De Amerikaanse fotograaf Fred Maroon exposeert in ons land. ?Ik laat mijn foto’s voor mij spreken.? En toch : een gesprek.

De tentoonstelling ?Politics and Poetry? geeft een uitstekend beeld van het uitzonderlijke oeuvre van de Amerikaanse fotograaf Fred Maroon. Gedurende meer dan veertig jaar observeerde hij de Amerikaanse politieke wereld voor kranten en tijdschriften. Zijn foto’s wonnen vele prijzen. Maroon realiseerde elf boeken over onderwerpen uit verschillende domeinen van de fotografie. Verscheidene collecties werden wereldwijd tentoongesteld.

Hoe bent u in de fotografie terechtgekomen ?

FRED MAROON : Na de Tweede Wereldoorlog had elke ?veteraan? het recht op een studiebeurs en zo ben ik architectuur gaan studeren aan de Catholic University of America in Washington. Geen haar aan mijn hoofd dat er toen aan dacht om fotograaf te worden. Tijdens mijn laatste jaar was ik de uitgever en fotograaf van het jaarboek van de CUA, met portretten en architectuuropnames. De drukker van de universiteit was ook die van Life. Enkele redactieleden van Life zagen de drukproeven met mijn foto’s en vroegen me of ik voor hen wou werken. Ik dacht later nog altijd architect te kunnen worden en stemde toe, waarna ik een opleiding van drie maanden in New York kreeg.

Ondertussen was mijn aanvraag voor een studiebeurs aan de Ecole Supérieure des Beaux Arts in Parijs goedgekeurd en in 1950 vertrok ik voor een jaar naar Frankrijk. Door het te grote aantal studenten volgde op elk lesblok van zes weken een vrije periode van dezelfde duur. Daar maakte ik gebruik van om heel Europa, althans het deel dat voor een Amerikaan toegankelijk was, af te reizen en freelancewerk voor het Parijse bureau van Life te doen. In dat jaar Europa werd ik geconfronteerd met de gebouwen die ik gedurende mijn architectenopleiding had leren kennen. Mijn geweten begon te knagen en ik besloot toch in de architectuur te stappen. Maar dan, in 1953, werd een reeks foto’s geselecteerd door niemand minder dan Edward Steichen, de toenmalige directeur van de fotografische afdeling van het Museum of Modern Art in New York voor de tentoonstelling ?Always the Young Strangers?.

Mijn fotografisch werk werd meteen op een ander niveau beoordeeld en de opdrachten volgden. Fotografie leek me toen interessanter dan achter een tekentafel te zitten. De tentoonstelling maakte mij er ook bewust van dat fotografie veel meer was dan ik tot dan toe vermoedde en wat ik zelf als amateur en beginnend fotojournalist beoefende.

Gedurende de eerste jaren in de jaren vijftig maakte ik vooral zwartwitfoto’s voor tijdschriften als Life. De jaren zestig waren de hoogdagen van tijdschriften als Look en Holiday Magazine, die voornamelijk in kleur werkten. Voor hen deed ik vooral wat we hier feature photography noemen : een volledig verhaal in beelden brengen. Toen de Kennedy’s het Witte Huis betrokken, werd ik bijvoorbeeld gevraagd de nieuwe look in hun binnenhuisinrichting te gaan fotograferen. Op andere momenten stuurde de redactie mij naar Iran of Turkije of in het Zuid-Westen van de VS. De jaren zestig waren heel sterk in dat soort fotografie. In die periode deed ik ook heel wat culinaire en modefotografie.

In de jaren zeventig kregen die magazines allemaal financiële problemen, want geleidelijk aan trok de televisie de grote publiciteitsgelden aan. In die periode begon ik boeken te ontwerpen. Dat werd de belangrijkste manier om me uit te drukken, terwijl publiciteitsfotografie en portretwerk voor de nodige inkomsten zorgden. Zo werden in de jaren tachtig de modecatalogen een interessante manier om jezelf te onderhouden. Ik publiceerde ondertussen het ene boek na het andere : over Egypte, over Engelse landhuizen, over de Navy. Ik gebruikte het geld van mijn commerciële opdrachten voor die boeken, die ik zelf volledig ontwierp en realiseerde.

De jaren negentig luidden dan weer het tijdperk van de digitale verwerking in, iets waar ik me nog niet mee beziggehouden heb. Op commercieel vlak lijkt alleen de publiciteitsfotografie nog een lonende bezigheid. Tijdschriften betalen immers niet zo goed meer, omdat de publiciteitsgelden ontbreken.

Modefotografie, zei u ?

MAROON : Ik ben daarin terechtgekomen door mijn reisreportages. Mijn eerste mode-opdracht kreeg ik van de Londense ?Weekend Telegraph? : kasjmiermode in Mongolië gaan fotograferen. Ze zochten iemand die op locatie kon werken, die een portret kon maken en tegelijk de omgeving tot zijn recht laten komen, veeleer dan een modefotograaf die gewoon was in studio te werken. We schoten de haute couture op historische locaties. Mongolië was ongeveer de verste plek die iemand voor een modesessie kon uitzoeken. Wat me het meest schrik bezorgde bij die modereportages, was dat we voor weken onbereikbaar waren. We konden van de aardbol verdwijnen zonder dat iemand dat ooit zou geweten hebben.

We hadden in Moskou toestemming gekregen om als transitreizigers door Siberië naar Mongolië te trekken. Daar deden we ons voor als toeristen, we namen onze kleren en fotomateriaal overal mee. Niemand legde ons iets in de weg. Ik kon echt niet geloven dat ik Amerikaanse haute couture aan het fotograferen was in Mongolië. Dat was midden de jaren zestig !

Het werd zo’n ongewone publicatie dat de New York Times er een commentaar van een halve bladzijde aan spendeerde. Het nummer met het Mongoliëverhaal was in drie dagen uitverkocht. Nadien was het niet moeilijk om de volgende bestemming te kiezen. Het idee om het gebruikte materiaal de locatie te laten bepalen leidde tot opnames met bont in Leningrad, kasjmier in Mongolië, zijde op de zijderoute in Afghanistan en Indiaanse bodypaintings aan de Colorado River. Totaal onvoorzien reisde ik met prachtige modellen en prachtige kleren naar sublieme locaties en zag dan mijn werk op twaalf bladzijden in belangrijke tijdschriften.

Dat was een mooie periode van mijn leven.

Waarom bent u er dan mee gestopt ?

MAROON : In de jaren zeventig hield Look op te bestaan. De sessies waren heel duur, ze kostten in die tijd al tienduizenden dollars. Nu hebben tijdschriften zulke budgetten niet meer. Of ze moeten alles via sponsoring doen en zich binden aan namen en merken.

In dezelfde periode dat u modereportages maakte in communistische landen, deed u ook reportages op het Witte Huis. Hebben de Amerikaanse of Russische instanties het u nooit moeilijk gemaakt omwille van die combinatie ?

MAROON : Van een journalist werden zulke zaken aanvaard. Ik was geen politiek persoon. Het Russisch of Mongools visum in mijn Amerikaans paspoort heeft me nooit voor problemen gesteld, zolang duidelijk was dat ik journalist was. Ze zagen dat ik een objectief verhaal uit die landen kon meebrengen. Mijn verhalen werden bekeken voor hun schoonheid en niet voor hun politieke boodschap. Daarom kon ik er ook terugkeren, en in Washington werken.

Ik heb hier in Washington altijd een uitstekende reputatie gehad als een United States photographer. De meeste van mijn boeken zijn Amerikaans georiënteerd.

U bracht objectieve verhalen uit die landen mee. Kan fotografie dan objectief zijn ?

MAROON : Ik probeer voor mezelf objectief te zijn. Ik hou er niet van iets met vooroordelen aan te vatten, want dan sluit je je geest af voor een aantal mogelijkheden waarvoor je je camera kan gebruiken. Een van mijn voordelen was dat niemand ooit kon zeggen dat ik een politieke agenda had.

Tijdens de presidentschappen van Kennedy en Johnson deed ik veel fotografie op het Witte Huis want zij waren heel populair bij de magazines. In Nixon waren de tijdschriften niet zo geïnteresseerd, de pers mocht hem niet erg. Toen dacht ik dat het moment geschikt was om een boek te maken over het Witte Huis, met een president die niet zoveel door de journalisten ?gecoverd? werd. Op dat moment wist ik niet dat Nixon zo’n historische figuur zou worden.

Het was mijn reputatie als neutraal fotograaf die me toeliet dat project aan te vangen. Ik had veel werk gedaan bij de democratische presidenten Kennedy en Johnson en vroeg dan de toestemming om, als freelance en dus niet in opdracht van het Witte Huis, een boek te mogen maken over ?republikein? Nixon. Bij de minste schijn van partijdigheid had ik nooit aan het project kunnen beginnen.

Ik werkte gedurende negen maanden op het Witte Huis en kreeg alle mogelijke medewerking. Ik had alle betrokkenen van Watergate dan ook gefotografeerd in hun werkomgeving toen het schandaal losbarstte en onderhield met sommigen heel goede contacten. Tijdens en na de vele verhoren voor de commissies mocht ik vaak foto’s maken terwijl andere fotografen ongewenst waren. Dat is het voordeel van zich neutraal op te stellen en niet aan een politieke agenda te beantwoorden.

Toch werkte ik graag tegen de stromingen in de pers in. Toen het land in een complete schandaalsfeer stak met Watergate, de rellen tegen de Vietnamoorlog en de nog altijd niet opgeloste moord op Kennedy , besloot ik een positieve kijk op de Verenigde Staten vast te leggen. Al wat je op tv en in de kranten zag, waren immers rellen, schandalen en betogingen. Tegen de tijd dat ik met het project klaar was, kwam de Bicentennial eraan, het tweehonderdjarig bestaan van de VS in 1976. Amerika verzoende zich plots weer met zichzelf en was en fier op zichzelf. Mijn boek ?These United States? werd een gigantisch succes : meer dan 150.000 exemplaren verkocht.

Tijdens het presidentschap van Carter kreeg de Navy zware problemen. Carter wou de Navy serieus inkrimpen. Rellen en muiterijen volgden, iets wat tot dan ongehoord was in de VS. Als Navyveteraan wou ik een boek maken over de Navy en nagaan of er een verklaring was voor die gebeurtenissen. De realisatie duurde drie jaar en tegen de tijd dat ik klaar was, was Reagan president en die wou het leger weer versterken. In de plaats van een boek te hebben over een Navy met problemen had ik een boek dat liet zien dat de Navy zijn vloot uitbreidde om weer heel sterk te worden. Mijn instinct heeft me tot verhalen geleid die historisch belangrijk waren en commerciële successen bleken. Achteraf gezien lijken het slimme zetten, maar op het moment van de beslissingen volg je gewoon je instinct.

Nu werkt u aan een historisch-architecturale reeks over de gebouwen van de drie machten van de Amerikaanse politiek.

MAROON : Als architect kan ik vaststellen dat we heel weinig weten over de huizen van de drie machten van onze overheid. De overheid bestaat uit de wetgevende macht, het Capitool ; uit de rechterlijke, de Supreme Court ; en uit de uitvoerende macht, het Witte Huis. Ik wou een historisch-architecturale trilogie maken over de drie huizen van de drie politieke machten van de VS. De profielen van die gebouwen kennen we goed, maar hoe ze er binnenin uitzien, wat er van activiteiten plaatsvindt, hoe die werkzaamheden verlopen, wie welke vertrekken betrekt en zo voort ; dat weten we niet. Zo’n boek is een goede mogelijkheid om fotografie met journalistiek te combineren tot een groot verhaal. De fotografie is ook uitdagend : portretwerk, architectuurfoto’s, stillevens, fotojournalistiek. Het boek over het Capitool kwam uit in 1993, dat over de Supreme Court in 1996 en ik verwacht elk moment de toestemming voor dat over het Witte Huis.

In hoeverre is het verschillend werken op die plaatsen ?

MAROON : Het Capitool wordt niet beheerd door één persoon, dat maakt het ingewikkeld. Er is het Huis van Afgevaardigden, er is de Senaat en er is de ?Architect of the Capitol?, die het centrale deel van het gebouw onder de koepel onder zijn beheer heeft, onafhankelijk van Kamer en Senaat. Deze drie instanties moesten hun toestemming geven en dan had je nog de democratische en republikeinse fracties van beide kamers. Ik had ik weet niet hoeveel afspraken, en het duurde achttien maanden vooraleer de definitieve toestemming gegeven werd. In de publieke ruimtes moest ik buiten de werkuren aan de slag. Ik moest met andere woorden tegen half tien ’s morgens klaar zijn, waardoor we ’s ochtends om vijf uur begonnen. In de privé-vertrekken was ik afhankelijk van het tijdschema en de goodwill van de politci. Technisch was het een uitdaging om die vele grote ruimtes uit te lichten. Soms moest ik tot achttien lichtbronnen opstellen, want het aanwezige licht liet nauwelijks fotografie toe. De realisatie van het boek was zeer tijdsintensief, het duurde dan ook drie jaar voor het klaar was. Maar het was zo mooi dat de ?speaker? van het Congress het in eigen persoon is gaan voorstellen aan president Clinton.

De Supreme Court ligt onder de jurisdictie van de Chief Justice. Hij had het boek over de Supreme Court gezien en vond een gelijkaardig boek over het Hooggerechtshof een uitstekend idee.

De toestemming om het Witte Huis te fotograferen moet van de president of de First Lady komen. Het zal een totaal andere look hebben dan de voorgaande twee, want een groot deel van het Witte Huis is residentieel, met de privé-vertrekken van de president en zijn familie.

Vele fotografen hebben uitgesproken meningen over politiek. U niet.

MAROON : Ik heb geen vooroordelen, ik doe mijn werk. Ik denk wel dat ik een positieve kijk heb op wat in ons land en de wereld gebeurt. Natuurlijk gaan er altijd dingen mis, maar toch verkies ik optimistisch te zijn. Ik denk dat een fotograaf zijn invloed kan hebben en situaties verbeteren door zich veeleer op de positieve zaken te concentreren dan op alle zieke elementen die in een land de kop kunnen opsteken.

Ik denk niet dat journalisten, schrijvers en fotografen hun positie verbeteren door partij te kiezen en zich af te sluiten van de gegevens waartegen ze zich misschien verzetten. Ze verliezen de toegang tot een belangrijk deel van de informatie. Dat deel dat hen een objectiever beeld kan bezorgen.

Als een journalist uitgesproken anti-Johnson, anti-Nixon of anti-Reagan is, hoe kan die dan in hun kantoor binnenstappen en eerlijke foto’s maken ? Misschien wil hij er niet eens binnengaan. Hoewel Nixon veel vijanden had, ging ik hem zo rechttoe rechtaan mogelijk fotograferen. Ik weet niet of me dat nu een goed of slecht fotograaf maakt.

Door de beelduitsnit, de hoek van waaruit gefotografeerd wordt, het moment, de belichting, kiest een fotograaf toch altijd voor een bepaalde interpretatie van de feiten, hoe onbewust dat ook gebeurt.

MAROON : Natuurlijk heb ik mijn eigen gevoelens wanneer ik aan fotografie doe. Maar denk niet dat ik wacht tot een personage dat ik niet sympathiek vind, een uitdrukking heeft op zijn gezicht, die mijn antipathie voor hem uitdrukt. Nu, soms geven ze mij zo’n uitdrukking omdat dat hun eigenheid weergeeft. If they have a dark soul, it shows in their face.

De ogen als spiegel van hun ziel ?

MAROON : Juist. Ik laat mijn camera voor mij spreken. Als ik politieke gevoelens heb over een thema en ik heb die, ik ben daar niet ijskoud in , dan probeer ik een positieve kijk op die zaak weer te geven. Ik probeer niet te tonen hoe slecht iemand wel is, ik probeer geen mensen kwaad of ongelukkig te maken.

Hoe was je contact met de verschillende presidenten ?

MAROON : Hoewel ik wel wat fotografie van Truman en Eisenhower gedaan heb, begon het echte Witte-Huiswerk eigenlijk tijdens de Kennedyperiode. Er waren toen nog niet zoveel freelancefotografen als nu en ik kreeg de kansen omdat ik nu eenmaal de man ter plaatse was. De meesten van mijn collega’s verklaarden mij voor gek toen ik mij in Washington vestigde en niet in New York zoals de meeste anderen. Ik deed dus vele stories op het Witte Huis die uitgebreid gepubliceerd werden. Het waren big stories voor de magazines, waardoor ik sterke geloofsbrieven kon opbouwen.

Toen Johnson president was, was ik volledig ingeburgerd. Johnson was wel de moeilijkste president om mee te werken. Hij snauwde geregeld de mensen in zijn omgeving af. Dat was zijn stijl. Je was tien minuten in zijn kantoor en hij begon zich luidop af te vragen wat je daar in ’s hemelsnaam deed. Nixon daarentegen was altijd heel correct. Hij stoorde zich niet aan mijn aanwezigheid toen ik aan mijn boek over hem werkte. Zelf toen hij met zijn naaste medewerkers overlegde, liet hij me mijn gang gaan. Hij zei hen dat ik een kunstenaar was, als een van hen zich niet op zijn gemak voelde. Echt vriendschappelijk ben ik met geen enkele president geweest. Partijtjes tennis of golf zaten er niet in. Wel een kop koffie of zo. Zo heeft Pat Nixon mij koffie aangeboden toen ik haar in haar slaapkamer op het Witte Huis fotografeerde. Nee, denk nu niets verkeerds, er stond ook een bureau waar ze al eens wat studiewerk deed.

Er circuleren altijd een hoop roddels over het privé-leven van de presidenten. Heb je van zo’n verhalen ooit iets concreets gezien ?

MAROON : Ik hoorde dat ook allemaal, maar ik dacht er nooit op een negatieve manier over. De mensen zijn zo snel om zo’n zaken te bekritiseren. Je moet al een engel, een heilige zijn om politicus te worden. Dat lijkt mij ironisch in een maatschappij die nog nooit zo mank gelopen heeft in termen van immoraliteit en geweld. We vragen van onze politici kwaliteiten die tegengesteld zijn aan wat de samenleving vertoont. In onze eigen levens schijnen we zoveel meer te aanvaarden, maar onze politici laten we niet toe hun privé-leven voor zichzelf te houden.

Hoe beïnvloedde de moord op Kennedy het werk ?

MAROON : Dat was een zeer traumatische ervaring voor ons. Ik had trouwens een groot verhaal dat in Look gepland was voor twee weken na de moord. Kennedy gaf mij als fotograaf beelden op mijn film waarvan ik dacht dat ze heerlijk voor de geschiedenis zouden zijn. Wanneer hij vermoord was, was het zeer moeilijk om mijn verdriet, rouw en woede te controleren en uit te zoeken waartoe ik in staat was en waarvoor ik de toestemming kreeg. Daarom ben ik in de rotonda in het Capitool, waar Kennedy opgebaard lag , gaan fotograferen terwijl mijn collega’s de straten in trokken. Ik kreeg toestemming om foto’s vanuit de koepel van de kathedraal te maken tijdens de begrafenismis. Maar er werd me onmiddellijk verteld dat, indien ik daarboven iets zou laten vallen, er zo snel zoveel kogels boven zouden zijn, dat ik niemand iets zou kunnen uitleggen. Ik kreeg twee geheim agenten met me mee. In die omstandigheden moest ik sterke beelden maken en voor altijd vastleggen wat er toen gebeurde. Ik probeerde mijn gevoelens opzij te zetten en zo direct mogelijk te werken.

De controle van de geheime diensten was heel sterk ?

MAROON : Het is nu nog erger geworden. Men is zeer bevreesd voor mogelijke terroristen. En als fotograaf ben je een gemakkelijke prooi voor iedereen in een uniform. We noemen hen de ?tripod police?, vooral in het Capitool. Wanneer ik een statief neerzet, wat ik meestal doe, komen die mensen uit alle richtingen aangelopen. Ze willen mijn vergunningen zien en identiteitsgegevens, en om het even hoe vaak ze me gezien hebben en hoe zeer ze weten aan welk project ik werk, toch moeten ze alle papieren elke dag opnieuw zien. Ze kennen me al meer dan een jaar, en toch controleren sommigen mijn papieren nog drie keer per dag.

Het werk in het hooggerechtshof was in dat opzicht gemakkelijker. Als ik de toestemming krijg om aan het boek over het Witte Huis te beginnen. Daar moet je mee leren leven. Pas als je bekend staat als een objectief, loyaal en clean persoon, krijg je de kans om zo’n project uit te voeren. Sta je bekend als een troublemaker, dan kom je er gewoon niet in.

In het Capitool verzorgen 1.200 agenten de veiligheid van het gebouw, zeven dagen per week, 24 uren per dag. Als fotograaf moet je zo’n zaken nu eenmaal aanvaarden. Gelukkig waren zo’n voorvallen uitzonderingen. Meestal verliepen de opnames vlot en ik kon het project tijdig afsluiten.

Tijdig ?

MAROON : Ik had een heel strak contract met de overheid. In de eerste plaats was dit de eerste en enige keer dat de toestemming voor een dergelijk project gegeven werd. Er was dus geen vergelijking met andere contracten mogelijk. Ik bekwam de toestemming onder twee heel strikte voorwaarden. De eerste was dat de overheid op elk moment het project kon stoppen zonder enige motivatie te moeten verschaffen. Elke inspanning kon op elk moment van de realisatie voor niets geweest zijn. De tweede voorwaarde was dat ik het boek moest klaarhebben voor 30 juli 1993. Zoniet, dan werden alle foto’s eigendom van de Amerikaanse overheid. Ze zou er alle rechten over verkrijgen zonder mij een dollar uit te betalen. Zo wou men zich indekken tegen een te lang uitlopen van een project.

Uw tentoonstelling heet ?Politics and Poetry?. Vanwaar de poëzie ?

MAROON : Ik vrees dat ik een ongeneeslijk romantische kijk op de wereld heb. Ik weet niet of dat met mijn natuur, mijn omgeving of mijn waarden te maken heeft, maar ik denk dat er veel schoonheid is in de wereld en ik ben er niet beschaamd over die schoonheid als fotograaf te vinden. Je behoeft geen excuses om schoonheid vast te leggen.

U beoefent volledig verschillende soorten fotografie. Wat is het gevolg daarvan op uw stijl ?

MAROON : Mijn stijl is op een natuurlijke manier gegroeid. Gjon Mili, een fotograaf uit New York die ik erg bewonder om de nieuwe manieren die hij bedacht om met flitslicht om te gaan, kogelde al mijn grote fotografievoorbeelden neer. Hij noemde ze omeletmakers, omdat ze zich als jong fotograaf in één soort fotografie bekwaamden om zich voor de rest van hun carrière te herhalen. Hij maakte me ervan bewust dat het beheersen van een breed spectrum mogelijkheden, de uitbouw van een stijl alleen maar ten goede komt. Je kan elementen van een specialiteit in de andere inbouwen. Bij portret- of modewerk hou je rekening met omgevingsfactoren, waarbij architectuur- en landschapsfotografie komt kijken.

De onderwerpen van mijn boeken zijn altijd een verrassing voor iedereen. Ik wil niet vastgepind worden als de fotograaf die alleen een bepaald soort foto’s maakt. Als een hoofdredacteur mij vroeg zwartwitfoto’s te maken, deed ik het. Vroeg hij kleur, ging ik na hoe ik die op de best mogelijke wijze kon realiseren. Als je mijn boek ?Jean-Louis, Cooking wit the Seasons? zou zien, zou je niet geloven dat die van dezelfde fotograaf is als mijn Nixonboek. Als je mijn Navyboek ziet, geloof je niet dat dezelfde fotograaf het Egypteboek deed. Een mens kan vele zaken doen. Je wereld, je leven en je geest kunnen zeer vruchtbaar zijn.

Pascal Baetens

Tentoonstelling ?Politics and Poetry? van Fred J. Maroon (meer dan honderd foto’s), van 23 maart tot 13 april in het cultureel centrum ?De Scharpoord? in Knokke-Heist, als deel van het 19de Internationaal Fotofestival Knokke-Heist. Tel. 050/630.380.

Fred J. Maroon : ongeneeslijk romantisch.

Washington D.C. : Alle fotografen zaten in New York.

De US Navy : op basis van instincten/

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content