‘Ja maar, Verastenhoven moet toch een wítte telefoon hebben!’ Bij ’t Arsenaal werken ze volop aan de kleine details van een gróót stuk. Vlaanderen, houd u vast: De Kollega’s zijn terug op den bureau! Maar vooral: terug op de Mechelse planken, uitgerekend daar waar het ooit begon.

‘We hebben stress gehad, jong.’ Stress? Je zou het de vlotjes multitaskende Michael De Cock niet toeschrijven. Wanneer de artistiek leider van ’t Arsenaal me die zaterdagochtend richting keuken wenkt, werkt hij in het Frans een telefoongesprek af en zet hij meteen koffie klaar. Ondertussen balanceert Jules, Michaels jongste creatie en ongeveer één lente jong, rustig op zijn knie. ‘Nee, echt. Nu is alles in zijn plooi gevallen, maar na de eerste tekstrepetities zat de boel plotseling vast. Hoe moesten we De Kollega’s anno nu gaan spelen? Iedereen kent die personages zo verdomd goed. Daar kom je niet zomaar van los. Je kunt Persez één keer nadoen, maar daarna is het gewoon niet grappig meer.’ Niet dat een doorgewinterde theatermaker als De Cock niet wist waar hij aan begon, toen hij een icoon als De Kollega’s onder het stof vandaan haalde: ‘Integendeel. Ik wil dit stuk spelen net omdát het zo’n gigantische erfgoedwaarde heeft. De Kollega’s is een echt Vlaams repertoirestuk, een waarde op zichzelf dus.’

De manier waarop de cast van het toenmalige Mechels Miniatuur Theater (MMT), waaruit het huidige ’t Arsenaal geboren is, zichzelf tijdens het theaterseizoen 1975-’76 in het collectieve Vlaamse geheugen torpedeerde, is op zijn zachtst gezegd bijzonder. Nog voor Jean ‘ik kan dichten zonder mijn gat te lichten’ De Pesser, Philemon ‘Mireille Maasje’ Persez en Jomme ‘Mijnen Adelbert’ Dockx wekelijks 2 miljoen BRT-kijkers aan de buis wisten te kluisteren, kreeg nagenoeg dezelfde cast de handen massaal op elkaar in de Vlaamse en Nederlandse theaters. Jan Matterne had zijn televisiescenario eerst voorgelegd aan de Dienst Ontspanning van de VRT. Maar op de Reyerslaan werd te lang getalmd en dus besloot de scenarioschrijver er maar wat mee te doen op de scène. Personages, dialogen, grappen en motieven die later breder uitgesponnen zouden worden in de serie, waren eerst te zien in de theaterversie. Met overweldigend succes, want De Kollega’s werd maar liefst 300 keer opgevoerd. De BRT pikte het oorspronkelijke scenario alsnog op, zodat de opvoeringen van het thea-terstuk op de duur de opnames voor de serie doorkruisten. Het MMT en zijn acteurs waren op slag wereldberoemd in Vlaanderen.

Die geschiedenis moet nog steeds tot de verbeelding spreken. Toen De Cock, samen met acteur en vriend Ben Segers, eind 2006 met zijn plannen uitpakte, stond de telefoon niet stil: ‘De media zijn er meteen opgesprongen en op elk feestje was er wel iemand die me toevertrouwde dat hij of zij graag wou meedoen. Maar we wilden rustig en proactief op zoek gaan naar een geschikte ploeg. Het was van bij de aanvang mijn bedoeling om De Kollega’s collectief te maken, met een ploeg die gemeenschappelijke grond zoekt.’ Wanneer we even mogen luistervinken op een repetitie, blijkt dat De Cock trouw is gebleven aan zijn oorspronkelijke opzet. De tekstrepetitie wordt eenstemmig afgewerkt, terwijl de regisseur kort bijstuurt waar nodig. Aanstekelijk om te zien hoe de groep van negen acteurs, in een uniform Antwerpse tongval, zoekt naar het juiste tempo en de juiste toon: ‘Ja maar nee he manneke, da’s geschrapt!’ Er hangt chemie in de lucht. ‘Ik kan de boel wel wat in goede banen leiden’, geeft De Cock aan. ‘Maar een regisseur die zijn acteurs dingen oplegt die ze niet zien zitten, is niet meer van deze tijd. Binnen dat brede kader zijn ze professioneel genoeg om het zelf op te lossen.’

UIT DE SCHADUW

Net door die diverse inbreng, slaagde de groep erin om uit de dwingende schaduw van de oorspronkelijke MMT-acteurs te stappen, vindt Michael De Cock: ‘Gasten als Geert Van Rampelberg, Stijn Van Opstal en Ben Segers hebben bijvoorbeeld een heel eigen stijl ontwikkeld binnen Olympique Dramatique – heel speels en ironiserend. Dat kwam onlangs ook naar boven in De Geruchten, toen ze met al die typische Guy Cassiersapparatuur gingen klooien. Ze laten de boel ademen en halen De Kollega’s weg uit de verstikkende herkenbaarheid die televisie oplegt. Al is het maar door grollend van een stoel te vallen.’ De Cock contrasteert die werkwijze met de gang van zaken in de commerciële sector: ‘Daar moeten ze financieel op zeker spelen en wordt meteen een getypecaste acteursgroep bij elkaar geronseld. Er wordt gemikt op herkenning door de stukken te spelen zoals ze er liggen. Ik vind dat wij ervoor moeten kiezen om de boel niet op voorhand dicht te betonneren.’ Volgens De Cock de enige manier om afstand te nemen van De Kollega’s zoals die bestaan in ieders herinnering: ‘Ja, het publiek mag de personages herkennen, maar net zo goed moeten ze het gevoel hebben dat er iets mee gebeurd is. Ik heb geen zin in commentaren als “Manu Verreth deed dat toch beter”.’

Al kwam er ook meer dan genoeg commentaar toen de MMT’ers destijds massaal de zalen vulden. Over het artistieke niveau van De Kollega’s werd immers weleens schamper gedaan. Emeritus hoogleraar Jaak Van Schoor betitelde het stuk ooit als ‘collagevolkstoneel dat diepgang mist’ en zelfs de minzame VRT-recensent Pol Arias bleek zich, naar aanleiding van de theaterreeks in Knack over de tien grootste Vlaamse stukken, maar bitter weinig te herinneren van De Kollega’s als theaterstuk. Ook wijlen Wim Van Gansbeke had als recensent weinig waardering voor de populaire koers – met De Kollega’s als exponent daarvan – die het oorspronkelijk vernieuwende MMT onder Manu Verreth (1969 – ’79) ging varen. Volgens De Cock heeft het MMT-juk lang gewogen op de acteurs die daarna kwamen: ‘Er waren altijd wel recensenten die hen verweten dat ze dat typische MMT-stempel droegen. Dat ergerde mij weleens. Het huis heeft soms onterecht de perceptie tegen gehad. Mijn voorganger, Guido Wevers, en de acteursploeg hier hadden daar nog echt mee af te rekenen. Ik heb geen last van die erfenis. In die zin is het een statement dat we De Kollega’s uitgerekend hier kunnen spelen, onbevangen en met een volledig nieuwe ploeg. Zo toon je toch dat het hedendaagse ’t Arsenaal losstaat van het MMT-verleden.

‘En trouwens, ik wil allerlei stukken laten zien in ’t Arsenaal, zonder me alleen maar op politieke of sociale thema’s te focussen. Theater dat zich eenzijdig op politiek richt, is snel achterhaald en volgens mij niet altijd geloofwaardig. Theater staat altijd in het hier en nu, politiek of niet. Ook komedie is politiek! Elke goede voorstelling communiceert met haar publiek en slaagt erin iets over te brengen. Ik wil en kan niets maken wat drie vierde van de zaal niet kan volgen.’

Bovendien teert De Kollega’s lang niet alleen op makkelijke humor. De afdronk is soms erg bitter. Na een soort kennismakingsronde in het eerste deel (‘Het kan- toor’), komen alle onderhuidse spanningen bovendrijven in deel twee (‘Het feest’). Een slopend avondfeest, gedrenkt in alcohol, ontaardt in een stortvloed van verwijten, overspelig geflirt en handtastelijkheden. De maskers vallen een voor een af en iedereen moet wel een pijnlijk geheim prijsgeven. ‘Ze zijn soms ongemeen hard voor elkaar’, beaamt De Cock. ‘Het is echt Vlaanderen op zijn kleinst, zo genadeloos. Iedereen wordt gepakt waar het pijn doet. De Kollega’s toont mensen die boven de middelmaat willen uitstijgen. Maar tevergeefs. Als je dat tragische kantje niet naar boven haalt, heb je het stuk niet goed verteld, vind ik.’

Al lijken de repetities allerminst een triest stuk aan te kondigen:

‘Zo ne keer goed kakken kan deugd doen è jong!’

‘Alé, ssst. Straks schrijft die van Knack dat nog op.’

www.tarsenaal.be TOT 7 JUNI IN ‘T ARSENAAL (ALLE VOORSTELLINGEN IN MECHELEN WEL AL UITVERKOCHT), EN OP TOURNEE DOOR VLAANDEREN

DOOR THIJS DE SMET/ FOTO STEF DEPOVER

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content