In 2002 rende ze sneller dan ooit. En atlete Kim Gevaert is ervan overtuigd dat ze nog beter kan. ‘In Athene wil ik mijn piek bereiken.’

Vorig jaar verbeterde Kim Gevaert 13 nationale records. In Wenen werd ze Europees indoorkampioene op de 60 meter. In München spurtte ze naar zilver op de 100 en de 200 meter. Alleen de Griekse Ekatherini Thanou en de Franse Muriel Hurtis waren in Beieren sterker. Kim Gevaert is de eerste om toe te geven dat het ‘makkelijker’ was om naar de Europese top door te stoten nu de sterkste Europese sprintster, Zhanna Pintu- sevich-Block, een sabbatjaar houdt. De glans van het metaal is er nauwelijks minder om. Nooit immers was een Belgische atlete erin geslaagd om op een EK eremetaal te veroveren.

Op de wereldranglijst is de 24-jarige Kim Gevaert ondertussen ook twee keer toptwintig. Op de 100 meter is ze met 11.15 vijftiende, op de 200 meter is ze met 22.53 tiende. Uiteraard is de atlete van het jaar al uitgebreid met lof overladen. Zo ontving ze al de gouden spike, de Vlaamse reus en het sportjuweel. En was er die andere Kim, Clijsters, niet geweest, dan zou ze allicht alle eindejaarsreferendums in de categorie sport gewonnen hebben.

Gevaert is blij met haar nieuwe status en de erkenning die ze krijgt. Meest van al heeft ze genoten van de aandacht van de gewone supporter. Kim Gevaert: ‘Ik was onder de indruk van de reacties van gewone mensen. Na Wenen en München stapten mensen naar me toe met tranen in de ogen, ze hadden een krop in de keel. Het doet enorm veel deugd dat je mensen blij kunt maken met een knappe sportprestatie. Dat is toch de mooiste waardering die je kunt krijgen. In de sportwereld en de atletiek zelf heb ik veel respect afgedwongen. Dat heeft een positieve invloed op mijn zelfvertrouwen als ik aan de start sta. In het milieu heb ik ook goed mijn weg gevonden. Ik heb Afrikaanse loopsters als vriendinnen. Ik kan het goed vinden met de Franse atleten, met de Europeanen in het algemeen.’

In 2001 had je goed gepresteerd zonder meer. Hoe verklaar je dat het verschil met 2002 zo groot is?

KIM GEVAERT: Ik heb mijn studie afgerond en heb een profcontract gekregen bij Atletiek Vlaanderen. Ik heb professioneel kunnen werken. Dat maakt een enorm verschil. Sommige atleten hebben last met de overgang naar een profstatuut. Bij mij is alles vlot verlopen omdat de overgang erg geleidelijk is gebeurd. Aan de universiteit heb ik eerst twee jaar alles op mijn studie gezet. Daarna ben ik mijn examens beginnen te spreiden zodat ik eens overdag kon trainen en dergelijke. Van dan af zijn mijn prestaties ook geleidelijk de hoogte in gegaan. Ik was ook bang voor dat eerste profjaar, maar het is reuze meegevallen. Nu doe ik bijvoorbeeld ’s ochtends een zware training. In de namiddag kan ik gewoon op mijn bed liggen slapen, en dan ben ik klaar voor een stevige tweede training.

Toch nog even over die vooruitgang. Twee honderdsten op de 100 meter naar 11.15, maar bijna een halve seconde op de 200 meter naar 22.53, dat is immens. Sommige specialisten speculeren al over jouw overstap naar de 400 meter.

GEVAERT: Ja. Op training voelde ik al langer dat ik die tijden in mij had. Alhoewel, geen 22.53. Dat is waar. Maar toch 22.80 of in die buurt. Ik heb er geen verklaring voor dat die tijd bijvoorbeeld zo lang is uitgebleven. Is het omdat ik misschien wat bang was voor die 200 meter? Het is alsof ik me er plots bewust van werd wat ik moest doen. Hoe ik die 200 meter moest indelen. Misschien heeft het ook te maken met de jarenlange training. Dat het lichaam tijd nodig heeft om tot zo’n prestatie te komen. Ik weet het niet echt.

Ik ben geen 400-meterloopster. Het is een pak minder explosief dan 100 en 200 meter. Misschien dat ik over een jaar of drie wel regelmatiger 400 meter ga lopen, als ik zou zien dat de explosiviteit op 100 minder zou worden. Maar ik denk niet meteen dat ik er mijn hoofdnummer van zou maken. Nu beschouw ik 100 en 200 meter nog als aparte nummers. Ik voel echt dat ik op de korte spurt nog vooruitgang kan maken. Ik voel dat ik sneller kan dan 11.15. Vroeger liep ik vooral 100 meter en kwam er af en toe een 200 bij. Nu is 200 minstens even belangrijk. Ik besef ook wel dat ik op wereldniveau veel meer kansen maak op mooie plaatsen.

Je bent nu voltijds atlete, maar je hebt ook dat universitaire diploma als logopediste. Geen spijt dat je er niks mee doet, net als met je muziek? Je hebt lang piano en dwarsfluit gespeeld. Misschien denk je ergens binnenin wel dat je als prof een vrij leeg bestaan leidt?

GEVAERT: Ik zal later nog wel iets met dat diploma kunnen doen. En ik heb me voorgenomen om toch zeker te proberen de vakliteratuur bij te houden. Op dit ogenblik ben ik meter van een vzw. ‘Autisme centraal’ die onder andere kinderen en ouders begeleidt. Op die manier probeer ik toch om mijn diploma een beetje te benutten. Ik zal wel zien welke richting het uit gaat later.

Ik heb zeker niet de indruk dat ik een leeg bestaan leid. Je bent als atlete ergens heel fel mee bezig. Je moet er je hoofd voortdurend bij houden en naar je lichaam leren luisteren. Het neemt veel tijd in beslag: dokter, kinesist, noem maar op. Maar je bent vooral met jezelf bezig. En da’s totaal anders dan bij logopedie, want ik heb die opleiding toch gekozen omdat ik met mensen bezig wou zijn, hen helpen. Dat aspect is er nu even totaal niet. Nu knaagt er niets, misschien over een paar jaar wel. Ik kan ook niet zeggen dat ik bezeten ben van atletiek. Ik ben er veel mee bezig, ook mentaal, maar ik besef goed genoeg dat er nog andere dingen in het leven zijn. Als atletiek nu plots uit mijn leven zou wegvallen, zou ik er veel spijt van hebben, maar ik zou wel op mijn pootjes terechtkomen.

In Europa zit je bij de toppers, maar voor een WK en de Olympische Spelen is het podium zo goed als uitgesloten. Is het dan niet moeilijk om je op te laden?

GEVAERT: Ik weet ook dat het weinig realistisch is om te zeggen dat ik Marion Jones ga verslaan, tenzij ze geveld wordt door een of ander virus – wat ik haar niet toewens. Het is uiteraard vreemd dat je op een EK bij de top zit en dat je je op een Golden Leaguemeeting moet reppen om niet laatste te worden. Maar je weet gewoon dat je onder ligt bij de Amerikaanse en de Caribische meisjes. Toch sluit ik een podiumplaats op een WK of de Spelen niet uit. Met 20.50 zit je sowieso al goed. Eén of twee tienden sneller en je komt in de buurt van de medailles. De tijden op het vorige WK in Edmonton bewijzen dat.

Het is de kunst zo goed mogelijk te plannen, en dat is niet makkelijk want soms komen er kleine blessures, ziektes. Nu zijn we in grote lijnen al bezig met de planning tot 2004. In Parijs op het WK wil ik veel leren zodat ik in Athene in 2004 mijn piek kan bereiken. Ik merk trouwens dat ik wel bezig ben met die Olympische Spelen. Ik had ze even uit mijn geheugen gebannen (Gevaert kon zich niet kwalificeren voor Sydney 2000, nvdr.), maar nu kriebelt het toch. De stage van het BOIC in Zuid-Afrika werkte in dat opzicht wel motiverend. Ik kijk er dus naar uit. En in Athene zelf? Ik hoop gewoon dat ik op dat moment mijn beste niveau bereik. Ik zal blij zijn als ik daarmee tot in de finale kom. Is dat niet zo, dan betekent het dat ik niet goed genoeg ben.

Kijk jij uit naar de absolute topconfrontaties, of voel je je beter in iets minder sterk bezette races?

GEVAERT: Ik kijk wel uit naar die topmeetings, maar ik heb al gemerkt dat ik nog beter loop in koersen die wat meer op mijn maat gesneden zijn. In de Golden League sta ik vaak aan de start met de achtste tijd en dan heb ik de neiging om me te veel te richten op de anderen, in plaats van mijn eigen wedstrijd te lopen. Dan verkramp ik, de passen worden kleiner, waardoor het niet goed gaat. Maar als ik echt voorin hang of kan aanklampen bij iemand, dan kan ik beter mijn eigen techniek behouden. Ik heb dan een zekerder gevoel. Ik heb het mentaal nog altijd een beetje moeilijk als ik achterin hang.

Wordt het lopen van een 100 of 200 meter nog altijd onderschat? Is het meer dan gewoon maar even eerst aan de eindstreep zijn?

GEVAERT: Zeker. Er komt veel meer bij kijken. Mijn bekkenpositie bijvoorbeeld. Ik heb er erg hard aan gewerkt; waardoor ik een grotere paslengte heb ontwikkeld. Als je dezelfde frequentie kunt aanhouden, ben je sneller. Of nog, de start. Op training verloopt die prima, heb ik de techniek onder de knie. Maar in de koers vergeet je dat wel eens en verval je in je oude automatismen, zeker op de 100 meter waar ik soms nog haperingen heb. Ik kom nog vaak te snel recht, à la Carl Lewis vroeger, maar dat is achterhaald. Een Marion Jones, Maurice Greene blijven zo lang mogelijk laag om hun versnelling in te zetten. Vroeger had ik het moeilijk om een goede 200 te lopen omdat ik nog geen goede verhouding had tussen snelheid en uithouding. Ik kon op het einde mijn houding niet meer verzorgen, begon te trekken en te sleuren omdat ik moe werd. Ik ben van nature een vrij soepele loopster, maar goed uit de bocht komen, dat bekken en die houding, blijft cruciaal. Zeker om de versnelling nog te kunnen inzetten. Ik steel nu wel meer met de ogen dan vroeger. Ik kijk goed rond tijdens de opwarming. Nee, het is niet zo simpel als het lijkt.

Je werkt al jaren met Rudy Diels als trainer. Nooit de behoefte om elders te gaan rondneuzen? Naar het mekka van de spurt, Amerika, te trekken?

GEVAERT: Ik ben een paar keer met Patrick Stevens naar Engeland geweest, waar hij bij Mike Mc Farlane trainde. Ik wou gewoon weten hoe het daar toegaat. Zijn de atleten daar ernstiger bezig, werd er gelachen tijdens de training? Waren ze ook moe na afloop? Het was geruststellend om te zien dat ik goed bezig was. Er was nauwelijks verschil met hun krachttraining. Ik denk trouwens niet dat een trainer een topatleet geweest moet zijn om goed werk te leveren. In Amerika denkt men dat vaak wel en gaat men voorbij aan het feit dat je voldoende geschoold moet zijn en de zaak moet kunnen overbrengen. Rudy Diels is zeker voldoende onderlegd. En als ik denk dat ik iets nodig heb, dan praten we daarover en proberen we dat in de training in te lassen.

Kim Clijsters en Justine Henin-Hardenne hebben voor een tennisboom bij de jeugd gezorgd. Heb je er weet van dat jij iets losgemaakt hebt?

GEVAERT: Ik denk het wel. Er komen toch vaak mensen vertellen dat hun dochtertje nu ook atletiek doet, dat de kamer vol hangt met posters en zo. Een impact zoals Justine en Kim lijkt me niet meteen mogelijk, maar ik denk wel dat ik voor een aantal extra inschrijvingen heb gezorgd. Ik vind het gewoon in het algemeen belangrijk dat kinderen gestimuleerd worden om aan sport te doen. Of dat nu tennis of atletiek is, maakt niet uit. Ik vind het erg om te zien dat de fysieke conditie bij de jongeren zo slecht is, dat ze met hun chips achter de computer kruipen.

Geniet je van dit leven?

GEVAERT: Ja, ik vind het heel plezant. Ik hou van het reizen, van de sfeer op de meetings met de buitenlandse atleten die ik begin te kennen. We hebben nu ook een erg leuk Belgisch team. We schieten prima op en voelen ons gesteund door mekaar. Ik zou me op dit moment moeilijk een ander leven kunnen voorstellen. Laat het nog maar een jaar of vijf, zes duren, want ik geniet er echt wel van.

Dirk Gerlo

‘Ik had de Olympische Spelen even uit mijn geheugen gebannen, maar nu kriebelt het toch.’

‘laat het nog maar een jaar of vijf, zes duren, want ik geniet er echt wel van.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content