Misschien is het waar, wat sommigen beweren, dat West-Europa vol zit en dat er geen migrant bij kan, maar als het waar is, lijkt me de zittende bevolking zelf aan vervanging toe. Zo verslapt en verrafeld zijn de levenskrachten in dit oude werelddeel, dat het sociale weefsel helemaal verpulvert, het geheugen uitdooft, tradities ontzield en afgestoten worden, en consumptie nog de enige drijfveer is van het maatschappelijke leven. Een samenleving zonder cohesie, zonder stabiele banden, vrijwel zonder historisch besef en zonder een geloof in onaantastbare waarden, mist zowel de grondslagen als de perspectieven voor een zinvol leven. Indien dit Europa niet een injectie van nieuw bloed krijgt, wordt het weldra nog slechts bevolkt door uit het nest gegooide jongeren, opgejaagde geldverdieners, en aan de kant gezette ouderen.

Maar de hulp komt er aan. We hebben ze zelf geroepen, zij het om de verkeerde reden. Eerst waren het de steenkoolmijnen, daarna andere takken van de industrie, die meer arbeidskrachten nodig hadden dan de eigen bevolking bereid was te leveren. Een eerste stroom ‘gastarbeiders’ uit vooral Italië en de Balkan bood het gevraagde. Maar de behoefte aan werkkrachten van een alsmaar groeiende economie was daarmee niet gestild. De volgende lichting kwam uit Klein-Azië en Noord-Afrika. Nog meer mediterraan temperament en bovendien een islamitische cultuur stroomden zo het noorden van Europa binnen. En vanaf dan ook de problemen. Doordat de aantallen maatschappelijk beduidend werden en de culturele verschillen steeds moeilijker assimileerbaar, ontstonden de sociale wrijvingen die op dit ogenblik de gemoederen bezighouden.

De problematiek heeft, ondanks haar actuele karakter, diepe wortels. In de meer dan duizend jaar oude confrontatie tussen islam en christendom zijn de conflicten herhaaldelijk opgelaaid, en men kan vrezen dat de huidige omstandigheden de oude tegenstellingen weer gevaarlijk zullen aanscherpen. Geen enkele kwestie lokt op dit ogenblik meer discussies uit, maar over de noodzakelijkheid om de migratiestromen voortaan beperkt te houden, lijkt een consensus te ontstaan. De grenzen gaan weer dicht. Europa beslist dat het mensen genoeg heeft.

Het wekte dan ook enige verwondering en ergernis dat experts van de Verenigde Naties onlangs lieten weten dat Europa niet minder, maar méér migranten moet binnenlaten. En véél meer. De komende decennia moeten minstens nog 135 miljoen mensen uit derdewereldlanden zich in het oude continent kunnen vestigen, menen de deskundigen. De redenen die zij daarvoor aanvoeren, zijn van demografische en economische aard. De Europese bevolking brengt zelf nog zo weinig kinderen voort dat ze jonge mensen moet invoeren om niet catastrofaal te verouderen. Indien niet weldra een nieuwe immigratiegolf op gang komt, is de slinkende werkende laag van de bevolking niet langer in staat de groeiende bovenlaag van ouderen te ondersteunen. Pensioenen zullen dan niet betaald kunnen worden, medische verzorging zal tekortschieten, de algemene levensstandaard zal dramatisch dalen.

De nieuwe nood aan immigranten wordt dus op dezelfde manier aangevoeld en beargumenteerd als de vorige: er moeten arbeidskrachten ingevoerd worden om de Europese welvaart op peil te houden. De deskundigen hebben het becijferd.

Wellicht hebben ze gelijk. Zeker is het echter, dat het niet alleen daarvoor is dat de migratiestromen op gang moeten komen. Dat de argumenten telkens louter van economische aard zijn, hoeft alleen maar te betekenen dat we nog uitsluitend in economische termen denken en economische doelen nastreven. Ondertussen blijkt echter uit zowel de problematische als de weldadige aspecten van de maatschappelijke transformatie die de migranten teweegbrengen, dat hun aanwezigheid vooral andere betekenissen heeft dan economische. Behalve hun arbeid, brengen deze mensen ook hun overtuigingen, gevoeligheden, gehechtheden, tradities, devoties, poëzie en levenskunst mee. Er kan geen twijfel over bestaan dat ze met deze eigen levensuitingen weldra meer tot onze samenleving zullen hebben bijgedragen dan met de klussen die hen gevraagd werd hier te komen opknappen. Alsof zich een historische noodzakelijkheid voltrekt, krijgt Europa wat het nodig heeft, nieuw bloed, nieuwe vitaliteit, zelfs door iets anders te vragen.

Hoe weinig de gastlanden zelf beseffen wat hen overkomt, blijkt uit hun paradoxale reacties. Naar gebruikelijke ideologische karakterisering kunnen de opvattingen van de migranten over het algemeen als ‘conservatief’ bestempeld worden. Familiewaarden, huwelijkstrouw, religieuze ernst, strenge opvoedkundige principes en de oude deugden van matigheid en solidariteit staan hoog aangeschreven in islamitische culturen. Vele allochtonen is het dan ook een doorn in het oog dat de oorden waarin ze terechtkwamen moreel verdorven zijn. De paradox is nu dat in de verschillende Europese landen de weerstand tegen immigratie uit moslimlanden zich vooral manifesteert in kringen die zelf ook de ‘rechtse’ conservatieve waarden koesteren en het verlies van morele waarden betreuren. De bondgenoten herkennen elkaar niet. Men zou de voorspelling willen wagen dat die autochtonen die de aanwezigheid van de vreemdelingen nu zo moeilijk verdragen, in een nabije toekomst, wanneer de ergste wrijvingen voorbij zijn, met hen een politiek verbond zullen sluiten.

Natuurlijk is de bewering dat de migranten ‘conservatief’ zijn een bekritiseerbare veralgemening, te simpel om een complexe werkelijkheid weer te geven. Maar tot op zekere hoogte bevat ze wel waarheid. Indien een herstel van levenswaarden in de degenererende Europese cultuur nodig is, zal dat wellicht slechts mogelijk zijn door de import van nieuwe waarden, of althans van de oude waarden in een nieuwe maatschappelijke gedaante.

De vitaliteit van Noord-Afrika, de wijsheid van Azië, het levensgeloof van de oude, uit Abraham geboren religies vormden in het verleden de bronnen van de westerse beschaving. In de toekomst zullen ze die rol blijven spelen. We hebben – onwetend en toevallig – juist gehandeld door de migranten aan te trekken met de economische lokmiddelen waarover we beschikten. Ze zijn gekomen. Nu is het tijd om te beseffen waarvoor we ze echt nodig hebben.

Gerard Bodifée

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content