Filosoof Rudolf Boehm volgde het project-Coppieters van dichtbij. Zijn kritisch commentaar bij ?Het sienjaal?.

?Dat de CVP uitdrukkelijk wordt uitgesloten, is wel merkwaardig. Enerzijds vormt de SP, waarvan het gehele project toch uit gaat, inmiddels wel een hechte coalitie met de CVP, anderzijds omdat uitgerekend SP en CVP al een 1993 een absoluut gelijkaardig project overeenkwamen, namelijk Vlaanderen-Europa 2002. Een project van de Vlaamse regering. De Batselier was vice-premier in die regering. Men zou seriegewijs volstrekt gelijklopende intentieverklaringen kunnen aanhalen tussen Het sienjaal en het project van de Vlaamse regering van 1993.

?De oproep van nu wil niet meer en niet minder dan tactvol en respectvol (zoeken naar) vormen van samenwerking. De betrokkenen worden dus, vreemd genoeg, niet opgeroepen om de verderop in het boek uitgeschreven contracten te ondertekenen. Bovendien hebben die contracten in het geheel niet het uitzicht van waarachtige overeenkomsten, het zijn niet meer dan wenslijsten. Vlaanderen-Europa 2002 bevatte daarentegen nog afsprakenovereenkomsten waarbij de partners met elkaar een engagement aangaan en hun wederzijdse rechten en plichten vastleggen.

?Het nieuwe aan het project is dat Maurits Coppieters erin op zoek gaat naar een beslissende breuklijn in, of beter voor het democratische debat : die tussen de keuze voor een individualistische of voor een solidaire samenleving. Die brengt hij, in het spoor van Ricardo Petrella, concreet in verband met de door een concurrentiestrijd overheerste wereldeconomie. Dat trok mij aanvankelijk aan, want al vóór Petrella had ik zelf een socialistisch alternatief geformuleerd : uit de internationale concurrentiestrijd stappen. Maar ik vond de ruwe aanduiding van de breuklijn als die tussen een individualistische en een solidaire samenleving absoluut onvoldoende. Bovendien ging het allemaal heel snel de moraliserende toer op. Zo schrijft Coppieters : Het is gewoon (!) een kwestie van ethiek, van de morele ingesteldheid.

?In juli 1995 formuleerde ik in Nieuw Links een eigen voorstel voor het definiëren van de nieuwe breuklijn. Ze bestond erin de vraag te stellen : is het nog altijd waar wat David Ricardo in 1817 stelde, dat een volstrekt vrije wereldmarkt en vrije concurrentie op termijn in het voordeel van alle betrokkenen uitdraait ? Daar kwam slechts een dubbelzinnig antwoord op, dat concurrentie geen doel maar slechts een middel is. Natuurlijk is dat zo voor het bedrijfsleven, maar binnen het heersende economische bestel is de concurrentie wel een noodzaak voor bedrijven om zichzelf (en de werkgelegenheid) te handhaven en een middel om marktaandelen te veroveren, met het doel het liefst een monopolie te bemachtigen !

VOORWAARDEN.

?De analyse die Koen Raes in het boek maakt, is veelal uitstekend, maar ze gaat niet ver genoeg. Bij het opsommen van de hedendaagse, deels zogezegd postmoderne tendensen, gaat hij voorbij aan het fundamentele feit dat de moderne economie specifiek gekenmerkt is door de veronderstelling dat alleen een bestendige verhoging van de productiviteit, dank zij de concurrentiestrijd, de mensheid vooruit kan helpen. Ook Marx en Engels dachten dat. Tegelijk zondigt Raes, samen met al onze sociaal-democraten van de beste wil, tegen het eenvoudige inzicht van Engels (en uiteraard van Marx) dat geen sociale vooruitgang te realiseren valt door het verworven inzicht dat bijvoorbeeld het bestaan van klassen in strijd is met de rechtvaardigheid, de gelijkheid enzovoort. Dat kan ook niet louter door de wil van deze klassen af te schaffen. Het kan alleen onder bepaalde, nieuwe economische voorwaarden. In de plaats daarvan meent men nu blijkbaar dat er een economische vooruitgang zou kunnen worden gerealiseerd onder bepaalde morele voorwaarden.

?Hierachter ligt wellicht de veronderstelling dat de mensheid eigenlijk al over een voldoende productiecapaciteit beschikt om, als men dat maar wil, tegemoet te komen aan de behoeften van alle aardbewoners. Is dat zo ? Ik geloof er niets van.

?In zijn politieke uitgangspunten stelt Norbert de Batselier : De democratische krachten kunnen vandaag niet efficiënt optornen tegen de mondiale concurrentiesamenleving. Als dat zo zou zijn, dan heeft dit project natuurlijk geen zin. Maar De Batselier gaat verder : We moeten de logica van deze opgedrongen consensus in vraag stellen en aan het bestaande economische systeem actief voorwaarden opleggen, grenzen trekken. Dat kunnen democratische krachten dan weer wel ? Natuurlijk, het gebeurt onophoudelijk, niet alleen door protectionistische maatregelen zoals die van de EU ten voordele van de Europese landbouw maar ook door belastingen, sociale bijdragen, milieuwetten, zeg maar élke wetgeving. Maar helpt het veel ? Kàn het veel helpen ?

?Ik koester vriendschappelijke gevoelens voor vele betrokkenen bij dit project, maar ik blijf er kritisch tegenover staan. Ten eerste geloof ik niet dat het kan lukken. Dat komt niet alleen omdat het allicht heel snel hetzelfde lot zal zijn beschoren als, bijvoorbeeld, Vlaanderen-Europa 2002, maar ook omdat het, denk ik, een vergissing is om te veronderstellen dat wij eigenlijk volop beschikken over de nodige middelen om min of meer ruim te voorzien in de behoeften van allen en dat dit enkel een kwestie zou zijn van goede wil of macht. Het is integendeel maar de vraag of onze productiewijze in staat is om zo’n capaciteit op te bouwen. En ten tweede is mijn bezwaar dat die vraag in de analyse van dit project niet eens gesteld wordt.?

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content