Op vrijheid en gelijkheid is de democratie gebaseerd. De burger geniet zoveel vrijheid als mogelijk is zonder zijn medeburgers te hinderen, en iedereen heeft gelijke rechten en plichten. Dat is democratie. De staat die zich volgens deze principes organiseert, steunt niet alleen op een nobel uitgangspunt – het respect voor de menselijke persoon – maar schept ook de beste voorwaarden voor haar eigen ontwikkeling.

Een wezenlijk voordeel van vrijheid is immers de gevarieerdheid en vitaliteit die er het resultaat van zijn. Als het initiatief vrij is en de productie in vrije handen, brengt de economie de beste en meest verscheidene producten voort. Als ook de meningen vrij zijn, de pers vrij is, het wetenschappelijk onderzoek niet gehinderd wordt, kunnen de ideeën gedijen en uitzwermen. Zoals de natuur een grote diversiteit van planten en dieren nodig heeft om te kunnen evolueren, is voor de mensheid een economische en culturele diversiteit onmisbaar om zich te kunnen ontwikkelen. En daar zorgt de democratie voor.

Maar dat alles is schoolboekentheorie. De praktijk vertelt een ander verhaal. Op cruciale domeinen van het maatschappelijk leven hebben de democratische vrijheden die we genieten, een dramatische verschraling van het aanbod met zich meegebracht. Niet verscheidenheid werd het resultaat van de vrijheid, maar vervlakking en uniformisering.

Een sprekend voorbeeld leveren de media, waardoor die alvast op deze manier een spiegel van hun tijd zijn. Na een decennium van wedijver tussen de openbare omroep en de commerciële televisiezenders is elk waarneembaar onderscheid tussen de concurrerende partijen verdwenen. Elke zender tracht het grootste deel van het publiek voor zich te winnen met eenzelfde gladde brij van entertainment en informatie die ook entertaint. Niemand verwijdert zich een stap van wat geacht wordt de keuze van het grootst aantal kijkers te zijn.

Ook in de krantenwereld levert de vrije concurrentie slechts klonen op. Tussen De Standaard en De Morgen is ongeveer elk verschil in profiel verdwenen. In de strijd om de lezer hebben beide vaandeldragers van de Vlaamse pers merkwaardig genoeg nooit hun eigen identiteit uitgespeeld, maar vooral de kwaliteiten van de ander benadrukt door die obsessief na te bootsen. De na-aperij heeft beide bladen tot kopieën van elkaar gemaakt, met gelijke gezindheden en uitwisselbare standpunten.

Geen enkele krant durft nog voor de dag te komen met een opinie die niet ‘eigentijds’ is of te gekleurd geacht wordt, om het even of het om een marxistische, een ultraliberale of een traditioneel katholieke gedachte zou gaan. Kleur is voor de foto’s, niet voor de commentaren. Die zijn grijs.

Dat ideologieën verdwijnen hoeft niet erg te zijn, maar armelijk is het wanneer de pers nog slechts conformistische en stereotiepe beschouwingen aanreikt. De lezer die een geprononceerder mening is toegedaan, conservatiever of progressiever dan in de mode is, of die er een andere smaak op na houdt, niet jong, niet cool, moet zich elke dag laten plagen door een opinie die hij niet deelt en een stijl die hem irriteert. Uitwijkmogelijkheden binnen de niet-gespecialiseerde dagbladpers zijn er niet.

Niet alleen de pers spreekt unisono. Het domein bij uitstek waarop de democratische beginselen van toepassing moeten zijn, is dat van de politiek, en daar is het probleem nog scherper aan de orde. Het is de taak en enige bestaansreden van de politieke partijen om de verschillende overtuigingen die onder de bevolking leven, maatschappelijk tot uitdrukking te brengen. De kiezer kan zo zijn keuze maken. Maar in de praktijk loopt het anders omdat alle partijen hetzelfde willen: groot en populair zijn. Met de opvattingen waarvoor ze zich inzetten, hopen ze stemmen te winnen. Niemand verdedigt graag kansloze stellingen. Het onvermijdelijk gevolg is dat alle partijen azen op hetzelfde, meest in de gunst liggende gedachtegoed.

Als een programma bij steeds minder mensen aanslaat, voelt de partij zich verplicht om haar standpunten te herzien en ‘met haar tijd mee te gaan’. Trouw blijven aan verouderde opvattingen is een politieke stommiteit. Daarom laten politici die geacht worden een bedreigd standpunt te verdedigen, zelf vaak dat standpunt los als ze inzien dat het geen toekomst heeft. Zo trof men enkele jaren geleden tijdens het abortusdebat ook binnen de christen-democratische partij voorstanders van legalisering aan, daartoe aangezet door politieke realiteitszin. En uiteindelijk zijn álle christen-democraten overstag gegaan om de partij en de eigen politieke huid te redden. Ondertussen was dat deel van het publiek – een slinkend deel – dat van de partij de traditionele, andere houding verwachtte, zijn stem in de politieke arena kwijt.

Natuurlijk spelen de politici het democratisch spel op die manier met valse kaarten. In een waarachtiger democratisch bestel hoort een partij er niet naar te streven aanhang te verwerven, of zelfs zichzelf in stand te houden, maar dient zij een bepaald gedachtegoed uit te dragen en aan de kiezer ter goedkeuring voor te leggen. Indien de voorgestelde ideeën aanslaan, groeit de partij; indien ze afgewezen worden, verliest de partij; eventueel verdwijnt de partij.

In werkelijkheid is geen enkele partij bereid te verdwijnen, zelfs niet om aanhang te verliezen. Liever slaat ze de weg in waarop de tegenstrever zijn successen oogstte. En schaamteloos zal ze die werkwijze juist als een blijk van democratische ruimdenkendheid voorstellen. “Laten we samenwerken en niet vasthouden aan het eigen groot gelijk”, hoort men vandaag partijvoorzitters preken.

Het lijkt hen te ontgaan dat democratie de huldiging is van uiteenlopende meningen en dat precies van de partijen verwacht wordt dat ze die meningen in al hun contrasten en tegenstellingen verdedigen. Maar dat is ondankbaar werk. Liever schuiven de partijen op naar het midden, ontmoeten elkaar daar in roerende eensgezindheid, en verdelen in dat centrumgrijze gebied de macht onder elkaar.

Ooit leek de democratie een goed idee: vrijheid en gelijkheid voor iedereen. Maar de gelijkheid was bedoeld een gelijkheid te zijn van rechten, het recht zichzelf te zijn en het recht op een eigen mening. Niet een gelijkheid van alle meningen.

Gerard Bodifée

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content