Frans Van den Wijngaert

Als directeur van de stedelijke beroepsschool aan het Montgomeryplein in Borgerhout staat Frans Van den Wijngaert dagelijks tussen allochtone, vooral Marokkaanse jongeren. Met hun strenge, rechtvaardige en succesvolle aanpak maakten Van den Wijngaert en zijn team van het Antwerpse schooltje een pleidooi voor kleinschaligheid. Van den Wijngaert steigert bij racisme, maar hij verbloemt de realiteit niet.

Frans Van den Wijngaert: Die oerwoudgeluiden in de voetbalstadions, telkens wanneer een zwarte speler aan de bal kwam, waren een schande. Dat is gelukkig voorbij. Vandaag aanvaardt iedereen dat er hier veel Afrikanen of ex-Joegoslaven rondlopen. De tijd van de clubspeler is voorbij, onze beste voetballers vertrekken naar het buitenland en de supporters zijn tevreden dat de Afrikanen hier techniek en show brengen. Maar in wezen zijn alle spelers hetzelfde en van racisme heb ik als scheidsrechter niets gemerkt.

Geldt dat in de lagere reeksen, waar ook veel Afrikanen en – in de steden – allochtonen spelen?

Van den Wijngaert: Er spelen te weinig allochtonen bij onze voetbalclubs. Marokkanen en Turken zijn zeer technische voetballers. Ga met die mannen naar een zaalvoetbaltornooi, en je wint. Onze kleine school werd provinciaal kampioen zaalvoetbal met stuk voor stuk prachtige voetballers – en showmakers. Met diezelfde ploeg wilden wij aan de schoolcompetitie op het groot veld meedoen. Maar de spelers schreven niet in. ‘Weet ge wel hoelang dat duurt, twee keer 45 minuten? Weet ge wel hoe moe dat ik ben na zo’n match?’ Waarom halen zo weinig allochtonen de top van ons voetbal? Ze missen karakter en voelen zich onmiddellijk gepakt als je ze straft omdat ze te laat zijn. Met de klok leven, is voor hen heel moeilijk.

Misschien zijn de bijdragen, ook in de lagere clubs, te hoog.

Van den Wijngaert: Dat hebben we aan onszelf te wijten. Te veel ouders beschouwen de activiteiten op woensdagnamiddag als een goedkope babysit. Dat sluit zeker een aantal allochtonen uit. Er is meer. Een ploeg met twee, drie vreemdelingen, daar hebben de autochtonen geen problemen mee. Komen er meer, dan komt er reactie, in plaats van die jongens goed op te vangen.

Spijtig, want als wij met onze overwegend allochtone school aan een zaaltornooi deelnemen, vragen wij ons dikwijls af: met wie loopt het eigenlijk mis, met onze mannen of met de blanken van die andere scholen? Tussen de wedstrijdjes in gaan wij met de hele groep samen iets drinken en kijken we samen naar de andere matchen. In geen enkele sporthal hadden we al een probleem. Die jongeren van de andere scholen lopen daar de hele tijd vrij. Wat zou er gebeuren als wij hetzelfde deden en er zich nog maar het kleinste incident voordeed? Dan was het weer allemaal de schuld van ‘de Marokkanen’.

Een ander voorbeeld. Wij doen mee aan de schoonmaakbeurt ‘Poetslief’. Met 25 leerlingen van veertien, vijftien jaar maken we het pleintje voor onze school helemaal schoon. We vegen alle hondenpoep op. Die is niet afkomstig van migranten, want die hebben geen honden. Komt daar een madammeke met haar hondje voorbijgewandeld en zegt: da’s prachtig, meneer, ’t werd tijd dat ze ook ’s iets doen. Terwijl die gasten daar de poep van haar hond aan het verwijderen zijn, krijgt die mevrouw het niet over haar hart om te zeggen: da’s prachtig, wat die kerels doen. Hoe is dat nu mogelijk? Dan schrikken ze dat ik razend word en zeg: mevrouw, u zou eigenlijk een borstel in uwe nek moeten krijgen.

Waar is het volgens u misgelopen?

Van den Wijngaert: We hebben de regels van ons maatschappelijk spel niet uitgelegd. Wij hebben die mensen naar hier gehaald en hen vuile jobs aangeboden. Ze kwamen in Borgerhout wonen omdat er grote en goedkope huizen stonden. Intussen hebben ze kinderen, en veel. En dat is zogezegd alweer verkeerd. Maar ik kom zelf uit een gezin van acht kinderen. En dan?

Allochtone jongeren hebben het hoe dan ook moeilijk, kampen met een taal- en schoolachterstand en hebben weinig uitzicht op werk.

Van den Wijngaert: Vraag eens aan een Belg wie zijn nieuwe keuken van 750.000 frank mag komen installeren: drie Belgen, drie migranten, twee Belgen en één migrant of twee migranten en één Belg? Ik vrees dat de meerderheid twee Belgen en één migrant al iets te ver vindt gaan. Maar over schoolachterstand gesproken. Je moet eens op een gewone schooldag door de stad lopen. Hoeveel scholieren – autochtonen en allochtonen – slenteren daar niet rond of hangen op café? Alsof het elke dag pedagogische studiedag is. Waarom zouden we dat spijbelen niet financieel bestraffen? Aan het kindergeld mag blijkbaar niet worden geraakt. Ik begrijp dat niet, maar alla.

Maar veel kinderen krijgen een studietoelage. Die is er voor kinderen die willen studeren, of niet? Wat doen we met leerlingen die niet naar school gaan? We steken daar veel tijd in, schakelen het PMS in en in laatste instantie stuurt zelfs het ministerie een brief naar de ouders. Dan is dat circus al twee maanden bezig. In onze moderne maatschappij kan elke klant in elke vestiging van de supermarkt met dezelfde klantenkaart terecht. Dat kan dus niet veel kosten.

Waarom geven we onze leerlingen ook geen magneetkaart? Wie onwettig afwezig is, krijgt die maand minder studietoelage. Na drie maanden van protest weet iedereen waar hij aan toe is. Dan zal ’t zijn: ‘Naar ’t school, of ’t kost ons centen.’

Tweede belangrijk element: schaf het deeltijdse onderwijs af. Dat is een drama voor de allochtonen. Die jongeren hebben weinig toekomst en moeten dus dubbelhard werken. Ik heb er één binnengebracht bij Gevaert, maar geen twee. Die ene is een prachtige kerel, dat mag mijn zoon zijn. Maar waarom mogen er niet meer komen? Enfin, die situatie heeft tot gevolg dat veel migrantjes de gemakkelijkste weg kiezen. Die gaan naar het deeltijds onderwijs, weten dat ze geen stageplaats vinden en zeggen tot hun vrienden : ‘Hé, zotteke, gij gaat toch niet voltijds, zeker? Wij gaan twee halve dagen en de rest van de week is het feest.’ Is dat ons systeem? Ze nog luier maken? In plaats van te zeggen: je kan naar het deeltijdse onderwijs als je een stageplaats hebt en anders blijf je in het voltijdse onderwijs.

Onderwijs en werk zijn de sleutelwoorden voor integratie.

Van den Wijngaert: Ik droom van allochtone leerkrachten. Dat verkleint de kloof met de ouders.

Mogen uw leerlingen Marokkaans spreken op school?

Van den Wijngaert: Niet in de klassen en ons winkeltje en niet tegen de leerkrachten. Maar op de speelplaats is dat zoals roken: we gaan ertegen in, maar kunnen het niet volledig uitroeien. Ook in onze tijd kwamen de sigarettendampen uit het toilet. In de klas komen onze zes Belgen perfect overeen met de andere jongens. Maar op de speelplaats zoekt iedereen zijn eigen groep op, alle leeftijden door elkaar. Dan beginnen die Marokkaans te praten. We zeggen wel: mannen, praat eens Nederlands. En ze zeggen ja, maar een paar minuten later beginnen ze weer. Dat kunnen we niet beletten. Want als ze voelen dat we daarvan beginnen te steigeren, stoppen ze niet meer. Als wij in onze tijd een leraar op zijn paard konden zetten, lieten we het ook niet na.

Peter Renard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content