Marleen Teugels
Marleen Teugels Marleen Teugels is onderzoeksjournalist en auteur. Haar onderzoeksartikelen verschijnen hoofdzakelijk in het tijdschrift Knack. De voorbije zes jaar is ze als docent onderzoeksjournalistiek verbonden aan meerdere journalistieke opleidingen.

De internationalisering van de Brusselse rand valt niet te stoppen. Hoe kunnen de Vlaamse randbewoners toch hun identiteit bewaren? Op zoek naar langetermijnvisies.

Nu Europa één wordt, wijst alles erop dat steeds meer Europeanen in heel Vlaams-Brabant, maar vooral in de Vlaamse rand zullen neerstrijken. In ’97 waren ze in de 22 Brusselse randgemeenten al bijna met dertigduizend. “De internationalisering van de hele Brusselse regio is niet te stoppen”, bevestigt politicoloog Kris Deschouwer (VUB). “Dat ligt aan Europa, maar niet alleen daaraan. Een kleine steekproef bij westerse vreemdelingen in het begin van de jaren negentig, toonde aan dat amper vier op tien allochtonen omwille van Europa in de hoofdstad vertoeven. Brussel is internationaler dan Europa. Het is tevens een belangrijk financieel en commercieel centrum, telt heel wat vestigingen van internationale bedrijven. Brussel herbergt, bijvoorbeeld, ook de Navo. De eigenheid van de Vlaamse rand zal dus onder toenemende druk komen te staan. Het beste wat je, vanuit welke strategie ook, kan doen, is een realistisch standpunt innemen en het probleem aanvaarden. Verkrampt reageren, niet-Vlaamse mensen afwijzen, is bijgevolg uit den boze.”

Deschouwer pleit in de eerste plaats voor een open communicatie. “Institutioneel zit ons land niet eenvoudig in elkaar. Of een buitenlander in Rode, Dilbeek of Schaarbeek woont, voor hem is dat Brussel. Het is dus belangrijk nieuwkomers duidelijk uit te leggen dat zij in Vlaanderen zijn beland. We moeten hen vertellen wie wij zijn, wat onze cultuur inhoudt en hen informeren over onze taalgevoeligheid.”

“De Vlaamse strategie voor de rand moet anders zijn dan die voor Brussel”, beklemtoont Deschouwer. “In Brussel kan Vlaanderen een thuishaven zijn voor alle minderheden, inclusief die van de Brusselse Vlamingen. In de rand moet de klemtoon liggen op het behoud van de Vlaamse eigenheid. Maar die strategie mag de deur niet dichtdoen voor de niet-Vlamingen. Ook als het op stemrecht aankomt.”

Kris Deschouwer verwijst naar onderzoek uit ’92, dat aantoont dat de Europeanen niet echt geïnteresseerd zijn in het stemmen op gemeentelijk niveau. Op federaal vlak willen ze wel meespelen. Hierbij vinden buitenlanders voornamelijk aansluiting bij de bestaande democratische, socialistische, liberale, linkse en rechtse lijsten. “Het heeft dus werkelijk zin hen op de bestaande Vlaamse lijsten te integreren, met hen coalities te sluiten, zoals dat ook met vrouwen, ouderen, enzovoort gebeurt en niet te wachten tot de Franstaligen hiermee beginnen.”

ZE MOETEN BELASTINGEN BETALEN

Vic Laureys (CVP), de burgemeester van Hoeilaart, zit op dat spoor. “Tijdens de Europese verkiezingen van 1994 heeft slechts 3 procent van de Europeanen van het stemrecht gebruikgemaakt. Dat wil zeggen dat 97 procent niet heeft gestemd. De Europeanen liggen van onze verkiezingen echt niet wakker. In onze gemeente zijn ze welkom, als ze onze eigenheid respecteren. Maar als ze hier van dezelfde diensten genieten als de andere burgers, vind ik dat ze zoals iedereen gemeentebelastingen moeten betalen. Er is nood aan een herziening van de fiscaliteit. Het gaat, bijvoorbeeld, niet op dat EU-ambtenaren, die in onze gemeente hun tweede verblijf hebben, voor één van hun twee verblijven fiscaal kunnen worden ontlast.”

CVP-senator Ludwig Caluwé dient een wetsvoorstel in waarmee de gemeenten een eigen gemeentebelasting kunnen invoeren, vertrekkend van het kadastraal inkomen van de woningen. De gemeenten halen nu het grootste deel van hun inkomsten uit aanvullende personenbelastingen en opcentiemen uit de onroerende voorheffing. In gemeenten met veel EU-ambtenaren zou men iedereen kunnen laten bijdragen, door de aanvullende personenbelasting te verlagen en de opcentiemen op de onroerende voorheffing evenredig te verhogen. EU-ambtenaren moeten deze belastingen op het onroerend goed immers ook betalen.

Zo’n systeem schept echter nieuwe onrechtvaardigheden. Belgische gepensioneerden betalen hierdoor, bijvoorbeeld, immers vaak méér. Ludwig Caluwé: “Daarom machtigt mijn wetsvoorstel de gemeenten tot het invoeren van een eigen belasting, die effectief vertrekt van het kadastraal inkomen, maar waarop zij om sociale redenen vrijstellingen kunnen verlenen (aan gepensioneerden, grote gezinnen…). De gemeenten moeten dan wel hun personenbelasting verlagen, zodat zij de nieuwe wet niet kunnen hanteren om een algemene belastingverhoging door te voeren.”

Jan Reynaers (SP), Nederlandstalig ondervoorzitter van de Belgische Progressieve Socialisten, die zelf in de faciliteitengemeente Sint-Genesius-Rode woont, koppelt de belastingen aan het stemrecht: “Als de EU-ambtenaren belastingen betalen, moeten ze stemrecht krijgen. Maar of ze van dat stemrecht massaal gebruik zullen maken, is zeer de vraag. Als burgers uit de landen van de Europese Unie willen meestemmen, moeten ze zich daar immers vooraf voor inschrijven en op die wijze ‘hun wil om te stemmen aantonen’. Pas dan worden ze onderworpen aan ons systeem van stemplicht.”

IN VOLLE COMMUNAUTAIRE CRISIS

De Vlaamse vrees dat die Europeanen voor Franstalige lijsten zouden stemmen, noemt Jan Reynaers overroepen. “Waarom zouden die Duitse, Britse, Deense, Zweedse, Finse, Nederlandse ambtenaren voor Franstalige lijsten stemmen? Daar is geen enkele reden toe als ze goed worden onthaald, mooie, meertalige brochures krijgen, goed geïnformeerd zijn.”

“De Vlaamse gemeenschap doet in de rand grote inspanningen om de Europeanen welkom te heten”, beweert Hugo Casaer (CVP), burgemeester van Beersel en zelf ook EG-ambtenaar. “Maar wij verkopen onze waar slecht. In zes talen een brochure uitbrengen om de Europeanen welkom te heten en die in het midden van een communautaire crisis lanceren, getuigt van een immense onkunde op het vlak van public relations. Wij willen van die hele communautaire hetze af. Ze vertroebelt onze goede relaties met de Europeanen. Sommige Europeanen denken nu dat wij hen als een bedreiging aanvoelen, terwijl zij zelf zoiets nooit hebben nagestreefd.”

“Wij hebben in Beersel nooit stoere taal gesproken, nooit gezegd dat alleen Vlamingen hier thuis zijn”, vervolgt de burgemeester. “Iedereen is in onze gemeente welkom, als hij maar het Vlaamse karakter van de streek eerbiedigt. Wij streven naar integratie, doen steeds grotere inspanningen om de Europeanen in onze gemeente bij het culturele leven te betrekken. Om hier werk van te maken, voorziet Beersel overigens uitdrukkelijk de bevoegdheid ‘voorlichting, onthaal en integratie’ in het takenpakket van het college.”

Volgens Vic Laureys laat de Vlaamse overheid in de rand grote steken vallen. “Ze zegt veel, maar doet te weinig”, verwijt de burgemeester. “De gemeente Hoeilaart heeft, bijvoorbeeld, enorme inspanningen gedaan om een gemeentelijk cultureel centrum op te richten. Maar wij moeten vaststellen dat de Vlaamse regering voor de erkenning ervan over een paar vierkante centimeter valt. Hetzelfde geldt voor de betoelaging van het anderstalig avondonderwijs voor sociale promotie, een middel bij uitstek om de integratie te bevorderen. Je krijgt geen toelagen, behalve als je een groot aantal inschrijvingen kan voorleggen. Waarom hanteert de Vlaamse overheid geen afwijkende normen in de rand?”

Burgemeesters in de rand kijken met argusogen naar het communautaire gekibbel dat minister Leo Peeters (PS) met zijn rondzendbrieven heeft geoogst. Voor hen liggen de grenzen van Brussel vast. Zij willen er geen koehandel over. Toch brengt Hugo Casaer een nuance aan. “Het hele probleem van de faciliteiten wordt vandaag in een federale koelkast weggemoffeld, maar we kunnen dat toch niet blijven doorschuiven naar de 21ste eeuw. Er is nood aan een nieuw samenwerkingsakkoord tussen Noord en Zuid én aan een nieuw saamhorigheidsakkoord tussen de drie gewesten.”

EEN TWEEDE NATIONALITEIT INVOEREN

Met sommige denkpistes van Matthias Storme, de voorzitter van het Overlegcentrum voor Vlaamse Verenigingen (OVV), is Hugo Casaer het eens. “Er valt inderdaad iets te zeggen voor de verdere federalisering van de gemeentewet. Als Vlaanderen en Wallonië definitief uitmaken wat zij zelf mogen beheren, dan kan ook het gemeentelijk beleid op een meer grootmoedige wijze gebeuren en hoeft men niet-Nederlandstaligen geen grondgebonden faciliteiten meer te geven. In de plaats hiervan zouden wij de anderstalige gezinnen die in heel Vlaanderen komen wonen, kunnen verwelkomen met een meertalig, in de tijd gebonden onthaalbeleid, zonder discriminatie van begoeden en minder-begoeden. Alle anderstalige gezinnen die vers in Vlaanderen toekomen, krijgen in dit systeem drie jaar de tijd om zich aan te passen, met hulp van de Vlaamse Gemeenschap. Die zorgt voor een multilinguïstisch onthaal (in zes talen) en gratis taallessen. De actieve integratie is dan een element om zich op een lijst verkiesbaar te stellen, om bijvoorbeeld ook in de streek te kunnen genieten van woningen van het sociaal woningfonds. Als dit onthaalbeleid niet langer aan de periferie is gebonden en als de buitenlanders ook elders welkom zijn, zal ook de sociale verdringing in de rand verminderen, samen met de druk op de woningmarkt en de grondprijzen.”

Jan Ghysels heeft onlangs het principe van de subnationaliteit opnieuw op tafel gelegd en hier kan ik mij bij aansluiten”, vervolgt Casaer. “Aan de actieve integratie kunnen wij inderdaad de keuze van een subnationaliteit koppelen. Wie in dat geval in Vlaanderen niet voor de Vlaamse subnationaliteit kiest, is een buitenlander en kan niet aan Vlaamse verkiezingen meedoen. Dit verhindert dat burgers die zich weigeren te integreren, de kans krijgen tegendraads mee te spelen in de Vlaamse instellingen. Op die manier moet ook de eigen landsnationaliteit niet opgegeven worden.”

Voor OVV-voorzitter Matthias Storme is de invoering van de subnationaliteit juridisch onhaalbaar. “Het veronderstelt dat je de nationaliteit federaliseert in de Vlaamse, Waalse en Duitse nationaliteit. Hiervoor heb je een tweederde meerderheid nodig.”

Ook Jan Reynaers heeft bedenkingen bij de invoering van de subnationaliteit. Die ontkent de meertalige identiteit, daar waar heel wat gezinnen in Brussel en de rand precies een tweetalige identiteit hebben.

In dat verband valt er, als middel tot integratie, iets te zeggen voor het meertalig onderwijs, zoals dat in de Europese scholen wordt aangeboden. De scholen – er zijn er onder meer in Bosvoorde, Ukkel en Tervuren – geven buitenlandse kinderen ook de kans “lotgenootjes” te ontmoeten en zich aan de hand van die contacten in ons land iets meer thuis te voelen. David Vits, kabinetsmedewerker van Herman Van Autgaerden (VU), bestendig afgevaardigde van de provincie Vlaams-Brabant, pleit voor een maximale aanwezigheid van Europese kinderen in Vlaamse scholen. “Als de buitenlanders maar kort in ons land blijven wonen, zijn de Europese scholen uiteraard een prima oplossing. Maar als de gezinnen vast in Vlaanderen blijven, bevordert het onderwijs in een Vlaamse school toch beter de integratie. We kunnen echter in verband met de Europese scholen geen reglementeringen opstellen, omdat ze onder het Europees recht vallen. Om de anderstalige kinderen in de Vlaamse scholen beter te begeleiden, organiseert de provincie vandaag al een speciale omkadering Nederlandse taallessen (NT2).”

Jan Reynaers ziet duidelijk een stijgend aantal anderstalige (Franstalige en buitenlandse) kinderen in de Vlaamse scholen in Brussel en de rand. “In de Vlaamse Vrije Kleuterschool De Hoek in Rode waren bijvoorbeeld, in september ’97, 68 van de 83 kleuters Franstalig. Het onderwijs bevordert de integratie, maar zo’n situatie roept toch vragen op.” De Beerselse schepen van onderwijs, Hugo Partous (CVP), onderkent in het stijgend aantal Franstalige en buitenlandse kinderen in de Beerselse scholen, toch een middel tot integratie. “Via de kinderen kunnen we de ouders bereiken en hen betrekken bij het culturele leven.”

TOT WAAR DE BANKREKENING BEGINT

De Brusselse rand heeft, zoals alle grootsteden, last van stijgende grondprijzen. “Vlamingen hebben boter op hun hoofd”, zegt Jan Reynaers. “Hun Vlaamsgezindheid eindigt daar waar hun bankrekening begint.” Menig Vlaams eigenaar van woningen en gronden heeft inderdaad door de dure prijzen al een mooie stuiver bijverdiend. Maar die prijzen zorgen ook voor sociale verdringing. Jonge gezinnen kunnen de forse bedragen niet ophoesten en nemen noodgedwongen de biezen naar goedkopere regio’s. Met de toevloed van allochtonen en Franstaligen verliest de rand tegelijk meer en meer haar eigen identiteit.

Vlaamse politici prediken al lang de nood aan betaalbare woningen in de rand. Dit jaar treden de Vlaamse overheid en de provincie Vlaams-Brabant voor het eerst met een coherent woonbeleid naar buiten, dat de randbewoners de kans moet geven in eigen streek te blijven. Van dit beleid wordt dit jaar nog werk gemaakt. Maar het komt er wel laat. Zichtbare resultaten van zo’n grondbeleid zijn immers altijd pas op heel lange termijn voelbaar. Als die er in dit geval al zouden zijn, want de bedragen die vandaag op tafel liggen, benaderen allerminst de ramingen (van zes miljard frank per jaar) die enige tijd geleden door journalist Guido Tastenhoye werden vooropgesteld.

Vlabinvest van de Vlaamse overheid heeft een rollend fonds van een miljard ter beschikking om het sociaal verdringingsprobleem aan te pakken in de zes faciliteitengemeenten, Hoeilaart, Overijse en Tervuren. Het is de bedoeling dat de partners van Vlabinvest (sociale huisvestingsmaatschappijen, intercommunales…) hier nog een even groot bedrag zouden bijleggen (samen twee miljard, dus).

Christian Fieremans coördineert de verantwoordelijke werkgroep op het kabinet van minister Leo Peeters (SP). “De Vlaamse regering wil gezinnen helpen om te blijven wonen in de streek waar ze geboren en getogen zijn, ondanks de sociale verdringing door de hoge vastgoedprijzen. Iedereen die in de rand woont en bereid is zich er te integreren – die bijvoorbeeld zijn kinderen naar het Nederlandstalig onderwijs stuurt of actief is in het Vlaamse verenigingsleven -, komt in aanmerking, los van de taal die thuis gebruikt wordt. We willen niet alleen aan de mensen die aan de criteria voldoen, goedkope gronden en woningen aanbieden, maar ook kavels in erfpacht geven (gedurende 99 jaar). De bouwers moeten elk jaar slechts 1 procent van de grondwaarde betalen. Wie hiervan wil genieten, moet wel aan een aantal voorwaarden voldoen, mag bijvoorbeeld maar over een beperkt inkomen beschikken (1 miljoen voor een alleenstaande, 1,6 miljoen voor een gezin met meerdere kinderen).”

Het geld ligt er, maar de zaak loopt nog niet op wieltjes. “We hebben geen personeel dat zich fulltime met Vlabinvest kan bezighouden”, vertelt Fieremans. Bovendien verloopt de samenwerking met sommige Franstalige gemeentebesturen stroef. Zij zetten de sociale huisvestingsmaatschappijen onder druk om niet met Vlabinvest in zee te gaan.

Vanaf 1998 zal de Vlaamse regering tevens gedurende twintig jaar, vijftig miljoen per jaar vrijmaken voor tussenkomsten in de leninglast die particuliere kopers van bouwgronden in de rand aangaan bij de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of het Vlaams Woningfonds (de 22 gemeenten die grenzen aan Brussel-hoofdstad). Maximaal bedraagt de tussenkomst 3500 frank per maand, gedurende twintig jaar. Die moet het verschil subsidiëren tussen de prijs van bouwgrond in de rand en de gemiddelde kostprijs van bouwgrond in Vlaanderen.

De provincie Vlaams-Brabant heeft voor haar nieuwe grondbeleid in 1998 zo’n 130 miljoen frank klaarliggen. Gedeputeerde Toine De Coninck (SP) heeft, tijdens de jarenlange voorbereiding hiervan, de 22 duurste Vlaams-Brabantse gemeenten geselecteerd, zestien in de rand, waarvan twee in het arrondissement Leuven, plus de zes faciliteitengemeenten. Het is de bedoeling kandidaat-kopers te bevoordeligen die een maatschappelijke, economische of socioculturele binding met de gemeente kunnen aantonen. Ook Franstaligen of niet-Belgen die zich integreren, kunnen dus in aanmerking komen.

Concreet is de provincie bereid tussen te komen bij de aanschaf van dure gronden (voor 20 procent van de aankoopprijs en met een maximum van 350.000 frank), de verkoop van woningen (tot 450.000 frank) en de aankoop en huur met renovatiewerken. Het maximaal netto belastbaar gezinsinkomen werd voor al die tussenkomsten opgetrokken tot 1,4 miljoen frank. Voor bepaalde andere projecten werd dit inkomen in het verleden al opgetrokken naar 1,6 miljoen frank.

Daarnaast wil de provincie ook werk maken van sociale verhuurkantoren. Die zullen op de privé-markt niet alleen woningen huren en doorverhuren, maar ze in sommige gevallen bovendien renoveren, vooraleer ze tegen voordelige voorwaarden worden onderverhuurd. Voor het detecteren van geschikte woningen en het doorverhuren zal nauw met de lokale OCMW’s worden samengewerkt. Een maatschappelijk werker van het OCMW kan bovendien economisch zwakke mensen van dichtbij begeleiden.

Het plan beoogt dus de integratie van sociaal zwakkeren in de samenleving. Hiertoe wordt voor de 22 gemeenten van de Vlaamse rand zelfs een systeem van huurtoelagen ingevoerd van 3000 tot 10.000 frank per maand.

Interessant is de introductie van starterswoningen, speciaal voor jonge gezinnen, die nu massaal uitwijken. Zij kunnen maximaal drie jaar in relatief goedkope huurwoningen verblijven. Het is de bedoeling dat zij daarna naar de klassieke woningmarkt doorstromen.

Marleen Teugels

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content