Op 29 mei spreekt Frankrijk zich in een bindend referendum uit over de invoering van de Europese grondwet. De laatste peilingen voorspelden een resultaat in het voordeel van de nee-stemmers. Een schets van voor- en tegenstanders.

Franse kiezers die invulling geven aan democratie: het is en blijft een interessant fenomeen. Als president kozen ze een ‘engerd’ – volgens de toenmalige Nederlandse vice-premier Annemarie Jorritsma in 2001 – verwikkeld in talrijke corruptieschandalen; bij de parlementsverkiezingen stemmen ze steevast tegen de zittende regering; lokale verkiezingen gebruiken ze om hun nationale onvrede te uiten – overigens geen ‘Franse uitzondering’ – en bij iedere aangekondigde hervorming gaan ze massaal de straat op om die tegen te houden. Als de gekozen meerderheid vervolgens in een enkel geval toch doorzet, spreken ze van een ondemocratische maatregel.

Het referendum van 29 mei over het grondwetsvoorstel van de Europese Unie vormt een nieuwe episode in de boeiende relatie tussen Frankrijk en de democratie. Steeds meer Fransen laten de gecompliceerde grondwet buiten beschouwing en zien het als een referendum over het aanblijven van de rechtse regering van premier Jean-Pierre Raffarin.

Hoewel opiniepeilingen – zeker in Frankrijk – niet overschat moeten worden, lijkt die nieuwe impuls voor het tegenkamp effect te hebben. Twee van de drie peilingbureaus gaven de tegenstanders van de grondwet vorige week voor het eerst een lichte meerderheid. Drie maanden geleden stond ‘ja’ nog op een tweederde meerderheid in de peilingen.

Opvallend is de overeenkomst met de peilingen voor het referendum over het Verdrag van Maastricht in 1992. Een grote voorsprong van voorstanders verdween als sneeuw voor de zon naarmate het referendum dichterbij kwam. Uiteindelijk stemden er nipt meer Fransen voor dan tegen, 51 procent tegen 49.

Argumenten om tegen te stemmen zijn er in alle soorten en maten. Allereerst vanwege de grondwet zelf. Zoals vaker het geval is, hebben extreem-links en extreem-rechts elkaar gevonden, zij het om verschillende redenen. Trotskisten en communisten (bij de eerste ronde van de presidentsverkiezing in 2002 samen goed voor 15 procent van de stemmen) rillen bij het aantreffen van de term ‘markteconomie’ in de wettekst en vinden die derhalve ‘ultraliberaal’.

Ter rechterzijde is het Front National (FN) van Jean-Marie Le Pen ook tegen de grondwet, omdat die het einde zou betekenen van de onafhankelijkheid van Frankrijk. Het FN, dat geen parlementsleden heeft door het districtenstelsel (elk parlementslid vertegenwoordigt de meerderheid van de kiezers van één district), laat zich echter nog nauwelijks horen in de campagne.

Het is vooral de ‘soevereinist’ Philippe de Villiers, die van zich doet spreken. De europarlementariër en leider van de monarchistisch getinte Beweging voor Frankrijk (MPF) wil onder geen beding dat Europa meer macht krijgt en is een fel tegenstander van Turkije in de EU. Zijn partij is vrij onzichtbaar bij landelijke verkiezingen, maar doet het daarentegen altijd goed bij Europese verkiezingen. De Villiers wordt vaak beschouwd als leider van de tegenstanders.

Tussen beide extremen in, bevindt zich een bonte groep tegenstemmers, van wie vooral de socialistische ex-premier Laurent Fabius het vermelden waard is. Hoewel de voorstanders van de grondwet een referendum binnen de Parti Socialiste (PS) vrij ruim wonnen (59 procent), blijft een aantal socialistische tegenstanders campagne voeren tegen de grondwet. Zij vinden dat de huidige tekst niet ver genoeg gaat en streven naar een nog diepgaander Europese eenwording. De partij overwoog de dissidenten te straffen, maar zag daar uiteindelijk van af. Het bleef bij een vermaning en een uitdrukkelijk verbod gebruik te maken van het socialistische logo bij hun acties.

Binnen de regeringspartij UMP zitten weinig tegenstanders. Meer dan 90 procent van de 2500 leden van de partij stemden bij een interne stemming voor de grondwet. Het electoraat is iets minder stellig: 30 procent zegt tegen te stemmen.

Voortrekkersrol

Tot zover het gedeelte van het nee-kamp dat zijn overweging maakt op basis van het grondwetsvoorstel. Verder zijn er de opportunisten, die om tal van andere redenen van plan zijn tegen te stemmen. Die groep is waarschijnlijk groter dan de principiële tegenstanders, aangezien slechts weinig Fransen de strekking van de grondwet kennen, net als de rest van de Europeanen. Ook de opportunisten vormen een uiteenlopend gezelschap.

Van hen hebben kiezers die tegen stemmen – omdat zij de toetreding van Turkije afkeuren of niets zien in de zogenoemde richtlijn-Bolkestein over het vrij verkeer van diensten – in ieder geval nog de verdienste dat hun keuze verband houdt met de Europese Unie. Met de invoering van de grondwet echter heeft deze tegenstem weinig van doen.

Overigens deed Europa er de afgelopen twee weken alles aan Frankrijk gunstiger te stemmen. De Franse goedkeuring is, anders dan die van enkele kleinere landen, immers essentieel voor de invoering van de constitutie. De 25 regeringsleiders deden de belofte de dienstenrichtlijn, waartegen president Jacques Chirac zich fel verzet, grondig te herzien, nadat Brussel eerder al het Stabiliteitspact versoepelde. Al drie jaar achtereen overschrijdt de Franse begroting het maximale tekort van drie procent.

De rest van de tegenstemmers doet dat uit onvrede over de Franse politiek in het algemeen of meer specifiek, over de huidige regering-Raffarin. Er wordt al gesproken van een ‘raffarindum’. Verplaatsing van fabrieken naar lagelonenlanden, een ministerieel appartement van 600 vierkante meter voor 14.000 euro per maand op kosten van de staat, de aantasting van de 35-urige werkweek, geen of te weinig salarisverhoging, de werkloosheid die onlangs weer boven de tien procent van de actieve bevolking uitkwam: men vindt in alles een aanleiding voor een non. In het weekblad L’Express zei een stemgerechtigde leerlinge van een lyceum dat een geplande hervorming van het eindexamen voor haar de doorslag heeft gegeven tegen te stemmen: geen Europese grondwet, omdat het Franse eindexamen binnenkort schoolonderzoeken (tussentoetsen) zal bevatten in plaats van één centrale test.

De volksraadpleging kent zo mogelijk nog ingenieuzere stemmers. Een ‘nee’ tegen de grondwet betekent vooral een nederlaag voor de sterk Europees gezinde president Jacques Chirac. Velen vinden dat hij in dat geval zou moeten aftreden. Adepten van Chiracs partijgenoot en waarschijnlijke rivaal voor de komende presidentsverkiezing Nicolas Sarkozy, zelf overigens ook overtuigd voorstander van de grondwet, kunnen de positie van de president dus drastisch verzwakken door tegen te stemmen. Voormalig minister Sarkozy, sinds eind vorig jaar voorzitter van de UMP, zou aanzienlijk minder te lijden hebben onder een afwijzing. Chirac is zich ervan bewust en ondanks beloften persoonlijk campagne te voeren, schittert hij vooralsnog door afwezigheid.

Ook de socialisten voeren geen eenduidige campagne. Afgezien van de genoemde dissidenten heeft de PS een nogal vreemde constructie bedacht: sympathisanten worden geacht niet zomaar ja te stemmen, maar een oui de gauche uit te brengen, een links ja. Tegelijkertijd roept de socialistische leider François Hollande de rechtse president Chirac evenwel op zich meer in te zetten voor het gewenste resultaat. Voor Hollandes oui de gauche? Of denkt ook Hollande dat een eventuele nederlaag het best zo veel mogelijk in de schoenen van Chirac geschoven kan worden?

De voorstanders van de grondwet wijzen de kiezer vooral op het dreigende isolement van hun land bij een eventuele afwijzing. Frankrijk, dat steeds een voortrekkersrol heeft gehad, zou plotseling verdere Europese integratie blokkeren. En dat terwijl het land juist altijd een van de grootste begunstigden is geweest van Europa, vooral dankzij de landbouwsubsidies. De ironie wil overigens dat de meeste boeren van plan zijn tegen de constitutie te stemmen.

Tegenstanders laten zich niet imponeren. De Villiers ziet een negatieve uitslag juist als een kans voor Frankrijk: ‘Het eerste land dat nee zegt, krijgt het initiatief een nieuw voorstel te doen.’ En Le Pen voorspelt dat een Frans nee aanstekelijk zal werken en andere landen zal overhalen ook tegen te stemmen. Oud-minister van Binnenlandse Zaken Charles Pasqua ten slotte zegt: ‘Als Frankrijk, een van de oprichters, tegenstemt, wil dat zeggen dat er iets mis is met het voorstel.’

Olivier van Beemen

Men vindt in alles een aanleiding voor een ‘non’.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content