De slager van Bergen, verantwoordelijk voor een serie onopgeloste moorden, is een arts en neus-keel-oorspecialist. Of toch niet? Een pas van kanker herstelde jongeman heeft zijn twee kinderen verloren in de treinramp in Buizingen. Of toch niet? En de comapatiënt Rom kan geassisteerd communiceren. Of toch niet?

Alle media hebben die zaken uitgebreid aan bod gebracht. In grote opmaak eerst de doorbraak in de onopgeloste Bergense moorden, en bij de verslaggeving over het grote treinongeval ook het lange emoverhaal van de jonge papa. Later de melding dat elk van deze verhalen terugging op het fabuleren van een fantast, de zoon van de arts in het eerste geval, de jongeman zelf in het tweede. De arts die het grote nieuws over Rom meldde, heeft het later, onder druk, herroepen.

Ook al is het niet steeds eenvoudig je journalistiek te beschermen tegen de fabricaties van fantasten, dit kan beter. Immers, als journalist sta je er toch voor aan je publiek betrouwbare informatie te bieden; die promesse rust op een controleplicht. Vuistregel is dat je minstens één van de oorspronkelijke bron onafhankelijke bron hebt die je bericht bevestigt.

Er sluipt een zekere onachtzaamheid in de journalistiek ten aanzien van die regel. Op zichzelf wordt die niet betwist, maar met de toepassing kan het misgaan.

Men herinnert zich de zwarte pagina in de Vlaamse persgeschiedenis met betrekking tot verzinsels van fantasten en een volkomen losgeslagen mediatieke behandeling, in de zaken van de ‘getuige X’ en complottheorieën in de zaak-Dutroux. Daarin ondernamen sommige redacties niet eens een poging tot controle van de feiten en beperkten zij zich eenvoudigweg tot een volgehouden herhaling van ongecontroleerde ficties. Ieder werd gerangschikt als ‘believer’ of als ‘non-believer’. Krachtiger is de existentiële ontkenning van het journalistieke metier door journalisten zelf waarschijnlijk nooit geweest.

Terug naar feiten. Recente feiten nu, zoals de journalistieke behandeling van het treinongeval of van het mogelijke falen in het onderzoek naar de moord op Annick Van Uytsel. Uitgangspunt van de ruime journalistieke vrijheid is de rol die kritische media moeten spelen als waakhond ten aanzien van de correcte functionering van publieke instituties, zoals het spoorwegbedrijf of politionele en gerechtelijke instanties. Hier zijn de media dus, terecht, in hun sas. Ze suggereerden, soms expliciet, het ontslag van de minister of van de spoorbazen. Zouden ze even kritisch zijn ten aanzien van het mediafalen in deze? Gigantische media-aandacht bij het ongeval, ook nu weer, dagenlang, en daarna: grote vergetelheid ten aanzien van die thema’s, geen specialisten meer die zulk dossier nog opvolgen, geen continuïteit die het ritme van de grote ongevallen overstijgt. Nemen onze media hun rol van ‘ public watchdog of democracy’ wel op?

Dezelfde vraag kun je stellen in het kader van politionele of gerechtelijke disfuncties: hier is het journalistieke metier nog extra moeilijk, gelet op het vertrouwelijk karakter van het gerechtelijk onderzoek en het vermoeden van onschuld. Het mogelijk beslissende proces-verbaal van 10 april 2008 dat de latere moorden van de Loksbergse seriemoordenaar had kunnen voorkomen, lekt via een grote publiekskrant uit op 26 februari 2010. Ook hier is de vraag of de publieke waakhond beter had kunnen bijdragen tot de voorkoming van disfuncties.

Dat zijn de écht belangrijke vragen voor moderne media. Niet omdat zij de schuld zouden zijn van spoorwanbeleid of politioneel falen, maar omdat ze de civiele instrumenten zijn om al die autoriteiten waakzamer te houden en beter te laten presteren.

Daags na de publicatie van het Leuvense proces-verbaal door een grote publiekskrant, vond een kwaliteitskrant het gepast zijn hele voorpagina te sieren met een spektakelfoto van de vermoedelijke seriemoordenaar. Daarbij werd – uiteraard zonder bronvermelding – aan de eigen lezers de leugen voorgehouden ‘het verhaal van de gemiste kansen’ te brengen, dat in werkelijkheid de copy-pasteversie van het nieuws van de collega van de meer populaire pers van de dag voordien was. Sommige redacties menen nog steeds hun lezers in de luren te kunnen leggen en collega’s vliegen te moeten afvangen. Waarom wordt er niet resoluut gekozen voor kritische kwaliteit?

Leo Neels doceert mediarecht aan de K.U.Leuven en de UAntwerpen.

door Leo Neels

Sommige redacties menen nog steeds hun lezers in de luren te kunnen leggen en collega’s vliegen te moeten afvangen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content