De bevolking heeft meer vertrouwen in de nationale dan in de Europese instellingen.

Over het Europees Parlement is al veel kwaad verteld. Het zou verspilziek zijn en vooral om de omvang van zijn kostennota’s, reisvergoedingen en royale pensioenregeling bekommerd zijn. En bovenal zou het een pseudo-parlement zijn: grotendeels machteloos omdat het niet eens een regering kan afzetten.

En toch geniet dit Europees Parlement in drie van de vijftien lidstaten een groter vertrouwen dan de nationale assemblees. In Griekenland, Italië en … België beschikt het over meer krediet dan de eigen volksvergadering. Dat zegt meer over de bedenkelijke kwaliteit van de nationale democratie in die landen dan over de degelijkheid van de Europese.

In alle andere landen wordt het Europees Parlement als tweederangs beschouwd en vooral Denemarken en Nederland – twee voorbeeldige democratieën – staan bijzonder kritisch tegenover het doen en laten van de Europese afgevaardigden. Dat ook Groot-Brittannië negatief oordeelt, kan nauwelijks verwonderen en is ook minder verontrustend dan de bedenkelijke Duitse score. Na de euro en het Verdrag van Amsterdam duidt het nogmaals aan dat de Duitse publieke opinie zich van Europa verwijdert en niet langer een voortrekkersrol bij de verdieping van de Europese democratie wil spelen. Bij de verkiezingen van 1999 zal dat scepticisme vrijwel zeker de opkomst van de kiezers afremmen, waardoor de legitimiteit van het Europees Parlement verder dreigt te verschrompelen.

Ondanks de verontrustende signalen slaagt het parlement er maar niet in om orde op eigen zaken te stellen. Vorige maand sloeg de”coalitie van profiteurs en hypocrieten”, zoals Freddy Willockx (SP) zijn collega’s onlangs bestempelde, weer toe. In Straatsburg stemde ze een voorstel weg om voortaan alleen de reële reiskosten te vergoeden. Als de parlementsleden er de volgende weken niet in slagen om eindelijk een decent statuut goed te keuren, is de kans groot dat de kiescampagne vooral op het “slijk der aarde” in plaats van op de nobele Europese gedachte zal focussen.

DE ONBEKENDE COMMISSIE

Bijzonder zorgwekkend voor de Europese instellingen is dat de Europese Commissie nauwelijks betere scores haalt dan het parlement. Met uitzondering van het bizarre trio – Griekenland, Italië en België – wordt de commissie in alle landen slechter dan de nationale regering bevonden. Het ligt voor de hand dat de regeringsleiders in hun niet altijd even subtiele machtsstrijd met de (niet verkozen) commissie hieruit hun voordeel kunnen puren.

Er schort trouwens wat aan de bekendheid van de commissieleden. Na vier jaar voorzitterschap is het Jacques Santer allerminst gelukt om zich als het gezicht van de Unie op te werpen. Hij wordt in de populariteitspoll afgetekend geklopt door Tony Blair, Jacques Chirac en Helmut Kohl. Zelfs Felipe Gonzales die al enkele jaren Spaans premier af is, klopt hem met vele procentpunten.

De ultieme vernedering bleef Santer bespaard. Hij werd aangeduid als best bekende lid van de Europese Commissie. Santer haalt het op het nippertje van commissielid Emma Bonino, die op haar beurt al haar collega’s achter zich laat.

P.G.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content