Dit weekeinde begint in Brussel een nieuw tijdvak: dat van de euro. Europa start met de muntunie. Een continent maakt zich op voor de strijd tegen de dollar en manifesteert zich opnieuw als grootmacht.

December 1995. Frankrijk staakt. Geen treinen, geen openbaar vervoer, wel betogingen en knetterende kreten op spandoeken en in de nieuwsflashes. “On en a ras le bol” klinkt het uit duizenden monden en de meerderheid van de Franse bevolking applaudisseert. “Dit is de eerste staking tegen Maastricht”, zegt een intens tevreden PS-oppositielid Jean-Pierre Chevènement op France Inter. De Europese muntunie die met zoveel moeite in december 1991 in Maastricht op papier werd gezet en middels diverse referenda in vele lidstaten werd goedgekeurd, lijkt begraven.

In het Europees parlement laat men de armen al zakken en maakt men zich op voor de capitulatie. Een groep Belgische europarlementsleden is voor één keer roerend eensgezind. “Dit is het vroege einde van een te ambitieus project. Europa was te overmoedig en de bevolking haakte af.” Commissaris Karel Van Miert luistert mee en baalt van zoveel defaitisme. “En toch zal de muntunie er komen. We geven niet op.”

Van Mierts voorspelling kwam uit. Dit weekeinde komt de Europese Raad in Brussel samen en krijgen elf lidstaten officieel hun toegangsticket. Op 1 juli gaat de Europese Centrale Bank van start en vanaf 1 januari 1999 is de EMU een feit.

De verbetenheid van een select kransje toppolitici haalde het van het scepticisme van bankiers, Amerikaanse multinationals en grote bevolkingsgroepen in zowat alle Europese landen. Terwijl krantencommentatoren het Europees establishment voortdurend een gebrek aan visie aanwreven, werd met een zeldzame verbetenheid tien jaar lang aan het Grote Plan gewerkt. Ondanks stakingen in Frankrijk, obscure manoeuvres in Londen en New York, tegenkanting in Frankfurt en dramatisch hoge werkloosheidscijfers weigerde een kleine club van regeringsleiders van koers te veranderen. Dit was een Europese staatszaak en het plan moest lukken.

DE FORCING VAN PARIJS EN BONN

Van de vijftien die in Brussel om de tafel zitten, was alleen Duits kanselier Helmut Kohl er in Maastricht bij. Hij ging uiteindelijk akkoord toen de Franse president François Mitterrand een echte deadline voor de lancering van eenheidsmunt eiste. Voor de Britse premier John Major hoefde dat niet. Ook voor de Nederlandse voorzitter van de Europese Raad, Ruud Lubbers, die niets deed wat de Britten kon ontstemmen, was een datum geen must. Mitterrand gaf echter niet af. En hoewel minister van Financiën Theo Waigel en de voorzitter van de Bundesbank, Hans Tietmeyer, het hem ontraadden, volgde Kohl de Franse president.

“Gedurende de veertien jaar dat ik aan de zijde van Mitterrand naar Europese Raden ging, was dit ongetwijfeld een van de belangrijkste momenten. Misschien wel het allerbelangrijkste.” Dat schreef Hubert Védrine, een van de nauwste medewerkers van Mitterrand, in 1996. Enkele maanden later werd Védrine tot eenieders verrassing door Lionel Jospin tot minister van Buitenlandse Zaken benoemd. Allicht omwille van het belang van die deadline. Jospin, die tijdens zijn kiescampagne herhaaldelijk de indruk wekte dat de muntunie niet zo dringend hoefde, tapte als eerste minister vrijwel onmiddellijk uit een ander vaatje. Een Frans socialist, zo bleek vorig jaar, kon het wel van de gaullisten halen maar tegenover de muntunie moest hij zich gewonnen geven.

Bij herhaling is het Verdrag van Maastricht als het laatste verdrag uit de Koude Oorlog bestempeld. Niet volledig ten onrechte, want de bekommernis van de auteurs ging niet uit naar de landen van Centraal- of Oost-Europa. De verruiming van de Unie was toen geen thema en alle aandacht ging naar het westen van het continent. En toch zou de muntunie er nooit gekomen zijn zonder de val van de Berlijnse muur en het opdoeken van het IJzeren Gordijn. Kohl zou de datum waarop de EMU van start moest gaan nooit geslikt hebben mocht de Duitse vereniging toen niet aan de orde geweest zijn.

Uit de vele indiscreties uit de “Verbatim” van Jacques Attali en “Les Mondes de François Mitterrand” van Védrine blijkt voortdurend hoe moeilijk het voor de Duitse kanselier was om de mark op te doeken. In juni 1989, op de top van Madrid, zo signaleert Védrine, is Kohl nog lang niet bereid om zich voor de muntunie te engageren. Als Mitterrand hem vraagt om de stap te zetten, stuurt Kohl hem beleefd maar duidelijk wandelen. “De mark prijsgeven is een groot offer voor de Duitse bevolking. De publieke opinie is er nog niet rijp voor.” Mitterrand dringt echter aan. “Ik ben er mij van bewust, maar toch moet u het doen. Europa verwacht dat, nu Duitsland op weg is naar de hereniging. U moet tonen dat u verder in Europa blijft geloven.”

De volgende weken en maanden bleef Mitterrand tijdens talloze onderonsjes op Kohl inpraten. Voor de Franse president waren de Duitse hereniging en de muntunie onlosmakelijk aan elkaar gekoppeld. Uiteindelijk ging Kohl door de knieën en heeft hij zich als geen tweede voor de realisatie van de EMU ingezet.

DE FRANSE ANGST BEZWOREN

Tot vandaag toe blijft die houding van de kanselier verbazen. Beter dan om het even wie moet Kohl in die rumoerige jaren immers beseft hebben dat hij de Duitse eenheid ook zonder muntunie kon binnenhalen.

Voor de Britten hoefde een Europese eenheidsmunt echt niet en premiers Margaret Thatcher en Major hebben veel ondernomen om de realisatie ervan te bemoeilijken, zoniet onmogelijk te maken. De Amerikanen konden de euro zo mogelijk nog minder appreciëren. Hij dreigde een concurrent van de dollar te worden en op termijn de machtspositie van de Verenigde Staten te ondergraven. De vraag rijst trouwens of het voor de VS niet comfortabeler is met een groot Duitsland aan tafel te zitten dan wel met een sterk Europa. Toch koos Kohl voor de Franse weg. Het kost hem in september waarschijnlijk de overwinning in de parlementsverkiezingen, want met zijn engagement voor de euro haalde hij zich in eigen land vooral moeilijkheden op de hals.

Voortdurend had hij het aan de stok met de CSU, de Beierse christen-democratische zusterpartij, met de Bundesbank en met de Duitse bevolking, die niet bereid bleek zomaar van haar harde marken afscheid te nemen. Als het in september fout loopt, kan Kohl wel op een bijzondere vermelding in de geschiedenisboeken aanspraak maken. Het is hem gelukt om het wezenlijke van de Franse-Duitse verstandhouding, de motor van de Europese integratie, te beveiligen. De terechte angst van Frankrijk voor Germania, het gevolg van drie Duitse agressies in minder dan een eeuw, leidde niet tot een breuk, wel tot een intensere samenwerking. Meer dan ooit zijn Frankrijk en Duitsland sinds Maastricht gedwongen om samen de lijnen in de Unie en het hele continent uit te zetten.

DUITSLAND VERANKEREN

Het aangeboren talent en de fijne neus die Mitterrand voor de politieke intrige, de schone letteren en de andere sekse had, ontbrak hem compleet in monetaire zaken. Na drie devaluaties had hij echter zijn lesje geleerd en kwam hij tot het inzicht dat deze aangelegenheden allerminst van mineur belang zijn. Bij de derde crash van de Franse frank veranderde hij van koers en werd hij een adept van de monetaire orthodoxie. Mede door die bekering maakten Jacques Delors, Michel Rocard en Pierre Bérégovoy carrière.

Tegelijkertijd ontdekte Mitterrand hoeveel macht en invloed er in het Internationaal Muntfonds (IMF) en de Duitse centrale bank ligt besloten. Daarom werd de Franse diplomatie gesommeerd om Fransen naar de top van het IMF te loodsen. De operatie slaagde, eerst met Jacques de Larosière, vervolgens met Michel Camdessus en sindsdien weet de Franse president zeer goed hoe het er in de internationale geldwereld toegaat.

Zo werd ook de belangstelling voor de Bundesbank en haar verstrekkende invloed op het Europese geldwezen gewekt. Een muntunie kon tot een machtsdeling leiden en Frankrijk meer vat op de monetaire besluitvorming geven. Een machiavellistisch plan? Ongetwijfeld, maar het was wel het enige valabele. Het enige ook dat Duitsland duurzaam in Europa kon verankeren. Bovendien was het bijna twintig jaar geleden door de Luxemburgse premier Pierre Werner al eens op papier gezet. Uitgerekend op vraag van een Duitse kanselier. Omdat Willy Brandt met zijn Ostpolitik de Europese partners niet wou verontrusten, had hij Werner aan het schrijven gezet. Die tekende een heuse muntunie uit, met alles erop en eraan. Slechts één detail zag hij over het hoofd en niemand die hem erop wees: de deadline. Met alle gevolgen die daaraan waren verbonden: het bleef bij een plan en vele mooie woorden.

Die fout werd in Maastricht niet begaan. Mitterrand slaagde in zijn diplomatiek meesterwerk en kreeg Kohl zover dat hij zich op een datum vastpinde. Daarmee was voor de Franse president het essentiële binnen en bood hij nauwelijks weerwerk toen Waigel, Tietmeyer en anderen middels stabiliteitspacten en disputen over normen en criteria hun oorlog rond de harde euro begonnen. Het hoorde erbij, want Kohl moest de eenheidsmunt in eigen land verkocht krijgen.

Evenmin kwam er commentaar toen heel Europa omwille van de heilige cijfers van Maastricht en de fatale datum als gek begon te bezuinigen. Dat kostte het continent veel groei en honderdduizenden werklozen. Het was de prijs die men moest betalen voor een project dat Duitsland en Frankrijk aan elkaar moet klinken en Europa op termijn van de voogdij van de dollar moet bevrijden.

Veertig jaar na het Verdrag van Rome heeft Europa de fundamenten gelegd waarmee het ooit een echte grootmacht kan worden. De politiek op zijn scherpst: meedogenloos, ambitieus en dubbelzinnig. Zo is het meestal als het over oorlog, vrede en macht gaat.

Paul Goossens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content