Op 15 december gaat Irak voor de derde keer dit jaar naar de stembus. Ondertussen neemt de druk toe om alvast met enkele groepen van opstandelingen een gesprek te beginnen. Want de Amerikanen willen weg.

Irak maakt zich op voor de derde verkiezingen in minder dan een jaar tijd. In januari werd een voorlopig parlement gekozen. In september werd er een referendum gehouden, waarbij de nieuwe grondwet werd aanvaard. Op 15 december wordt er een nieuw parlement gekozen, volgens de regels die in de grondwet zijn vastgelegd. Tegelijk neemt de druk toe om toch te proberen om door middel van gesprekken een einde te maken aan de opstand. Dat zou de Amerikanen toelaten om stilaan te beginnen denken aan het terugtrekken van hun troepen.

Tot voor kort was niet duidelijk wie er in zo een geval met wie zou moeten spreken. De Amerikanen wilden wel praten, maar niet met lui die bloed aan de handen hebben. De Iraakse regering sloot iedereen uit die geweld had gepleegd tegen burgers. Dat wil zeggen dat ze eigenlijk met niemand wilde praten.

Op een recente bijeenkomst van de Arabische Liga in Caïro waren zowel mensen uit de omgeving van de opstand als vertegenwoordigers van de regering aanwezig. Daar werd vreemd genoeg ook door de Iraakse regering het recht aanvaard van een volk om zich tegen buitenlandse bezetters te verzetten. De Iraakse president Jalal Talabani zegt nu dat hij ook met mensen die wapens hebben gedragen aan tafel wil. De Amerikaanse ambassadeur in Irak liet van zijn kant weten dat hij met iedereen mag spreken – behalve met extremistische islamisten en met mensen die Saddam Hoessein trouw zijn gebleven. President George W. Bush zou hem zelfs hebben gevraagd om een gesprek te beginnen met Iran, waarvan wordt gedacht dat het invloed heeft op belangrijke sjiitische groepen in Irak.

Ten minste vier guerrillagroepen zouden bereid zijn om de invitatie van Talabani te accepteren. Dat zijn wellicht zogenaamde ‘nationalistische’ groepen, die hun oorsprong vinden in het voormalige Iraakse leger, in de inlichtingendiensten of onder leden van de Baathpartij – de partij van Saddam Hoessein. De Amerikanen proberen al langer om een wig te drijven tussen die groepen en de aanhangers van de gevaarlijke Abu Musab Al-Zarqawi, de extremistische leider van Al-Qaeda in Irak.

Voorwaarden

De Amerikanen beseffen dat het een vergissing was om na de val van Bagdad het voormalige Iraakse leger te ontbinden en alle leden van de Baathpartij uit de overheidsdiensten te ontslaan. Daarmee vielen tienduizenden mensen tegelijk zonder werk, die gemakkelijk door verzetsgroepen konden worden gerekruteerd. Bronnen in Irak zeggen dat die nationalisten aansturen op amnestie, een onderzoek naar de schendingen van mensenrechten, de rehabilitatie van de Baathisten en een wederopbouw van het voormalige Iraakse leger. Als ze dat voor elkaar krijgen, zijn ze zeker van hun plaats in het nieuwe Irak.

Over die voorwaarden valt wellicht met de Koerden te praten, en ook de Amerikanen zouden er niet echt bezwaar tegen maken. Maar voor de islamistische sjiieten van de Opperste Raad voor de Islamitische Revolutie in Irak (SCIRI), die het nu in de regering voor het zeggen hebben, zijn ze onaanvaardbaar. De haat onder die extremistische sjiieten voor het door de soennitische minderheid gedomineerde, voormalige Iraakse leger gaat nog terug op de oorlog tussen Irak en Iran in de jaren tachtig, waarbij meer dan een miljoen mensen om het leven kwamen.

De sjiieten zijn beducht voor directe gesprekken tussen de Amerikanen en bepaalde groepen opstandelingen, die de legitimiteit van de nieuwe Iraakse instellingen zouden ondergraven. Ze storen zich zo al in hoge mate aan de aandacht in de Amerikaanse media voor de schendingen van de mensenrechten in gevangenissen van het Iraakse ministerie van Binnenlandse Zaken. Niet alleen de Amerikanen, maar ook veel gematigde Irakezen willen dat minister van Binnenlandse Zaken Bayan Jaber de baan ruimt. Jaber is een islamistische sjiiet, die ervan verdacht wordt banden te hebben met doodseskaders die aanslagen plegen op soennitische leiders.

De sjiitische macht wordt straks hoe dan ook kleiner, omdat de soennieten op 15 december wel massaal aan de verkiezingen zullen deelnemen en ze zo vanzelf meer vertegenwoordigers krijgen in het parlement. Tegelijk voeren politici zoals de voormalige interim-premier Iyad Allawi, een seculiere sjiiet, campagne bij mensen die bang zijn dat Irak zich onder de leiding van extremistische sjiieten tot een nieuw Iran ontwikkelt.

Maar ook als er met enkele groepen gesprekken beginnen, wil dat niet zeggen dat het geweld snel stopt. Westerse inlichtingendiensten hebben in Irak 74 verschillende guerrillagroepen geteld. Het onderscheid tussen nationalisten en islamisten is daarbij ook niet altijd zeer duidelijk. Totnogtoe bleek in ieder geval geen enkele groep bereid of bekwaam om de cirkel van geweld in een bepaalde regio te stoppen – al was het maar voor korte tijd. Als een teken van goede wil. Zover is het dus nog lang niet.

© The Economist

Copyright The Economist

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content