Volgens de Canadese filosoof Charles Taylor is authenticiteit het begrip van de toekomst. Multiculturaliteit ter discussie.

HET zal wel een cliché zijn te melden dat waar enerzijds supranationale structuren groeien, er anderzijds meer aandacht wordt besteed aan gedecentraliseerde initiatieven. In de praktijk betekent dit dat almaar meer groepen erkenning opeisen, dat meer groepen zichzelf een eigen identiteit willen geven. Van de overheid wordt verwacht dat zij die eisen aanhoort en aanvaardt. Maar hoever kan de overheid gaan, hoe legitiem zijn de aanspraken van allerlei al dan niet obscure groepen ? En kunnen die belangen, die eisen, de coherentie van de overkoepelende organisatie niet zodanig aantasten dat de structuur gedoemd is te verdwijnen ? Moet de overheid niet veeleer abstracte rechten aan iedereen verlenen zonder in te gaan op allerlei inhoudelijke kenmerken ?

Het essay van de Canadese filosoof Charles Taylor over de problematiek van het multiculturalisme is onlangs in het Nederlands verschenen. Dit essay wordt omkaderd door randbemerkingen of commentaren die het werk fundamenteler in twijfel trekken. De problematiek is niet makkelijk en de discussies worden vertroebeld door onzorgvuldig woordgebruik, sentimenten en vooroordelen, door politieke, maatschappelijke en wetenschappelijke belangen. Sommigen verwijzen naar bestaande situaties of naar voorbeelden uit het verleden, anderen houden hun wensen voor werkelijkheid en spreken van een multiculturele samenleving als er meerdere groepen binnen een maatschappij samenleven.

Multiculturalisme is natuurlijk meer dan een louter formeel samenleven, meer dan een tolerant naast elkaar bestaan. Het ideaalbeeld van een multiculturele samenleving wordt nog het best samengevat met het woord ?mengkroes?, waar de ene cultuur de andere bevrucht en alle culturen met hun eigenheden kunnen bestaan. Een multiculturele samenleving is dus niet die welke alleen folkloristische trekjes van de ander aanvaardt. Vraag is dus of dit mogelijk of wenselijk is.

CANON.

Charles Taylor is goed geplaatst omdat hij een autoriteit is wat betreft het identiteitsvraagstuk, dat zowel op persoonlijk als op maatschappelijk vlak een rol speelt. Daaraan koppelt hij nu de vraag of elke groep die zich een identiteit aanmeet, ook aanspraak kan maken op rechten die de maatschappij haar moet verlenen. Dit is niet zo onbelangrijk omdat daardoor de bestaande cultuur kan worden gewijzigd.

Taylor maakt dit duidelijk aan de hand van de discussie rond de bestaande literaire canon. Sommigen bekritiseren die omdat hij is samengesteld uit werken van blanke mannen en bijvoorbeeld vrouwelijke of zwarte auteurs buiten de canon staan. Sommigen wensen niet alleen dat er meer aandacht aan hen wordt geschonken, maar ook dat hun werken op hetzelfde niveau worden geplaatst als de oorspronkelijke canon en dus gelijk worden gewaardeerd. In alle discussies gaat het er dus om hoe een groep zichzelf ziet, welke mythen en symbolen worden gebruikt en welke culturele artefacten als vormend en richtinggevend worden aanzien. Hoe het beeld van een cultuur wordt samengesteld, is dus niet willekeurig of toevallig, maar politiek, ideologisch en economisch geïnspireerd. De cultuur modelleert, vormt de mal waarin een bepaald denken en handelen mogelijk is.

In tegenstelling tot gerenommeerde cultuurpessimisten als Allan Bloom of Christopher Lasch is Taylor niet pessimistisch en wil hij de moderniteit verdedigen tegen het conservatisme van dit soort filosofen, maar ook tegen de aanvallen van de modieuze postmodernisten. In ?De malaise van de moderniteit? geeft hij een analyse van deze tijd. De mens ook al is hij een ?individualist? geworden wordt verontrust door drie tendensen. Door het individualisme voelt hij zich niet meer opgenomen in een groter geheel. Door het belang dat wordt gehecht aan de instrumentele, technische rede wordt de mens als een middel gezien om een probleem op te lossen. En ten derde is er de teloorgang van het politieke leven : het lijkt erop dat de mensen geen vat meer hebben op hun eigen leven.

De analyse van Taylor toont aan waar hij naartoe wil. Hij wil de bewuste mens die de mogelijkheid heeft om keuzen te maken in ere herstellen en het authenticiteitsstreven van de moderne maatschappij vrijwaren, hij wil de positieve kern ervan behouden.

De authenticiteit door anderen als egoïsme, gemakzucht of solipsisme beschreven ziet hij als een legitiem, ethisch ideaal, waarbij de excessen weliswaar moeten worden verwijderd, maar dat toch fundamenteel positief wordt gewaardeerd als een trouw blijven aan zichzelf. De oorsprong van het authenticiteitsstreven situeert hij in de achttiende eeuw, waar de moraal niet meer bij de goddelijke en/of wereldlijke autoriteit werd gezocht maar in de mens zelf. De mens moet zichzelf ontdekken om authentiek te zijn. Bovendien wordt dit tot een eis omgevormd : trouw zijn aan zichzelf om authentiek te kunnen zijn.

WAARDIGHEID.

Die authenticiteit moet worden waargemaakt binnen een dialogische situatie de verwantschap met Jürgen Habermas is duidelijk. De opbouw van dit ideaal is dus een sociaal gebeuren. Dit komt tot stand ten aanzien van wat Taylor noemt ?onontkoombare horizons? : clusters van waarden en kennis waar het ene waardevoller is dan het andere. Authenticiteit is dus niet zomaar een kwestie van triviale keuzen maken (ik ben maar authentiek als ik biljart speel, bijvoorbeeld), een keuze kan worden bediscussieerd. De ander is daarbij altijd aanwezig : niet alleen in het georiënteerd zijn op de keuze, in het kiezen zelf, maar ook in de consequenties ervan.

Als authenticiteit opgebouwd wordt in dialoog, betekent dit ook dat er een streven naar erkenning zal gebeuren. Omdat de sociale hierarchieën zijn ingestort waardoor de individuele positie niet meer vaststaat, werd het begrip ?eer? na het Ancien Régime vervangen door ?waardigheid?. Waar het eerste begrip nog exclusief en onderscheidend was, is het tweede egalitair, democratisch en universalistisch. Het is nu de taak van het individu om zichzelf te scheppen, de maatschappelijke ordening laat hem vrij. Die vrijheid wordt ook aan groepen geboden : er wordt niet alleen om belangen gestreden maar ook om identiteit. Authenticiteit is in de eerste plaats een verschil met de anderen. Dit besef dat men fundamenteel verschillend moet zijn van de ander in hoeverre dit streven realistisch is, doet er hier niet toe moet ook leiden tot het erkennen van de gelijkwaardigheid van verschillende leef- en denksystemen. Maar dit erkennen moet gebeuren op basis van een gezamenlijke horizon, van principes waarbij overeenstemming wordt bereikt over wat belangrijk is en wat niet.

In plaats van het authenticiteitsstreven te bekritiseren, meent Taylor dat dit begrip juist de toekomst zal bepalen. Dit ethisch ideaal moet verder worden uitgebouwd, niet tegen de maatschappij in maar juist in combinatie ermee : persoonlijke bevrediging is niet alleen op zichzelf maar ook op de anderen gericht, waardoor sociaal en politiek handelen noodzakelijk zijn. In dit groeiproces moeten de nefaste kenmerken worden bekritiseerd, maar een oppervlakkige kritiek als zou het allemaal egoïsme zijn is eveneens uit den boze.

Het probleem bij het begrip authenticiteit is dat er geen waarheidscriterium is : welke authenticiteit is authentiek ? Het begrip kan enerzijds niet gedefinieerd worden omdat het afhankelijk is van tijd en plaats, maar anderzijds is het ook geen evolutief begrip. Eens de identiteit vastgelegd, moet die ook zo blijven. Authenticiteit is een essentialistisch begrip : het is geen onderwerp van discussie omdat de ander buiten de definitievorming blijft tenzij die ander wordt gebruikt om de identiteit op te bouwen. Het kan enkel beoordeeld worden in zijn gevolgen.

DEMOCRATISCH.

Dit denken rond authenticiteit en identiteit wordt in het essay ?De politiek van erkenning? uitgebreid : er is niet alleen een streven van het individu naar erkenning maar ook van groepen. Die erkenning wordt opgebouwd rond het ideaal van de authenticiteit. Er zijn daarbij binnen het liberalisme twee visies. De eerste gaat ervan uit dat de staat louter formeel tewerk moet gaan. Het erkent enkel en alleen het universele in elk individu en op die basis wordt ieder mens gelijk erkend. De andere visie laat toe dat de overheid bepaalde waarden bevordert, bepaalde groepen bevoordeelt. Dit is volgens Taylor gerechtvaardigd wanneer hun eisen conform zijn aan de algemene principes, met andere woorden, specifieke groepswaarden kunnen worden erkend indien zij gesteld tegen een betekenishorizon relevant zijn om de zelfontplooiing van een bepaalde groep mensen te bevorderen (deze erkenning zal andere groepen dus benadelen). Want erkenning en dus waardigheid zijn voor Taylor niet alleen een levensbehoefte, maar ook essentieel voor een democratische cultuur.

Elkeen (en elke groep) heeft recht op erkenning om zo zichzelf te kunnen beleven. Bij het beoordelen van een andere cultuur moeten we ervan uitgaan dat elke cultuur potentieel waardevol is wat een zwak argument is om twee redenen. Wat zal er gebeuren als de conclusie is dat een bepaalde cultuur minder waardevol is dan een andere ? En, ten tweede, kunnen culturen wel met elkaar vergeleken worden door een persoon, is het niet noodzakelijk dat een cultuur beleefd moet worden vooraleer een oordeel kan worden geveld, de complexiteit is zo onoverzichtelijk dat elk oordeel welhaast een goddelijk ingrijpen is ?

De politiek van gelijke erkenning is in de praktijk dus een politiek van verschil. Het is niet alleen een erkenning van het universalisme binnen elk individu en/of groep, maar ook de erkenning van het essentiële verschil waardoor iemands identiteit wordt opgebouwd. Exacter, door te accepteren dat eenieder een identiteit heeft er is een universalistische grondslag aanvaarden we ook de particulariteit en dus de identiteit. Taylor meent dus dat de overheid wel degelijk een definitie van ?het goede leven? mag geven zonder daardoor iedereen die levensregels totalitair op te leggen en zonder diegenen die deze regels niet volgen te veroordelen.

Het is dit thema dat de komende jaren zal overheersen : hoe zullen we de gelijkheid bewaren en toch meer aandacht aan de broederlijkheid besteden, hoe zullen we een eigen identiteit opbouwen zonder onszelf op te sluiten in zelfgenoegzaamheid en verkettering van de ander ? Tenzij we natuurlijk zouden kunnen leven zonder de begoocheling van een collectieve identiteit.

Johan Velter

Charles Taylor, ?De malaise van de moderniteit?, Kok Agora, Kampen, 130 blz., 550 fr.Charles Taylor, e.a. ?Multiculturalisme : de politiek van erkenning nader onderzocht?, Boom, Amsterdam, 200 blz., 730 fr.

Charles Taylor : de overheid mag een definitie van het goede leven geven.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content