Françoise Schepmans: ‘We zijn de radicalisering allerminst de baas’

FRANÇOISE SCHEPMANS:'Ik vind de kritiek op het samenscholingsverbod een beetje goedkoop.' © DIETER TELEMANS

Met de aanslagen in Parijs en Brussel werd Molenbeek een wereldwijd begrip. Hoe is het intussen gesteld met de Brusselse Kanaalgemeente? ‘De tijden van ontkenning en onverschilligheid zijn voorbij’, meent burgemeester Françoise Schepmans.

Het is bijna een jaar geleden dat het metrostation Maalbeek en de luchthaven van Zaventem door zware terreuraanslagen werden getroffen. Sinds de aanslagen in Parijs van 13 november 2015 gold Molenbeek over de hele wereld als een jihadistisch hell hole, nadat het de uitvalsbasis van de terroristen was gebleken. Ook een van de daders van de aanslag in Zaventem was een Molenbekenaar.

Na de aanslagen in Parijs beloofde minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) om Molenbeek ‘op te kuisen’. Het zijn geen woorden die de zacht pratende Françoise Schepmans (MR), sinds 2012 burgemeester van Molenbeek, in de mond zou nemen. ‘Het taalgebruik van de minister van Binnenlandse Zaken is een categorie apart’, glimlacht ze in haar ruime maar wat ouderwetse kantoor. Maar inhoudelijk is ze gematigd positief over Jambons zogenaamde Kanaalplan, voluit: ‘het actieplan tegen radicalisering, gewelddadig extremisme en terrorisme in de Kanaalzone’.

Molenbeek kan de extra agenten goed gebruiken die nodig zijn om teruggekeerde Syriëstrijders beter op te volgen, om eindelijk na te gaan wie waar woont, en om de talloze verenigingen en vzw’s door te lichten die niet zelden als dekmantel dienen voor terroristische activiteiten en andere zware criminele feiten. Toch lijkt het dweilen met de kraan open. Want de symptomen voor de radicalisering van een stuk van de Molenbeekse jeugd hebben dieperliggende sociale en culturele oorzaken. De jonge migrantenbevolking van Molenbeek is bovengemiddeld arm en werkloos, de radicale islam die er opgang maakt is een dankbare vluchtheuvel.

Vorige week kwam Molenbeek nog eens negatief in het nieuws, met een staaltje ordinaire criminaliteit. Drugdealers maken de buurt rond het metrostation Beekkant onleefbaar. Burgemeester Schepmans legde een samenscholingsverbod op van 9 uur ’s avonds tot 5 uur ’s ochtends, maar dat kwam haar op scherpe kritiek te staan.

Tegenstanders noemen het samenscholingsverbod een zinloze maatregel die de problemen hooguit zal verschuiven.

FRANÇOISE SCHEPMANS: Een samenscholingsverbod is uiteraard geen wondermiddel maar een preventieve maatregel, bedoeld om aan de overlast in de wijk een halt toe te roepen. Sinds ik burgemeester ben, heb ik al op verscheidene plaatsen samenscholingsverboden opgelegd. Maar zo’n verbod komt er altijd pas na overleg met de bewoners.

Wat loopt er mis bij metrohalte Beekkant?

SCHEPMANS: Vlak bij de metrohalte heb je een complex van sociale woningen en een parkje. Sinds een paar maanden verzamelen jongeren daar om drugs te dealen. Ze gedragen zich alsof ze er heer en meester zijn, en pikken het niet als omwonenden opmerkingen maken. Jongeren gaan ’s nachts aanbellen of forceren de deuren en dringen de gebouwen binnen. De situatie is onhoudbaar. Maar er is geen avondklok ingesteld, hoor. Mensen mogen gewoon de straat op. Daarnaast is de politie extra aandachtig en zal de socialewoningmaatschappij zorgen voor meer verlichting, voor meer bewakers en op mijn verzoek ook voor meer schoonmakers. Nette trottoirs en een schone entree zijn ook belangrijk voor het veiligheidsgevoel. Ik vind de kritiek op het samenscholingsverbod een beetje goedkoop. De bewoners, onder wie veel mensen met een migratieachtergrond, zijn blij dat er wordt ingegrepen.

Naar aanleiding van het samenscholingsverbod zeiden jeugdwerkers, onder meer van jeugdhuis Chicago, in de krant: die jongeren kunnen nergens heen, daarom hangen ze op straat rond.

SCHEPMANS: Om te beginnen: jeugdhuis Chicago ligt niet eens in Molenbeek, en die bewering klopt gewoon niet. Er is in die buurt inderdaad geen jeugdhuis, maar er is wel een sportzaal, een ontmoetingsruimte, een voetbalveld. Beneden aan de appartementsgebouwen was er een lokaal voor de jongeren, waar onze Dienst Preventie activiteiten organiseerde. Maar na een onderlinge strijd over wie er de baas mocht zijn, heeft men dat lokaal moeten sluiten. De gemeente organiseert nu activiteiten buiten de perimeter van het samenscholingsverbod. Ik vind dat zo slecht nog niet. Moeten jongeren per se ook hun vrije tijd in hun eigen appartementsblok doorbrengen? Het lijkt me een goed idee om ze daar af en toe weg te halen.

Die jongeren wonen vaak klein. Is het dan niet normaal dat ze veel tijd op straat doorbrengen?

SCHEPMANS: Natuurlijk heb je in Molenbeek het fenomeen van grote gezinnen in kleine appartementen. Maar de overlast op straat heeft ook te maken met opvoeding en opleiding. Het grote probleem van de jongeren in Molenbeek is dat ze geen werk hebben. Ze hebben niet de juiste kwalificaties, er is discriminatie op de arbeidsmarkt, en dus hangen ze maar wat rond. Maar degenen die drugs verhandelen bij Beekkant zijn geen jochies van 14, hè. Het zijn volwassen kerels tussen de 18 en de 25. Gehaaide criminelen die goed weten waarmee ze bezig zijn. Drugshandel is een erg lastig te bestrijden fenomeen. Als je vandaag een dealer oppakt, staat er morgen alweer een andere klaar.

En de plaatselijke politie heeft, hoewel ze versterking heeft gekregen, in Molenbeek de handen vol met de uitvoering van het Kanaalplan van minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon, niet?

SCHEPMANS: Precies. De politie is alle vzw’s in de zone Brussel-West aan het controleren. Alleen al in Molenbeek zijn dat er ruim 1600. De politie maakt een inventaris van al die verenigingen aan de hand van een vragenlijst: bestaan jullie nog, wie zijn jullie effectieve leden, welke activiteiten organiseren jullie enzovoort. In sommige gevallen gaat de politie zelf de vzw bezoeken. Van alle tot dusver in Molenbeek gescreende vzw’s, en dat zijn er dus heel wat, kunnen er 102 in verband worden gebracht met islamradicalisme of met zware criminaliteit zoals wapen- of drugshandel.

Zijn die vzw’s dekmantels voor terroristische activiteiten?

SCHEPMANS: Dat moet Justitie nu onderzoeken.

Maar u weet dus eindelijk welke verenigingen op uw grondgebied gevaarlijk zijn?

SCHEPMANS: Ja, en dat is een stap in de goede richting. Net zoals ik als burgemeester nu ook weet wie van mijn inwoners op de OCAD-lijst van Foreign Terrorist Fighters staat, en of die mensen zich in België of in Syrië bevinden. Maar ik beschik nu wel over de namen van verdachte mensen en verenigingen, dat betekent nog niet dat ik er veel tegen kan doen. Vaak zegt de gerechtelijke politie er onmiddellijk bij: het is niet uw taak als burgemeester om op te treden. Soms probeer ik toch iets te ondernemen op administratief vlak. Ik ga na of dubieuze verenigingen wel netjes hun belastingen betalen, of verdachte moskeeën in orde zijn met de brandveiligheid. Zo heb ik de radicale Loqman-moskee, die door verscheidene terreurverdachten werd bezocht, kunnen sluiten.

Critici in Molenbeek vragen zich af: moet de politie echt al die vzw’s één per één controleren? Kunnen de controles niet gerichter?

SCHEPMANS: Die vraag heb ik mijn korpschef Johan De Becker ook gesteld. Zijn antwoord was dat hij niet wilde dat men achteraf zou zeggen dat de politie het gemunt heeft op vzw’s van mensen van Marokkaanse afkomst, bijvoorbeeld. Systematische controle helpt ook om fictieve of niet langer bestaande vzw’s op te lijsten. Bij een inspectie van La Rue in de Ransfortstraat, een bekende vereniging in Molenbeek die zich met opleiding en vorming bezighoudt, bleken er nog zestien andere vzw’s op dat adres gevestigd. Sommige daarvan bestaan al twintig jaar niet meer, van andere had niemand ooit gehoord.

In La Rue is de politie met veel machtsvertoon binnengevallen in de huiswerkklas. Onder meer Johan Leman, voorzitter van het integratiecentrum Foyer, maakte zich daar boos over.

SCHEPMANS: Dat was een vergissing, en de politie heeft zich daarvoor verontschuldigd. Korpschef De Becker is naderhand bij Johan Leman langsgegaan om hem gerust te stellen. Wij hebben over het algemeen uitstekende contacten met het centrum Foyer, dat al jaren goed werk verricht in Molenbeek, net zoals andere Vlaamse middenveldorganisaties – denk aan Centrum West of Bon-Molenbeek, het inburgerings-onthaalkantoor van de Vlaamse Gemeenschap. Als Franstalige heb ik er geen moeite mee om toe te geven dat de Franse Gemeenschap op dat gebied te laat in actie is gekomen. De Franstaligen zijn, in vergelijking met de Vlamingen, afwachtend en passief gebleven. Ik heb in 2003 een voorstel ingediend in het Brussels Parlement om een soort inburgeringscursus aan Franstalige kant in te voeren. De andere Franstalige partijen vonden dat stigmatiserend voor nieuwkomers. Nu komt zo’n inburgeringstraject er eindelijk toch, maar we hebben aan Franstalige kant kostbare tijd verloren laten gaan en de uitdaging is alleen maar groter geworden.

Hoe verloopt de samenwerking tussen de lokale politie en het gemeentebestuur aan de ene kant, en Justitie, de Staatsveiligheid en de federale politiediensten aan de andere kant?

SCHEPMANS: Veel beter dan vroeger. Maar er bestaat nog altijd wantrouwen van Justitie tegenover de gemeentelijke overheid. Wij hebben er bijvoorbeeld het raden naar wanneer teruggekeerde Syriëstrijders uit de gevangenis worden vrijgelaten. Die retournees zijn onze grootste zorg, niet zozeer de vertrekkers, want die zijn er haast niet meer. Als gemeente zijn we ook onvoldoende toegerust om teruggekeerde jihadi’s in de gaten te houden omdat andere diensten, zoals het OCMW of de socialehuisvestingsmaatschappij, zich op hun beroepsgeheim blijven beroepen om cruciale informatie achter te houden. Met mijn administratie probeer ik zo veel mogelijk informatie te verzamelen. Neem nu die OCAD-lijst met staatsgevaarlijke en geradicaliseerde personen. Op dit moment staan daar 71 namen op die een band hebben met Molenbeek. De gemeente probeert van al die mensen een zo volledig mogelijk profiel op te maken: wat is zijn gezinssituatie, is hij huiseigenaar, is hij lid van een vzw, hoe is het gesteld met zijn identiteitsdocumenten en dergelijke.

In Vlaanderen begrijpen veel mensen niet dat uitgerekend u als burgemeester van Molenbeek niet pleit voor een eengemaakte Brusselse politie, om radicalisering en terreur efficiënter te kunnen bestrijden.

SCHEPMANS: Brussel heeft zes politiezones, maar het Brussels Gewest zorgt voor de coördinatie van het veiligheidsbeleid. Bovendien: als de efficiëntie van de strijd tegen terreur zou afhangen van de eenmaking van nabijgelegen politiezones, zou ook het naburige Vilvoorde in die eengemaakte Brusselse politiezone moeten worden opgenomen. Trouwens, alleen de zone Brussel-West, die behalve Molenbeek ook Koekelberg, Jette, Ganshoren en Sint-Agatha-Berchem omvat, telt al meer dan 200.000 inwoners. Onze politiezone is dus groter dan heel wat politiezones in Vlaanderen en Wallonië.

Maar in een eengemaakte Brusselse politie zou er onderlinge solidariteit bestaan tussen rijke en arme gemeenten. Het lijkt toch onverstandig dat Molenbeek van alle Brusselse politiezones de zwakst gefinancierde is?

SCHEPMANS: Dat is het zeker, maar de zogenaamde KUL-norm, die de financiering van de politiezones regelt, is nu eenmaal ongunstig voor Molenbeek. Ik sta open voor een debat over betere samenwerking tussen de Brusselse politiezones, maar ik wil niet dat de Vlamingen het debat misbruiken om de Brusselse gemeenten ter discussie te stellen. Ik vind ook dat onze politiediensten in moeilijke omstandigheden goed werk hebben geleverd. Het gemeentebestuur en de lokale politie moesten na de aanslagen in Parijs en Brussel vaak via de pers vernemen dat er huiszoekingen aan de gang waren. Terwijl de spanning hier te snijden was. Het is typisch voor Molenbeek dat er bij de minste politieactie meteen 50 mensen te hoop lopen. Dan is het belangrijk dat de lokale politie de zaak kan bedaren. Tegenwoordig is de rust hier grotendeels teruggekeerd. Het klimaat van angst is weggeëbd en het leven gaat weer zijn gangetje.

Is er dan niets veranderd in Molenbeek sinds de aanslagen?

SCHEPMANS: De grote verandering is volgens mij dat we de ontkenning en de onverschilligheid achter ons hebben gelaten. Vóór de aanslagen in Parijs en Brussel loochenden veel mensen hier de problemen: alles gaat goed, Molenbeek is het sociale en multiculturele laboratorium van de toekomst. Veel buitenstaanders zeiden dan weer: zolang wij er geen last van hebben, doen ze daar in hun eigen buurten, winkeltjes en moskeeën maar wat ze willen. Vandaag weten we dat wat zich in Molenbeek afspeelt iedereen aangaat. Het besef begint door te dringen, en dat is belangrijk. Maar de emancipatie van deze migrantenbevolking en het tot stand brengen van echte sociale cohesie zal nog jaren duren.

Groen-schepen Annalisa Gadelata beschreef in een omstreden boekje de onwetendheid, de bekrompenheid, de gettovorming, het religieuze sektarisme en de groeiende invloed van het salafisme in Molenbeek.

SCHEPMANS: Dat is de realiteit, en dat moet je hardop durven te zeggen. Zonder daarbij je empathie voor de inwoners van Molenbeek te verliezen.

Gadaleta werd naderhand voor racist uitgemaakt.

SCHEPMANS: Die aanvallen waren hard en onrechtvaardig. Ik ken Annalisa als een geëngageerde vrouw, ze heeft het hart op de juiste plaats. Ik vind ook dat we veel meer aandacht moeten besteden aan de religieuze boodschappen die in Molenbeek worden verspreid. In de Koranscholen, waar de kinderen Arabisch leren en godsdienstonderricht krijgen, moeten degelijk opgeleide onderwijzers de dienst uitmaken. Ik hoor veel te vaak dat om het even wie voor de klas staat. Laatst kwam een man me opzoeken. ‘Ik ben bezorgd,’ zei hij, ‘ze nemen net aangekomen Syriërs aan om mijn kinderen Arabisch te leren en ze betalen hen 5 euro per uur.’ Dat is voor mij als burgemeester een van de meest ingewikkelde aspecten in de strijd tegen radicalisering. Er is in dit land nu eenmaal vrijheid van vereniging en vrijheid van onderwijs. A priori kan ik me daar niet mee bemoeien, ik kan geen controle uitoefenen op de kwaliteit van dat islamonderwijs. Salah Echallaoui, de voorzitter van de Moslimexecutieve, vertelde me tot mijn verbazing dat van de 26 moskeeën in Molenbeek er maar 5 erkend zijn.

Bij de rest kunnen de autoriteiten dus niet binnenkijken?

SCHEPMANS: Nee, en wat vooral verontrustend is: de andere moskeeën vragen ook niet om erkend te worden. Dat interesseert hen niet. Het betekent ook dat ze zelf over voldoende financiële middelen beschikken, die ofwel uit het buitenland komen, ofwel van de gelovigen zelf. Daar stel ik me grote vragen bij. De grootste moskee van Molenbeek is bijvoorbeeld niet erkend en wenst die erkenning ook niet.

Wie financiert die moskee?

SCHEPMANS: Dat weet ik dus niet. Vreemd, toch? Kijk, voor de strijd tegen de radicalisering zijn in de gemeente permanent vier mensen aan het werk. Er is zelfs iemand die individueel de families van geradicaliseerde jongeren begeleidt. Dat is allemaal goed en nuttig, maar het is maar één onderdeel van het werk. We moeten tegelijk de radicale islam vanaf jonge leeftijd bestrijden in de scholen en in de moskeeën. De dag na de aanslagen in Parijs heb ik alle imams van Molenbeek bij mij uitgenodigd en heb ik ze gevraagd: ‘Wat nu?’ ‘Stuur de jongeren maar naar ons’, zeiden ze. ‘En dan?’ heb ik hen geantwoord. ‘Om wat te doen? Wat gaan jullie eigenlijk tegen hen zeggen?’

Dat gezegd denk ik niet dat de moskee vandaag de plek is waar die jongeren radicaliseren.

Maar emanciperen doen ze er ook niet?

SCHEPMANS: Precies, het is zeker niet de plek waar ze emanciperen, en dat zou de moskee idealiter moeten worden. Daarom zou ik willen dat de huidige Moslimexecutieve meer invloed kreeg.

Veel moslims voelen zich niet vertegenwoordigd door de Moslimexecutieve.

SCHEPMANS: Dat is aan het veranderen, en de nieuwe voorzitter is van goede wil. Hij praat moslims niet naar de mond en wint aan gezag. De Belgische staat zou er dan ook alle belang bij hebben om de Grote Moskee aan het Jubelpark opnieuw uit handen te nemen van Saudi-Arabië en hem aan de Moslimexecutieve over te dragen. België moet de erfpachtovereenkomst met de Saudi’s voor de Grote Moskee openbreken. Want de huidige Moslimexecutieve is zich goed bewust van de problemen met de radicale islam en probeert ze ook niet te verdoezelen.

In tegenstelling tot bijvoorbeeld de imam van de Grote Moskee?

SCHEPMANS: Juist. Dat hebben we kunnen zien toen hij kwam getuigen in de parlementaire onderzoekscommissie naar de aanslagen van 22 maart. Het was geen fraaie vertoning.

Molenbeek was meer dan 20 jaar lang het bolwerk van PS-burgemeester Philippe Moureaux. Wat vindt u van zijn uitspraken dat hij het als burgemeester wel gemerkt zou hebben als jonge jihadi’s op het punt stonden naar Syrië te vertrekken of aanslagen te plegen?

SCHEPMANS: Ik probeer niet meer te antwoorden op de onzin van Philippe Moureaux, maar ik heb me toch weer blauw geërgerd de laatste keer dat hij op de RTBF-radio te horen was. Men vroeg hem naar aanleiding van zijn nieuwe boek of hij ook nog wat over Molenbeek te zeggen had. ‘Zeker, ‘ zei hij, ‘ik vind het jammer dat mijn strijd tegen radicalisering na mijn vertrek is stopgezet.’ Dan breekt je klomp toch? Het is net Philippe Moureaux, met zijn paternalisme en zijn clanhoofdattitude, die de problemen in Molenbeek niet onder ogen wilde zien.

Ik heb Molenbeek zien veranderen. In de jaren negentig plooiden de inwoners zich op hun eigen cultuur terug. De discriminatie van jongeren uit Molenbeek, in discotheken, in sportclubs, op de arbeidsmarkt, had daar ongetwijfeld ook schuld aan. Maar de aanslagen van 11 september 2001 waren een echt kantelpunt. Van dan af werd de islam allesoverheersend en identiteitsbepalend. Die ontwikkeling is versterkt door landen als Saudi-Arabië, die de moslims hier hebben overspoeld met geld en radicaal-islamitische boodschappen. Dan kreeg je de Amerikaanse invasie van Irak. Al die ontwikkelingen hebben een klimaat gecreëerd waarin het Westen tegenover de moslims stond. Ik heb vaak gezegd dat ik bezorgd was over de toestand in Molenbeek, maar Moureaux zette mij altijd weg als een anti-islam- en anti-migratiepolitica.

Volgens hem geniet u niet het vertrouwen van de moslimbevolking. Als dat klopt, is dat natuurlijk een grote handicap in de strijd tegen de radicalisering.

SCHEPMANS: Philippe Moureaux heeft mij in Molenbeek de reputatie van eenbourgeoismadam proberen te bezorgen. Iemand die niet houdt van het historische centrum van Molenbeek – Moureaux woont daar ook niet, hoor – en een afstandelijke vrouw. Die reputatie klopt niet, maar daardoor was het in het begin als burgemeester knap lastig om een vertrouwensband op te bouwen met sommige groepen. Doorheen de jaren is het vertrouwen wel gegroeid.

Het imago van Molenbeek is rampzalig, maar de bekende Brusselse ondernemer Frédéric Nicolay wil er nu een hippe bar openen om de gemeente nieuw leven in te blazen. Een lichtpuntje?

SCHEPMANS: Dat is inderdaad geweldig nieuws. (zucht) Maar… Net tegenover de metro-uitgang Graaf van Vlaanderen hier aan het Gemeenteplein staat een handelszaak al een paar jaar leeg. Ik had Nicolay gesuggereerd dat het de ideale locatie kon zijn voor zijn nieuwe café: vlak bij de metro, het gemeentehuis en het Kanaal. Maar de eigenaar wil het pand niet verhuren voor een horecazaak waar alcohol wordt geschonken! Dat is toch al te gek. Er worden heel veel concrete projecten op de sporen gezet, op het gebied van preventie en repressie, in de strijd tegen radicalisering en religieus integrisme, maar ik heb op dit moment allerminst het gevoel dat we het fenomeen de baas zijn. Het terugplooien op de eigen religie en de eigen culturele tradities is in Molenbeek alomtegenwoordig. Dat laatste valt uiteraard niet samen met radicalisering, maar het is er wél een onderdeel van. En het helpt ons zeker niet vooruit.

Door HAN RENARD, foto’s DIETER TELEMANS

‘Van de 26 moskeeën in Molenbeek zijn er maar 5 erkend. En die andere vragen ook geen erkenning. Dat is verontrustend.’

‘Diensten zoals het OCMW en de sociale huisvesting beroepen zich op hun beroepsgeheim om cruciale informatie achter te houden.’

‘Na 9/11 is alles veranderd in Molenbeek. De Saudi’s overspoelden ons met geld en radicaal-islamitische boodschappen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content