De overheid mag haar burgers niet discrimineren. Burgers hoeven elkaar niet allemaal gelijk te behandelen, zij hebben immers recht op een eigen smaak. Of toch niet? De anti-discriminatiewet blijft het antwoord schuldig.

Een werknemer wordt ontslagen omdat hij homoseksueel is, een allochtoon mag op basis van zijn huidskleur niet binnen in een discotheek, de beste kandidaat voor een job wordt niet gekozen door zijn hazenlip. Dat soort wantoestanden wil de federale overheid aanpakken met een wet ’ter bestrijding van discriminatie’ (zie kader), die in december door de Senaat werd goedgekeurd en binnenkort in de Kamer zal worden besproken. Maar door die wet zouden we wel eens een paar vrijheden kwijt kunnen raken. Want waarom mag een kotbaas zijn kamers niet uitsluitend aan meisjes verhuren omdat die ordelijker zouden zijn? Mogen bezorgde ouders een kinderoppas van Marokkaanse afkomst wandelen sturen omdat ze haar niet vertrouwen? ‘Straks mogen we onze eigen vrienden niet meer kiezen’, zeggen de sceptici.

Het wetsvoorstel heeft een lange weg afgelegd voor het uiteindelijk door de Senaat raakte. Sinds 1985 circuleren immers al ontwerpteksten. De paars-groene regering zat in juli 1999 nog maar pas in het zadel of er werd alweer een tekst in de Senaat ingediend. Het kostte de senatoren nog eens twee jaar om het over een definitieve tekst eens te raken. Dit wetsvoorstel past meteen ook in de Europese richtlijnen van 2000, die de lidstaten verplichten om een wettelijk kader voor de bestrijding van discriminatie te creëren.

Voor de betrokken ‘minderheden’ vormt het wetsvoorstel een belangrijk signaal. ‘Dit is een mijlpaal’, zegt Anke Hintjens van de Federatie Werkgroepen Homoseksualiteit (FWH). ‘Als de tekst wordt goedgekeurd, zullen we dit jaar op Roze Zaterdag eindelijk écht reden hebben om te feesten.’

Ook Mohammed Chakkar, coördinator van de Federatie van Marokkaanse Verenigingen, is tevreden. ‘Een goed functionerende wet tegen discriminatie is voor ons belangrijker dan lokaal stemrecht voor migranten’, zegt hij.

EEN SOORT ZELFCENSUUR

Niet iedereen is even enthousiast. ‘Ik sta heel kritisch tegenover zulke wetten,’ zegt Paul Van Orshoven, hoofd van de afdeling Publiekrecht van de Katholieke Universiteit Leuven, ‘al geeft dit wetsvoorstel blijk van de beste bedoelingen. Racisme en discriminatie zijn inderdaad een slepende ziekte aan het worden, en niet alleen bij de kiezers van het Vlaams Blok. Het is goed dat we daar iets aan doen.’

Hij gelooft echter niet dat wettelijke initiatieven daartoe de beste remedie vormen. ‘Discriminatie is een maatschappelijk fenomeen dat in hoofdzaak met attitudes te maken heeft. Ik twijfel eraan of je met rechtsregels het gedrag van mensen kunt bijsturen. In het beste geval regel je alleen het uitwendige gedrag, maar niet de onderliggende overtuiging.’

Volgens senator Meryem Kaçar (Agalev), verslaggeefster van het voorstel in de commissie Justitie, kan een mentaliteit wél via rechtsregels worden omgebogen. ‘Op dat vlak getuigt deze wet dan ook van een mentaliteitswijziging bij de wetgevers. Wij zien het nu als onze plicht om de maatschappij duidelijk te maken dat dit soort gedrag niet langer wordt getolereerd.’

Discriminatie wordt dus niet meer gepikt. Die niet mis te begrijpen boodschap is volgens een aantal organisaties die voor de in de wet geviseerde doelgroepen opkomen de kracht van het voorstel. Chakkar: ‘Mentaliteit verander je inderdaad niet met een wet, maar wel door educatie en opvoeding. De wet is echter nodig om wangedrag aan te pakken. Als de overheid en de betrokken organisaties nu ook nog ruchtbaarheid aan de wet geven, kan dat bovendien ook sensibiliserend werken.’

De tekst bepaalt op basis van welke criteria discriminatie verboden is. Dat houdt impliciet in dat niet-vermelde criteria, zoals taal, politieke overtuiging en IQ, wel aan de basis van ongelijke behandeling mogen liggen. ‘Dat is discriminatoir’, aldus Van Orshoven. ‘Wie geeft de overheid het recht om te zeggen dat ongelijke behandeling op basis van ras en geslacht niet mag, maar op basis van politieke overtuiging wel?’

Volgens Kaçar is dat juridische haarkloverij, al geeft ze toe dat de senaatscommissie een paar criteria heeft geschrapt die wel in de Europese richtlijnen waren opgenomen. Meer bepaald discriminatie op grond van taal en van politieke overtuiging doorstonden de zelfcensuur van de senatoren niet. De Franstaligen hadden het criterium ’taal’ natuurlijk graag in de tekst gezien. Maar dat zagen de Vlamingen niet zitten uit vrees dat de rechtbanken dan overspoeld zouden worden met klachten van Franstalige inwoners van de faciliteitengemeenten.

Het criterium ‘politieke overtuiging’ is om een al even delicate reden gesneuveld: het Vlaams Blok. Die partij zou zo een wapen in handen kunnen krijgen om de ene klacht na de andere in te dienen en de regering kloppende hoofdpijn te bezorgen. Een cultureel centrum wil geen zaal verhuren aan de plaatselijke Blok-afdeling? Discriminatie!

GOEDE HUISVADERS

Het lijdt geen twijfel dat discriminatie in ons land nog vaak voorkomt. Vooral op de werkvloer blijkt er een groot probleem te zijn. Vandaar dat de wet specifieke bepalingen voor werkgevers bevat. Maar is er in de praktijk wel echt behoefte aan een nieuwe wet? Volgens de tegenstanders bieden de bestaande rechtsregels immers genoeg bescherming. ‘Natuurlijk is die wet nodig’, aldus een verontwaardigde Kaçar. ‘Tot nu toe is er alleen het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel, dat bepaalt dat de overheid haar burgers niet mag discrimineren. Maar wie door een andere burger wordt gediscrimineerd, bijvoorbeeld op grond van zijn seksuele geaardheid, kan zich op geen enkele wet beroepen om dat aan te klagen.’

Volgens Van Orshoven volstaat de bepaling van de zogenaamde onrechtmatige daad uit het burgerlijk wetboek om de ongewenste, en zeker de flagrante vormen van discriminatie te bestraffen. ‘Wat een burger al dan niet mag doen, wordt gemeten aan de hand van het criterium van de goede huisvader’, zegt hij. ‘Dat systeem is misschien een vage norm, maar oordeelkundige rechters weten daar zeer zorgvuldig mee om te springen.’

Kaçar is het daar niet mee eens: ‘De onrechtmatige daad is niet geschikt om specifieke vormen van discriminatie aan te pakken. Die bepaling regelt alleen de mogelijke schade van het slachtoffer, die bovendien zijn schade moet kunnen bewijzen.’

Verder bestaat er sinds 1981 een wet ter bestrijding van racisme en xenofobie. Alleen maken slachtoffers er nauwelijks gebruik van. ‘Die wet is te vaag en voor slachtoffers is het erg moeilijk om te bewijzen dat ze gediscrimineerd worden’, aldus Chakkar. ‘Bovendien vinden veel allochtonen dat ze unfair behandeld worden, onder meer door de politie. Ze zijn dan ook niet geneigd om bij diezelfde politie klacht in te dienen.’

Daarom vindt hij het positief dat het wetsvoorstel voorziet in de omkering van bewijslast: het is de beschuldigde die moet aantonen dat hij niet heeft gediscrimineerd. Dat zou de drempel voor slachtoffers moeten verlagen om klacht in te dienen. Maar critici van de wet verfoeien die omkering. Al was het maar omdat ze zelf opnieuw een discriminatie inhoudt: waarom wél voor slachtoffers van discriminatie en in andere gevallen niet? Overigens staat omkering van bewijslast haaks op het vermoeden van onschuld. Kaçar:’Het omkeren van de bewijslast geldt alleen voor burgerrechtelijke bepalingen, die het gros van deze wet uitmaken. Het strafrechtelijke aspect werd tot het strikte minimum beperkt. In concrete situaties heeft een slachtoffer immers veel meer aan burgerrechtelijke bescherming, zoals de verplichting om het discriminerende gedrag stop te zetten, het aanplakken van het vonnis of dwangsommen.’ Ook Hintjens denkt dat slachtoffers daardoor veel sneller klacht zullen indienen. ‘Als iemand bijvoorbeeld om discriminatoire redenen wordt ontslagen, heeft hij er niets aan dat zijn baas in de gevangenis belandt. Zo iemand heeft er meer baat bij als hij een vergoeding krijgt of weer aan de slag mag.’

DE GEDACHTEPOLITIE

Het gevolg van de schroom om gerechtelijke vervolging in de wet op te nemen, is dat nu alleen het aanzetten tot discriminatie of het publiek uiting geven aan het voornemen om te discrimineren strafrechtelijk kan worden vervolgd. De daad zelf wordt ongemoeid gelaten. Kaçar: ‘Ofwel laat je de strafbepalingen er helemaal uit, ofwel maak je de handeling ook strafbaar. Want de huidige halfslachtigheid is voer voor critici van de wet.’

Die critici verwijzen naar het gevaar van een ‘gedachtepolitie’ en naar het recht van elke burger om subjectief te zijn. Van Orshoven: ‘Hoe immoreel ook, je kunt niet bij de wet opleggen dat iemand zwarten geen vies volk mag vinden of geen afkeer van homoseksuelen mag hebben.’

Mohammed Chakkar is er echter van overtuigd dat dit de enige manier is om discriminatie in de kiem te smoren. ‘Als iemand zulke gedachten voor zichzelf houdt, is er niets aan de hand. Maar als hij het kenbaar maakt om andere mensen op te zetten, gaat hij over de schreef. Zo heeft extreem-rechts de boel veroverd. Ze hebben heel gericht en planmatig volkscafés bezocht om daar hun gif te spuien. In die zin komt de wet eigenlijk erg laat, maar hij is wel nodig om de maatschappij te corrigeren, om duidelijk te maken wat de waarden en normen zijn waar wij als samenleving voor staan.’

Paul Van Orshoven vreest dat de wet, en dan vooral de omkering van bewijslast, tot misbruiken zal leiden. ‘Het kan mensen tot chantage of racketeering aanzetten’, zegt hij. ‘Een cafébaas kan bijvoorbeeld bedreigd worden door een allochtoon die zich onheus behandeld voelt: geef me 100 euro of ik klaag je aan. Dat creëert een soort politiestaat waarin iedereen constant het risico loopt om door zijn vijanden lastiggevallen te worden.’ Chakkar sluit niet uit dat misbruiken mogelijk zijn, maar hij gelooft niet dat die veel zullen voorkomen.

Als het wetsvoorstel in de huidige vorm door de Kamer raakt, zullen disputen over vermeende discriminatie veel vaker voor een rechter worden beslecht. Tegenstanders vrezen dat dit een ‘juridisering’ van de samenleving in de hand zal werken. Al valt het nog te bezien of onze veeleer behoudsgezinde magistratuur veel animo aan de dag zal leggen bij de toepassing van de nieuwe wet. Door alle vormen van discriminatie in één wettelijk kader te stoppen, is het werkstuk van de senatoren bovendien niet bepaald helder en zal het voor de burgers niet altijd even duidelijk zijn waaraan ze zich moeten houden. Ook dat kan de concrete toepassing van de wet frustreren. Over de politieke boodschap kunnen echter geen misverstanden bestaan: sommige gedragingen in onze samenleving zijn onfatsoenlijk en worden niet langer aanvaard. ‘Iedereen gelijk voor de wet’ is ‘iedereen gelijk voor iedereen’ geworden. Het wordt aanpassen. Goedschiks of kwaadschiks.

Ann Peuteman, Han Renard

‘Een goed functionerende wet tegen discriminatie is voor ons belangrijker dan lokaal stemrecht voor migranten.’

Critici verwijzen naar het gevaar van een ‘gedachtepolitie’ en naar het recht van elke burger om subjectief te zijn.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content