De niet geautoriseerde biografie van Heineken schetst een portret van één van ’s werelds grootste brouwerijen. Maar vooral van de meer dan markante opperbaas achter het concern : Freddy Heineken.

Vóór woensdagavond 9 november 1983 gaf slechts een enkeling in ons land zich rekenschap van het bestaan van de Nederlander Alfred Henry Heineken. Heineken roepnaam Freddy van het gelijknamige bierconcern en op dat ogenblik net zestig, werd op die avond om zeven uur ontvoerd, samen met zijn privé-chauffeur Ab Doderer. De twee wilden in hun zwarte Cadillac Fleetwood stappen toen vier gewapende mannen op hen afstormden, hen in een oranje Renault-bestelwagen kwakten en er vandoor gingen met hun kostbare vracht.

Nieuw was dit soort kidnappings niet. Ook niet in Nederland. In 1977 waren Italianen al aan de haal gegaan met vastgoedmakelaar Maup Caransa, die tegen betaling van omgerekend 190 miljoen frank weer werd vrijgelaten. En vijf jaar later, in 1982, moest de familie Van der Valk van de hotels en motels, bijna 240 miljoen frank bovenhalen om Toos, echtgenote van één van de bazen van de multinational, opnieuw uit Italiaanse handen te halen.

Op het verkeerde been gezet door opzettelijke dwaalsporen, dacht de politie enkele dagen lang te maken te hebben met maffialeden of zelfs met de toen terreur zaaiende Rote Armee Fraktion (RAF). Een eerste betaling na het verschijnen in De Telegraaf van de boodschap ?Het weiland is groen voor de haas?, mislukte omwille van technische problemen. Daarop volgden zes dagen van martelende stilte tussen ontvoerders, politie of familie. Vlak nadat de vijftig speurders van de speciaal gevormde politie-eenheid de ontvoerders identificeerden als uitgekookte, Nederlandse onderwereldfiguren, liep een tweede levering van het losgeld goed af. Vlak daarop bestormde een interventie-eenheid de loods waar het duo in ermbarmelijke omstandigheden vastgehouden werd en konden de zakenman en zijn chauffeur weer naar huis. De boeven werden, zoals in een afgelikte tv-serie, netjes opgepakt.

GEEN VOET IN BELGIE

Tijdens die twee weken durende ontvoering leerde iedereen, van Lapland tot Patagonië, die nooit van de excentrieke miljardair Freddy Heineken gehoord had, diens biografie en vooral diens vermogen tot in de kleinste details kennen. Bijzonder dat laatste sprak tot de verbeelding. De ontvoerders hadden namelijk omgerekend 665 miljoen frank losgeld geëist en gekregen tenminste tot ze opgepakt werden. En dat was, volgens hun berekeningen, grof zo’n twee procent van Heinekens totale vermogen. Die stond voor zo’n immens rijk bedrijf dat het management amper een punt maakte van de betaling op zich ; geld dat overigens op uitdrukkelijk verzoek van de baas tegenover zijn ontvoerders, uit de onderneming kon gehaald worden en niet van zijn privé-rekeningen.

Dat Heineken in eigen land vóór de kidnapping al decennia een Bekende Nederlander in België zo lang een onbeschreven blad bleef, was wellicht te wijten aan het gebrek aan belangen van zijn bedrijf bij ons. Midden jaren twintig had Freddy’s vader Henry Pierre nog een poging ondernomen om Stella Artois over te nemen, maar verder dan het salon van toenmalig Artois-voorzitter Leon Verhelst was hij niet geraakt. Hoewel Henry Pierre even later de Brusselse Brasserie Leopold zou kopen en daarna ook de meerderheid in de Belgische groep Société Internationale de Brasseries, met productie-eenheden van Frankrijk tot Angola, toch kon Heineken het nooit als merknaam maken in Belgische kroegen of via de winkeldistributie bij thuisdrinkers.

Vreemd misschien voor een bier waarvan nu jaarlijks zo’n acht miljoen hectoliter uit de brouwketels stroomt. Maar Heineken verkoopt in de eerste plaats marketing, dan pas bier. Dat kan niet lukken in een land met een omzeggens ongeëvenaarde biercultuur als het onze. Belgische kroegtijgers beschouwen Heineken als een flauwe pils zonder veel karakter, dat op geen enkel vlak de vergelijking met de pittigere Belgische bieren kan doorstaan. En ondanks alle mooie woorden ligt hier de echte reden waarom Heineken één grens verder dan thuis, nooit echt grond onder de voeten kreeg.

Toch blijft Heineken een merkwaardig fenomeen. De groene blikjes met de rode ster en de schuine, lachende letter e in de naam, zijn letterlijk overal terug te vinden. Op cruiseschepen in de buurt van de Antillen tot in nachtclubs in Bangkok en van buurtkroegen in Purmerend tot de Walldorf Astoria in Manhattan, New York. Freelance journaliste Barbara Smit, die haar boterham verdient als correspondente voor Britse kranten en bladen, vond het zonder meer vreemd dat nooit iemand zijn of haar licht liet schijnen over dat verschijnsel Heineken. Afgezien van de misdaadanalyse ?De ontvoering van Freddy Heineken? van rechercheur Peter De Vries, verscheen er nooit één boek over Heineken. En het ontbreken van een corporate biography courante publicaties in het anglofiele bedrijfsleven zette Smit ertoe aan zelf een portret van het bedrijf en de incarnatie ervan uit te werken.

BIER TEGEN JENEVERMISBRUIK

Dat duurde drie jaar. Smit, die de geschiedschrijving van Philips niet wou overdoen en ook het idee liet schieten om de Brenninkmeijers en hun C&A te portretteren (?Bier interesseert méér mensen dan textiel?), benaderde Freddy Heineken na een ronde van negen maanden field research. Bij hun eerste ontmoeting toonde Meneer Freddy zich meteen van zijn beste kant. ?We zien elkaar bij de rechtbank,? beet hij Smit toe. Toch stond hij daarna een reeks voor haar vaak onthutsende gesprekken toe. Soms toonde Heineken zich daarbij uitermate geestig, charmant en intelligent. Maar het weer kon van de ene seconde op de andere omslaan en Heineken werd dan boertig, grof en rancuneus. Zo liet hij Smit zijn slaapkamer in zijn Amsterdamse pied à terre zien, wees op zijn hemelbed en vooral op een schilderij van een naakte dame. Hij betitelde het werk als ?de vrouw met de twee poesjes?.

Gaandeweg, toen duidelijk werd dat niet Freddy Heineken, waar wel Barbara Smit het eerste en het laatste woord zou krijgen in het boek, werd de bierbaas meer en meer pissig. De brouwer sprak één van haar opdrachtgevers aan ; de man werd verzocht geen beroep meer te doen op Smits journalistieke diensten. Bij borrelmaat Pierre Vinken, toen nog topman bij Elsevier, drong hij erop aan dat die de kleine uitgeverij, waar de biografie ging verschijnen, zou overnemen. Maar toch kwam ?Heineken, een leven in de brouwerij? er finaal. Zonder inspraak van de betrokkene. Dat alleen maakt deze biografie lezenswaard.

Het is onder meer een omstandig, zij het soms warrig relaas van de geschiedenis van de brouwerij. Zeven generaties vóór Freddy hadden de Heinekens, een geslacht afkomstig uit Noord-Duitsland al een brouwershuis in Bremen. Ze raakten dat weer kwijt en in feite dankt het concern zijn echt ontstaan aan een matrone, Anna Gertruida van der Pauw. Deze weduwe van Cornelis Heineken zat goed in de slappe was. Ze ging in 1863 om één specifieke reden snel in op een verzoek van haar zoon Gerard Adriaan (de grootvader van Freddy) om de aankoop van een Amersterdamse brouwerij te financieren. Madame Van der Pauw stoorde zich namelijk bij haar kerkgang mateloos aan lallende en brallende jeneverzuipers die over de straten zwierven. Gerard Adriaan speelde handig in op moeders aversie ; hij ging een heel zuiver bier produceren dat zelfs de meest verstokte kort-drinker moest bekoren. En na de overstap op dat product, zo hield hij ma voor, zou het plebs niet langer bezopen door de Amsterdames binnenstad laveren.

Met de hulp van Duitse brouwmeesters slaagde Gerard Adriaan er alvast in een stabiel bier te produceren, een rariteit in die dagen omdat de kwaliteit van de productie van de concurrentie omzeggens dagelijks varieerde. Niet zelden ontploften nog gistende stopflessen, bier bleek verschaald als slootwater nog vóór het in de kroeg arriveerde of het alcoholgehalte bleek nu eens extreem laag, dan weer tot verbijstering van de drinkebroers waanzinnig hoog. Amper had Heineken een stevige positie op de thuismarkt veroverd of Gerard Adriaan begon aan export te denken. Ondanks tegenslagen bij de eerste pogingen daartoe, zette hij door, maar voor de grote internationalisering van de onderneming zorgde zijn zoon, de kosmopolitische Henry Pierre Heineken. Bijgestaan door kiene managers, slaagde hij erin Heineken te verschepen naar verre uithoeken van de wereld pure expedities waren dat toen en daar ook nog geld aan te verdienen.

TERUGKOOP VAN DE ERFENIS

Vlak vóór de Tweede Wereldoorlog gold de brouwerij als één van de eerste waarachtige multinationals. Zelfs de Verenigde Staten waren toen al plat gegaan. Een nooit geziene campagne, opgestart onmiddellijk na het beëindigen van de drooglegging, rolde van de oost- naar de westkust. Leo van Munching, een voormalig lager personeelslid van de Holland Amerika Lijn, vestigde er zich als onafhankelijk importeur en zou geschiedenis schrijven door de manier waarop hij in Manhattan de naar Amerikaanse normen peperdure lager (?het beste na champagne?) gesleten kreeg. Hij placht met enkele maten kroegen binnen te vallen en daar op hoge toon Heineken te eisen. Dat was er nooit want Van Munching plande zijn ?overvallen? doelbewust. Waarop het gezelschap voor enige stampei zorgde en barhouders ijlings hun eerste kratten Heineken insloegen.

Van Munching slaagde erin de Verenigde Staten op te stuwen tot één van Heinekens meest rendabele markten. Hij ontzag daarbij niemand : noch zijn enige zoon die hij regelmatig in het openbaar uitschold voor nietsnut, noch de leiding van de holding. Van Munching weerhield er de Hollandse directie van een fabriek op te zetten in de Verenigde Staten omdat dit Heineken zou beroven van één van zijn grootste troeven : het label imported. Decennia lang deed de man wat hem beliefde daar over de plas en pas begin van de jaren negentig kon het Nederlands management de Amerikaanse export zelf in handen nemen, nadat Van Munching junior eerst aan de kant was gezet.

Het was overigens diens vader die Freddy Heineken het ABC van de verkoop bijbracht. Vlak na de oorlog vond de directie in Nederland het een prima idee de zoon van de grootste aandeelhouder, algemeen beschouwd als een lastpak zonder meer, op stage te sturen in de Verenigde Staten. De jonge Heineken amuseerde er zich best, leerde er Lucille Cummins kennen, dochter van een bourbonfabrikant annex fotomodel, trouwde op een blauwe maandag met haar en vertrok dan terug naar zijn Holland. Daar ontdekte hij vrij snel dat enkele bestuurders erin geslaagd waren zijn vader een groot deel van zijn Heineken-aandelen af te troggelen. De flamboyante jongeman ging in het tegenoffensief. Met veel lef blufte hij zich bij bankiers en financiële instellingen binnen.

?Freddy huurde een Rolls Royce en reed voor bij het hoofdkantoor van de latere ABN-bank te Amsterdam,? getuigt een vroegere bestuurder. ?Hij wandelde binnen en zei : Dag meneer, mijn naam is Freddy Heineken en ik heb een krediet van 400.000 gulden nodig.? Met geleend geld kocht Heineken via de beurs stukje bij beetje de aandelen van zijn erfenis terug. Via een achterpoortje een familieholding die een gedeelte van het Heineken-papier controleerde kon hij uiteindelijk het bedrijf terugkrijgen dat zijn vader bijna uit zijn handen had laten glippen. Die zou overigens begin jaren zeventig vereenzaamd en aan de drank overlijden, een hoofdstuk waar Freddy Heineken niet graag aan herinnerd wordt.

EEN WEINIG VERLICHT DESPOOT

Juist over de cruciale episode, de contra-coup van de jonge Heineken, gaat Barbara Smit in ?Een leven in de brouwerij? vrij snel heen. Het was nochtans een van de markantste periodes in de geschiedenis van de onderneming. Verderop zet ze dit mankement enigszins recht door gedetailleerd in te gaan op de naoorlogse expansie van de multinational. Daarin speelt Freddy, die zich na de herovering van Heineken resoluut aan het hoofd zette van het bedrijf, een prominente rol. Hij was het die onder meer een echt Europese strategie bedacht voor de nering, gedreven door een bijna feilloze intuïtie voor wat de modale bierdrinker wil.

De Europese expansie, ingezet begin jaren zeventig, lag in feite voor de hand. Maar toen Freddy Heineken aantrad als voorzitter van het concern kende de ganse wereld de merknaam al, maar was Heineken goed voor amper 3 procent van de bieromzet in Europa. Via overnames, fusies, brutale raids en veel Hollandse koopmansgeest werkte Heineken zijn bedrijf op tot een Europese speler van formaat. Tegenvallers of missers onderweg verteerde het bedrijf zonder veel problemen ; Heineken ramde er op bestuursvergaderingen als grootaandeelhouder en voorzitter gewoon zijn eigen mening in, wat dat ook mocht kosten aan geld of mankracht. Meestal bleek Heinekens visie de enige juiste, maar hoe sterk meneer Freddy zich ook toonde in het strategisch sturen van zijn bedrijf, veel minder efficiënt bleek hij bij de keuze van zijn managers.

Zolang hij zelf aan het roer stond, bleek dat dus geen onoverkomelijk probleem. Freddy Heineken regeerde als weinig verlicht despoot en medewerkers, ongeacht hun titel of antecedenten, werden gewoon geacht zijn orders uit te voeren. Hij schatte nogal bizarre eigenschappen hoog in bij zijn managers of bestuursleden in spe. Zo mochten ze geen golfhandicap lager dan twaalf hebben ; dat betekende namelijk dat ze teveel tijd op de links sleten en een grotere vaardigheid kon hun zakenpartners-medespelers in verlegenheid brengen. Bovendien lette Freddy Heineken er op dat het sterrenbeeld van de kandidaten ?compatibel? bleef met dat van hun toekomstige collega’s.

Het gebrek aan degelijk management brak de brouwerij vooral zuur op na 1989, toen Heineken zich officieel terugtrok uit het bedrijf. Dat jaar slaagde de raad van bestuur er nog in algemeen directeur Alger Oostra, een protégé van Freddy Heineken, als algemeen directeur weg te promoveren tot bestuurder bevoegd voor de Aziatische markt. Oostra, een lefgozer maar tegelijk een omhooggevallen, ?pathologische leugenaar? zoals vroegere collega’s hem omschrijven, maakte wellicht indruk op Heinekens bovenbaas door de hoogste en erg beruchte vakbondsman van de biergigant bij hun eerste ontmoeting meteen te schofferen met de retorische vraag ?Ben jij dat ettertje ?? Later zou Oostra overigens Stella Artois ook overhoop halen tijdens een kort (twee jaar), maar tumultueus verblijf aan de top van de Leuvense onderneming.

FREDDY LOOPT OVER HET WATER

Na hem ging Geert-Jan Van Soest de winkel runnen. Hij had een groot gedeelte van zijn carrière bij Heineken-Ierland doorgebracht en blijkbaar een reeks vreemde, ruwe gewoonten van het eiland meegebracht. Biografe Smit dist het tafereel op hoe Van Soest ?een vreselijke boer? in het gezelschap van zijn collega’s in een kroeg ?een vis uit een aquarium greep en deze voor de ogen van de walgende toeschouwers opvrat?.

Van Soest werd op zijn beurt al snel ingeruild voor Rob Strobos, een manager die tenminste begreep dat de centrale administratie van Heineken dringend ontvet hoorde te worden. De overhead-kosten liepen in vergelijking met concurrenten veel te hoog op en waren ook onverantwoord gezien de organisatie van het concern. Afdelingen in het buitenland opereerden omzeggens volledig autonoom, met eigen diensten die specifieke strategieën ontwikkelden voor de lokale marketing en reclame. Dat maakte een aantal logge diensten in Nederland compleet overbodig. Strobos’ plannen om daar zevenhonderd van de zesduizend banen te schrappen, veroorzaakte echter een enorme schokgolf en voor het eerst in de geschiedenis van het bedrijf kwam er een algemene staking. Jaren later bleek Strobos overschot van gelijk te krijgen en gebeurde de ontvetting toch. Zijn primaire pogingen tot drastische hervormingen, een complete cultuurbreuk, kwamen eerst gewoon te vroeg. Het kader en de rest van het werkvolk waren gewoon ingeslapen, onder meer omdat Freddy Heineken er hen altijd van overtuigd had dat ze een elite vormden, namelijk de makers van ?de Rolls Royce onder de bieren?. Wat kon de concurrentie daar wel tegen uitrichten ?

Eén van de grote verdiensten van ?Een leven in de brouwerij? is dat Barbara Smit het beeld van de mens en ondernemer Freddy Heineken omstandig nuanceert. In de Nederlandse media is hij omzeggens onveranderlijk opgevoerd als een charismatische, populistische leider die complexloos een volkskroeg kon binnenstappen en met de tooghangers begon te ouwehoeren over het weer of het voetbal. Dat er na zijn ontvoering bij dergelijke bezoeken altijd wel twee of meer bodyguards in de buurt limonade bleven drinken, dat Freddy met veel genoegen het gezelschap van koningen en keizers opzocht, het schaadde zijn imago geenzins. Heineken vertoonde weliswaar wat vreemde trekjes, maar hij was een bleef desondanks een ?echte, gezonde volksjongen?.

Zijn excentrieke kantjes komen tot uiting in architectonische snufjes in zijn stoet villa’s, appartementen en boten. Zo is het zwembad van zijn reusachtig buitenverblijf aan de Azurenkust uitgerust met een quasi onzichtbare kunstoffen plaat, vlak onder het wateroppervlak. Zo kan Freddy zijn gasten vermaken door over het water te lopen. Zin voor practical jokes, maar vooral voor woordspelletjes, kan hem niet ontzegd worden, ook al neigt zijn humor vaak tot het scabreuze of tot het bijtend cynische.

DAT IS WAT WIJ ZONDE NOEMEN

In interviews etaleert hij zichzelf vaak als een man die collega’s nooit een gemene hak zette, maar Smit ontmaskert Freddy Heineken als jokkebrok die regelmatig een loopje neemt met de waarheid. Zo blijken zijn versies over wat hij uitvoerde tijdens de Tweede Wereldoorlog nogal eens uit mekaar te lopen. De ene keer was hij toen gewoon een verwend, opstandig rijkeluiszoontje, de andere keer een onversneden verzetsheld. Zelfde verhalen over zijn verblijf in de Verenigde Staten. Volgens Freddy Heineken zelf had hij daar de grootste moeite om de eindjes aan mekaar te knopen, maar volgens Smits bronnen leidde Heineken er een vrij luxueus, zelfs mondain leventje.

Wat wel klopt, is dat de brouwer, die overigens na zijn vijftigste alleen nog in het gezelschap van buddies aan de pils wou of als er zich een camera in de buurt vertoonde, omzeggens al zijn rechtlijnige ideeën over reclame en verkoop tijdens die Amerikaanse stageperiode opdeed. De opperbrouwer Heineken weigerde, bijvoorbeeld tot grote ergernis van zijn managers dat er een brede waaier verschillende bieren onder de merknaam Heineken geproduceerd werd en hij decreteerde dat groen de bedrijfskleur was en moest blijven, allemaal kwestie van makkelijke identificatie. Ook zwoer hij bij een zo hoog mogelijke positionering van zijn bier op de markt. Amstel, een concurrent die Heineken in 1968 overnam, gebruikte hij voornamelijk als buffer tegen goedkopere bieren uit grootwarenhuizen of tegen kwalitatief middelmatige import. Hij stak zijn eeuwig misprijzen voor dit volgens hem inferieure product niet onder stoelen of banken. Zo riep hij tijdens de opening van een belangrijke beurs waar enkel Amstel getapt werd : ?Waarom verkopen ze hier geen fatsoenlijk bier ??

Heinekens ruzies met reclamelui elke campagne moest door hem persoonlijk voorzien zijn van een imprimatuur blijven legendarisch. Hij terroriseerde hen gewoon en zijn bemoeienissen gingen zeer ver. Elk glas Heineken moest op zijn bevel vol afgebeeld worden. Een fotograaf die een bierglas met (bier)kringen in beeld durfde brengen, hoorde zelfs ontslagen. Heinekens manie voor details, gekoppeld aan een merkwaardige spitvondigheid leverde mooie dingen op. Zo de onvergetelijke slagzin Heerlijk, helder Heineken, die meneer Freddy als eigen vinding claimt hoewel verschillende copywriters hem die eer betwisten. Wel bedacht hij zelf de paginagrote, oranje advertentie die na een overwinning van het Nederlands voetbalteam in het Europees kampioenschap tot een hoedje gevouwen kon worden. Sommige bronnen meldden Smit dat Heinekens bedilzucht en pedanterie aan de andere kant ook prachtige reclames kelderden. Onder meer de advertentie voorzien voor het pausbezoek aan Nederland ; een omgestoten glas Heineken met de oneliner ?Dat is wat wij zonde noemen.?

Lachwekkend zijn de passages waarin de biografe Freddy Heineken neerzet als een regelrechte schraper. De magnaat zou met Harry Mulisch gebroken hebben omdat de schrijver hem tien geleende gulden nooit terugbetaalde. Met de gemeente Noordwijk-aan-Zee ging Heineken in de contramine over zestig gulden hondenbelasting voor zijn dalmatiër Pasha. Voor twee poedels wou de brouwer best betalen, die catalogiseerde hij als huisdieren, maar Pasha was volgens hem een waakhond. Heineken krijgt herhaaldelijk de eigenschap aangemeten die Britten penny-wise en pound-foulish noemen. Smit plakt daar onder meer het beeld op van een vloot wagens, op kop de baas zijn Bentley, die in een winkelstraat van Amsterdam arriveert, waarop meneer Freddy omringd door zijn hofhouding een antiekzaakje binnenstapt en eindeloos begint te pingelen over de prijs van één zilveren lepeltje. De gierigheid krijgt zelfs een vilein trekje als een vermaard restauranthouder Heineken, die gekend staat om zijn krenterige fooien, tijdens een slepend diner vraagt of hij ?de jongens buiten? (chauffeurs en lijfwachten) niks mag aanbieden. De miljardair wimpelt de geste af met ?Die hebben toch hun eigen boterhammen bij zich.?

WERELDFLES VOOR ONTWIKKELINGSLANDEN

Feit lijkt dat de man ondanks die kleine kanten toch op handen gedragen wordt door zijn werkvolk. Wat overigens één van de latente problemen van Smit vormde ; medewerkers, zelfs diegenen die het bedrijf al lang verlaten hadden, konden moeilijk één slecht woord over Freddy Heineken of zijn ondernemingen over de lippen krijgen. De biografe zocht daar niet echt naar als een terriër en besteedt overigens slechts sporadische aandacht aan roddels, pikanterieën of aan Heinekens weinig relevante mondaine uitspattingen. Maar Freddy Heineken was en is onmiskenbaar een liefhebber van snelle vrouwen, dito wagens en jets, hoewel die laatste hobby op latere leeftijd omsloeg in totale vliegangst wat zijn activiteiten als ondernemer enigszins hinderde.

Alleen staat Smit een tijdje stil bij de passage van ene Nan Los, jarenlang Heinekens maîtresse zijn vrouw Lucille bleef haar en zijn leven lang bescheiden op de achtergrond. Het verhaal geldt echter als treffende illustratie van Heinekens rancuneuze neigingen. Eerst financierde Freddy een film waarin regisseur Fons Rademakers het fotomodel en ex-stewardess in één van de hoofdrollen dropte. Toen Nan Los vlak daarop trouwde met autopiloot Gijs Van Lennep ze was Heinekens beloften over een altijd uitgestelde echtscheiding beu verbood hij de verdere distributie van de productie. En daarna liet hij bij wijze van wraak zelfs een melige film draaien over de hopeloze liefde tussen een bakvis van een mannequin en een autocoureur.

Heineken, die elk stuk uit de interieurs van zijn villa’s en verblijven zelf kocht en er de geschiedenis van kent, een verwoed verzamelaar van vooral moderne schilderkunst, blijkt tenslotte ook wel ooit megalomane dromen te koesteren die niet onmiddellijk te maken hebben met bier. Zo ontvouwde hij begin jaren negentig nog een plan om Europa te herverkavelen in vijfenzeventig autonome staten, een project waarmee hij zelfs liet leuren tot bij de Amerikaanse president. Dertig jaar voordien dacht hij het huisvestingsprobleem in de derde wereld in één klap op te lossen dank zij de Wereldfles. Dat moest een vierkante, geribbelde bierfles worden die Heineken zou produceren. Eens leeg, kon het glaswerk gestapeld of zelfs gemetseld worden tot muren.

Dat het nogal gênant was mensen onder te brengen in afval of dat ze in die glazen kooien letterlijk geroosterd zouden worden, kon Freddy Heineken nauwelijks afbrengen van een van zijn meest bevlogen ideeën. Zoiets krijg je nu eenmaal met mensen die een interviewer peilen naar zijn salaris en even later doodleuk meedelen : ?Dat heb ik dan de afgelopen vijf minuten verdiend.?

Jos Grobben

Het moederbedrijf in Nederland : acht miljoen hectoliter bier per jaar.

Amstel : het tweederangs bier uit eigen rangen.

Volgens de opperbrouwer de Rolls Royce onder de bieren.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content