificeerd was. Ik wilde op een laag niveau in de cultuursector beginnen om dan op te klimmen. Maar de meeste vacatures waren voor laaggeschoolden en langdurig werklozen voor wie ze een subsidie kregen.

Lezen jongeren dan geen kranten? Hun ouders mogen al blij zijn dat ze met hun pensioen niet van honger omkomen. Maar of de jongeren van vandaag überhaupt nog een pensioen zullen hebben, is lang niet zeker. Tenzij ze nu al beginnen te sparen.

DE BRUYN: Ik zie geen oorlog tussen de generaties broeien.

DUYSTER: Mijn generatie, de dertigers, begint zich wel ernstige vragen te stellen. Zelfs als je met z’n tweetjes gaat werken, blijft een huis onbetaalbaar. Onze ouders hebben geluk gehad. Zij leefden in een tijd toen de huizen nog spotgoedkoop waren.

Ik schrik ook wanneer ik enquêtes lees over de partijvoorkeuren van de jeugd. Ze zijn zo rechts en zo conservatief.

DE BRUYN: Dat heeft veel met onwetendheid te maken, denk ik. Ze verlangen naar luxe en vinden het evident dat ze van die luxe kunnen genieten. Maar toch zijn ze bang dat anderen dat geluk kunnen verstoren.

In de jaren tachtig was er ook een crisis. Veel jongeren waren werkloos en gingen stempelen. Dat is nu niet meer zo evident.

DUYSTER: Gaan stempelen, dat is nu echt niet meer cool.

DE BRUYN: Dat klopt. Ze zullen er alles aan doen om te vermijden dat ze moeten gaan doppen. Ze zoeken tijdens hun studies al een job voor wanneer ze afgestudeerd zullen zijn.

MTV liet zijn jeugdige publiek de Tien Geboden opnieuw samenstellen. Bovenaan stond ‘jezelf zijn’. Wat betekent dat dan precies?

DE BRUYN: Jezelf zijn wil zeggen dat je durft toe te geven dat je Justin Timberlake cool vindt (voor de wat oudere lezer, Justin Timberlake is de ex van (ex-)tieneridool en lichtekooi Britney Spears. Hij maakt lichtverteerbare popmuziek die in het jargon r&b genoemd wordt, nvdr). Toen ik nog op Herman Teirlinck studeerde, luisterde ik – heel politiek correct – naar singer-songwriters. Toen kwam Justin Timberlake met een plaat die ik schitterend vond. Dat kon ik in die kringen niet bij iedereen hardop zeggen.

DUYSTER: De schaamte omdat je iets goed vindt, is bij deze generatie bijna helemaal verdwenen. Ze willen zich niets laten opleggen: niet door de leraar, niet door hun vader of moeder en ook niet door presentatoren en recensenten.

Jullie zijn 36 en 23. Waar staan jullie binnen tien jaar?

DE BRUYN: Dat is een groot probleem. Ik doe nu al wat ik wil. Ik zit voor mezelf al aan de top. Ik heb een eigen programma, ik mag in het Glazen Huis zitten voor Music for Life. Wat kan ik nog meer wensen?

DUYSTER: Ik kan haast niet geloven dat ik al meer dan tien jaar bezig ben. Duyster heeft een cultstatus bereikt die ik nooit verwacht had. We mikken op een kleine niche, laat op de avond, maar alles zit goed op dit moment. Ik ben blij dat ons programma naam heeft gemaakt. Duyster is een kwaliteitsmerk geworden. Ik heb gelukkig tijd gekregen om te groeien, een jaar gesparteld en uiteindelijk de juiste formule gevonden.

‘Life is Music’ is de slogan van Studio Brussel. Terecht?

DUYSTER: Reken maar. Muziek is van levensbelang voor jongeren. Niet alleen kunnen ze zowat alles wat er gemaakt is downloaden, ze zijn ook verzot op concerten en festivals. Ik denk elk jaar dat de terugval in de festivalsector zal intreden. Niets is minder waar. Festivals blijven maar extra dagen en podia toevoegen. Rock Werchter kost evenveel als een week vakantie en toch is het altijd uitverkocht. Het is natuurlijk ook één groot vakantiekamp. De muziek is bijna ondergeschikt aan het communitygevoel. Het bewijs: het festival in het Britse Glastonbury is al uitverkocht nog voor er bekend is wie er zal optreden.

DOOR KARL VAN DEN BROECK / FOTO’S FRANKY VERDICKT

‘Jongeren worden door ouderen gemakkelijk gestigmatiseerd. Ze laten dat meestal over zich heen gaan. Deze generatie heeft geen zin om te rebelleren.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content