Anne Teresa De Keersmaeker gaf de hedendaagse dans in Vlaanderen een gezicht en een lijf. Een gesprek over twintig jaar Rosas.

Rik Wouters had haar, zoals hij met Isadora Duncan deed, in brons moeten vereeuwigen. Alleen: het zotte geweld van Anne Teresa De Keersmae- ker (1960) zit vanbinnen. In haar hoofd, maar zeker ook in elke beweging die ze op de scène schrijft. Nooit extravert, altijd op een manier die zelfbewustzijn uitstraalt. Geen sentiment, maar emotie die zich meedeelt in een steelse blik, het op adem komen tussen twee bewegingen. Glimpen van intimiteit, zoals De Keersmaeker ze prijsgaf in Small hands (2001), haar voorlaatste voorstelling. Daarin raakte ze, in een duet met Cynthia Loemij, al jaren een van de indrukwekkendste danseressen bij Rosas, de toeschouwers op muziek van Purcell niet alleen bijna letterlijk, maar ook figuurlijk. Of hoe twee dansers in staat zijn om tijd en ruimte zinnelijk te maken.

Once, De Keersmaekers tweede solovoorstelling na Violin Phase twintig jaar geleden, gaat eind deze maand in première. De aanzet vormt de elpee Joan Baez in concert, Part 2 (1963). De Keersmaeker begreep als kind, toen ze de plaat voor het eerst hoorde, natuurlijk niets van de ballades, songs en protestliederen, maar ze werd onmiddellijk gegrepen door de eenvoud van de melodieën en de bijzondere stem van Baez. Het zijn songs die wel degelijk nog steeds iets te vertellen hebben, maar je kunt je inbeelden dat De Keersmaeker bewegingsmateriaal zal ontwikkelen uit de inhoud en tegelijk de tekst zal abstraheren om de beweging voldoende autonomie te geven. Want het onderzoek naar de relatie tussen dans en muziek is een constante in De Keersmaekers werk als danseres en choreografe. Het lijkt er wel op dat muziek haar meer geïnspireerd heeft dan het werk van andere choreografen?

De Keersmaeker: ‘Ik heb bewondering voor choreografen als Trisha Brown, Pina Bausch of William Forsythe. Maar muziek is altijd mijn eerste partner geweest. Ik vertrek er heel vaak van en ik heb er veel van geleerd op het vlak van de structurering van tijd en ruimte. Veel verschillende soorten muziek, uit diverse periodes, genereren mijn vocabularium.’

Waarbij Thierry de Mey en Bela Bartók de constanten vormen? De Keersmaeker: ‘Thierry is al mijn compagnon de route vanuit de Mudratijd (de dansopleiding van Maurice Béjart). Hij was bij Fase (1981) betrokken, schreef samen met Peter Vermeersch de muziek voor Rosas danst rosas (1983), voor Amor constante (1994) en hij was een van de componisten van April me (2002). Thierry en ik zijn altijd gefascineerd geweest door de verschillende strategieën om dans en muziek bij elkaar te brengen. Er zit heel veel ruimte tussen volgzaamheid en het volledig onafhankelijk zijn van elkaar. Met Thierry heb ik daarover regelmatig rendez-vous. Thierry is een interessante hedendaagse componist, want veel hedendaagse muziek lijdt soms onder een gebrek aan beweging, puur potentieel dansgenot. Daardoor wordt ze hermetisch. Er verdwijnen ook allerlei dingen: volksmuziek, bijvoorbeeld. En de sociale structuren waarin die ingebed zat. Vroeger lag alles meer in het verlengde van de natuur: zang, dans en beweging. We zijn dat bewustzijn van de lijfelijkheid kwijtgeraakt.

‘Bij Bartók is het ritme heel belangrijk. Hij heeft vaak met dissonantie gespeeld. In zijn werk vond ik de gulden snede terug. Twee elementen schragen elkaar bij Bartók: het is een mathematisch-dramatisch bedachte schriftuur. Hij hanteert een doorgedreven vormelijkheid met het oog op een doorgedreven emotionaliteit, iets wat mij ook ter harte gaat. Ook het contrapuntische, iets wat natuurlijk bij heel wat meer componisten voorkomt, is een drijfveer voor mijn werk.’

De structuren die Anne Teresa De Keersmaeker uitzet, lijken steeds meer naar het organische te evolueren: van de cirkels en de rechte lijnen in Fase, over frontale en laterale bewegingen in Rosas danst rosas en de stervormige patronen in Kinok (1994) tot de spiraalvormen in de producties vanaf Amor constante. Het is een groeiproces waarin je bijna stiekem een inkijk krijgt door de notitieboekjes van de choreografe in de prachtig opgebouwde, suggestieve en nergens belerende Rosas XX-tentoonstelling in het Paleis voor Schone Kunsten. Heeft het werken met een steeds organischere vormgeving van de bewegingen te maken met de band met de natuur die bij De Keersmaeker misschien al vanuit haar jeugd stamt?

De Keersmaeker: ‘Ik ben aan de rand van Brussel opgegroeid en ik ben geen echte boerendochter. Maar toch heeft de natuur een belangrijke rol gespeeld in mijn jeugd. Misschien heb ik in de laatste jaren de band met de natuur weer teruggevonden via het taoïsme. Het yin-yangdenken, het idee van openen en sluiten, constructie en deconstructie en van twee tegenovergestelde spiralen die in elkaar grijpen, liggen in elkaars verlengde.’

Hebben de twee polariteiten die tegen elkaar uitgespeeld worden ook te maken met de zoektocht in haar voorstellingen naar de werelden van mannen en vrouwen en hoe die elkaar kunnen bereiken?

De Keersmaeker: ‘Mannen, vrouwen, of er zoiets als liefde kan bestaan… het is inderdaad een leidmotief in mijn werk, maar het is zeker niet het enige. Een volledig evenwicht is maar moeilijk te bereiken. Misschien zou het ook niet interessant zijn, want evenwicht betekent bijna de dood. Iets is nooit alleen maar yin of yang. Het ene verandert voortdurend in het andere, in de seizoenen, in de wisseling van dag en nacht. Dat heeft wezenlijk met dans te maken, met fysieke en mentale beweging.’

Het organische vormt de bron van De Keersmaekers bewegingsmateriaal. Logisch dat ook de vergankelijkheid er wel eens haar schaduw over werpt? De Keersmaeker: ‘Als je kinderen hebt, word je je precies zo sterk bewust van het leven omdat ze ook een andere generatie in zich dragen. Je draagt je eigen vergankelijkheid op hen over.’

In haar choreografieën hebben de persoonlijkheden van de dansers veel invloed. Wordt ze, wanneer sommige dansers na een tijd de groep verlaten, dan ook niet geconfronteerd met een ander soort vergankelijkheid? De Keersmaeker: ‘Een klassiek dansgezelschap zit anders in elkaar. Het is een min of meer vaste groep en de choreografen wisselen. Hier komen en gaan de dansers. En ik blijf. Er zijn weinig sociale structuren waarin de band zo sterk is als tussen dansers. We werken met Rosas ook anders dan pakweg binnen een orkest: de muzikanten maken geen muziekstuk samen met de dirigent, maar ze voeren een partituur uit van iemand die de muziek alleen in zijn kamer bedacht heeft. Ik schrijf samen met mijn dansers. Het is ongelooflijk intensief om jarenlang altijd maar op elkaars huid te zitten. Ik zie mijn dansers allemaal graag. Zelfs de grootste ambetanterik zie ik niet graag vertrekken. Want iedereen die ooit bij Rosas gehoord heeft, is er gekomen omdat ik in hem of haar iets vermoedde wat ik mooi vond of liefhad. Reprises van voorstellingen met andere dansers vragen dus veel werk, maar het is tegelijk spannend om te zien hoe de schriftuur overeind blijft.

‘Het is interessant dat Fumiyo Ikeda en Cynthia Loemij nog steeds bij Ro-sas horen en al zoveel jaren mee- groeien. Ze hebben een enorme achtergrond, maar het is even belangrijk dat ze zo fris en open blijven.’

De Keersmaeker hecht veel belang aan de juiste voeding voor zichzelf en voor de dansers. Is dat een maatschappelijk statement? Een reactie tegen al te veel materialisme? De Keersmaeker: ‘Ik geloof niet in een scheiding tussen lichaam en geest. Voedsel is niet louter functioneel, maar ook geestelijk. Eten is meer dan een beleving van genot. Ik erger me aan de manier waarop bijvoorbeeld op Europese schaal de landbouw, die natuurlijke rijkdom, kapotgemaakt wordt. Op zo’n moment spreek ik natuurlijk wel als dochter van een landbouwer. Ook de genetische manipulatie verontrust mij. Ik ben ervan overtuigd dat dit op lange termijn niet ongestraft blijft. Het voedselprobleem zal niet worden opgelost door genetische manipulatie. Dat hele onderzoek is niet bestemd om de honger uit de wereld te helpen, maar is er omdat grote voedselconcerns er belang bij hebben.’

Anne Teresa de Keersmaeker probeert door evenwichtige voeding een optimale conditie te hebben om zelf te kunnen blijven dansen. Want dat is toch een merkwaardige pendelbeweging in haar werk: ze begon met een solo, verzamelde dan een kleine groep rond zich, danste vanaf Mikrokosmos (1987) niet meer mee en leek in die periode, tot Toccata (1993) als choreografe haar persoonlijke bewegingstaal in een klassieker idioom in te passen, om dan via In real time (2000) en Small hands terug in Once bij zichzelf uit te komen.

De Keersmaeker: ‘Ik dans gewoon graag en vind het belangrijk om zo mijn eigen dansvocabularium te herarticuleren. In de producties waarin ik alleen maar choreografeerde, heb ik veel materiaal van mijn dansers genomen en dat zorgde voor een soort afstand tegenover mezelf. En die wil ik dansend overbruggen. Vroeger rookte en dronk ik nogal wat. Nu verzorg ik mijn lichaam veel meer, want ik zou het heel erg vinden als ik niet meer zou kunnen dansen.

‘Improvisatie is de laatste jaren steeds belangrijker geworden. Je kunt op die manier het zoeken meer toelaten. Ik ben zoveel bezig geweest met de strategische organisatie van tijd en ruimte, dat ik het als een tegenwicht zie. Het is een vorm van instant-compositie. En dat is heel inspirerend, na al dat gerichte werken.’

Het valt uit haar notities in de Rosas XX-tentoonstelling ook af te lezen dat ze minder werkt op de afzonderlijke bewegingen. De Keersmaeker: ‘De grote boog is het belangrijkst. Vroeger was ik meer met de afzonderlijke delen bezig. Nu hou ik voortdurend het geheel voor ogen en teken de tijdslijnen heel precies, gedetailleerd uit.’

Hebben de kleuren, die de toon van haar voorstellingen meer dan vroeger bepalen, met die grote spanningsboog te maken? De Keersmaeker: ‘De impact van een voorstelling wordt voor mij heel sterk bepaald door de herinnering die ik aan een kleur heb. Het is een energie die zich kerft in je hoofd, in de waarneming die je van de dingen hebt. Jan Decorte heeft ooit een voorstelling gemaakt met de titel Kleur is alles. Zo is het ook een beetje voor mij.’

Paul Demets

Tentoonstelling Rosas XX, tot 5 januari in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel, van dinsdag tot zondag, van 10 tot 18 uur, op woensdag tot 21 uur. Info: 02-507 84 44. Het boek ‘Rosas XX’ is een uitgave van La Renaissance du Livre, Doornik, 336 blz., a 45. ‘Once’, van Anne Teresa De Keersmaeker van 27 tot en met 30 november in de Munt (070- 23 39 39). Het ABC van de dans is open tijdens de openingsuren van Rosas XX. Info 02-502 00 27 of 02-507 82 00.

‘Het is ongelooflijk intensief om jarenlang altijd maar op elkaars huid te zitten.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content