De touwtrekkerij om het Cubaanse jongetje Elián González is een soap waar velen profijt van kunnen trekken – behalve Elián.

De Amerikaanse wet laat er geen twijfel over bestaan. Een kind hoort bij zijn ouders en als een van beide ouders overlijdt, krijgt de andere automatisch de hoede over het kind. Dat geldt ook voor Elián González, het Cubaanse jongetje dat eind november voor de kust van Florida uit zee gered werd. Normalerwijze wordt Elián in de loop van deze week ‘verenigd’ met zijn vader Juan Miguel, die enkele dagen geleden in de Verenigde Staten is aangekomen met zijn tweede vrouw en Eliáns halfbroertje.

Juan Miguel wil liefst zo snel mogelijk naar Cuba terug. In een gesprek met de Amerikaanse minister van Justitie Janet Reno heeft hij laten weten helemaal niet in politiek asiel geïnteresseerd te zijn. Maar voor vader en zoon González naar huis kunnen terugkeren, zullen wellicht nog ettelijke maanden verstrijken. De familie in Miami – vijf ooms en tantes van Juan Miguel wonen in Little Havana – zal alle wettelijke middelen aanwenden om de kleine Elián bij zich te houden.

‘Wij willen het beste voor Elián’, zo schreeuwen alle partijen die in de strijd om Elián betrokken zijn. In werkelijkheid gaat de touwtrekkerij allesbehalve over het welzijn van het zesjarige jongetje. Wie de zaak-Elián het meest schaamteloos voor eigen politieke doeleinden misbruikt, is moeilijk te bepalen.

De Cubaans-Amerikaanse gemeenschap in Miami is door het lint gegaan. Manifestanten houden al wekenlang een wake voor het huis van Eliáns oudoom Lazaro, waar de jongen momenteel verblijft. Dagelijks zijn er betogingen, lange autokolonnes ter ere van Elián rijden door de straten van Little Havana, heethoofden roepen op tot acties van burgerlijke ongehoorzaamheid. Religieuze zielen zien Elián al als een heilige. Werd hij op zee niet beschermd door een groep dolfijnen? Heeft zijn oudoom niet verteld dat naast zijn beeltenis in de spiegel die van de Maagd Maria is verschenen?

Voor de Cubaans-Amerikaanse leiders in Miami is de strijd om Elián González een gedroomde publiciteitscampagne. Na de dood van de grote voorman Jorge Más Canosa, die over uitstekende relaties in het Amerikaanse parlement beschikte, had Little Havana de voorbije jaren aan invloed ingeboet. Door de toevloed van andere hispanics was de Cubaanse gemeenschap voor Amerikaanse politici steeds minder interessant geworden. Nu haalt Miami week in week uit de wereldpers. Dat deze hernieuwde aandacht het politieke gewicht van de Cubaanse gemeenschap in de VS weer vergroot, bleek vorige week al: de Democratische vice-president Al Gore nam afstand van het regeringsstandpunt in de Elián-zaak en bepleitte een wetswijziging om zoon en vader González een permanente verblijfsvergunning te geven.

KNIEVAL

Natuurlijk had Gore’s stellingname maar één bedoeling: stemmen werven in Little Havana voor de presidentsverkiezingen van 7 november. Florida is traditioneel gezien een Republikeinse staat. Maar in 1996 zorgde Bill Clinton hier voor een Democratische doorbraak. Clinton behaalde zijn overwinning in Florida ook niet zonder knieval voor de Cubanen in Miami. Al in 1992 had hij in ruil voor geld en stemmen de Cuban Democracy Act gesteund, die het embargo tegen het Castro-regime aanzienlijk verscherpte. In 1996 schroomde hij niet de fel omstreden Helms-Burtonwet te steunen, die sancties oplegt aan derde landen die handel drijven met Cuba.

Gore zou Clintons stunt in Florida graag herhalen. Maar de kans is groot dat zijn poging om de Cubanen in Miami voor zich te winnen, eerder contraproductief zal werken. Hij is tenslotte nog steeds vice-president in de regering-Clinton en wordt dus vanzelf ook geassocieerd met het regeringsstandpunt dat Elián met zijn vader naar huis moet kunnen gaan.

Er is nog een andere hinderpaal: de gouverneur van Florida is Jeb Bush, de broer van de Republikeinse presidentskandidaat George W. In de strijd tegen de Bush-clan had Gore misschien beter de kaart van de zwarte gemeenschap in Florida getrokken. Die is bijzonder verbolgen over Jeb Bush’s plan om de affirmative action, die zwarten extra kansen geeft, af te schaffen. Door een voorkeursbehandeling te willen geven aan één Cubaans jongetje, trapt Gore nu zelf op de tenen van zijn zwarte kiezers.

Ook Fidel Castro probeert maximaal munt te slaan uit de Elián-affaire. In Cuba draait de propagandamachine op volle toeren. Over Eliáns lege schoolbank hangt al weken een Cubaanse vlag gedrapeerd – op Eliáns zesde verjaardag ging Fidel zelve de bank groeten. Nobelprijswinnaar Gabriel García Márquez, een intimus van Castro, schreef voor de internationale pers het echte levensverhaal van de familie González neer.

Is het voor Al Gore moeilijk iets uit de zaak-Elián te winnen, Castro lijkt moeilijk te kunnen verliezen. Komt Elián terug, dan heeft hij de gehate Cubaanse ballingen in Miami een flink lesje geleerd. Blijft Elián toch in Miami, dan kan de Cubaanse leider de Verenigde Staten demoniseren als de staat die ouders en kinderen uit elkaar rukt.

Wie alleen maar kan verliezen, is Elián. Wat betekent het voor een zesjarige om twee dagen rond te dobberen op een woelige zee, zich vastklampend aan een autoband, en zijn moeder te zien verdrinken? Wat betekent het om daarna door je eigen familie maandenlang van je vader te worden gescheiden? Niet naar je huis, je hond en je vriendjes terug te mogen? Een normale toekomst zal Elián wellicht ook niet krijgen, hoe deze soap ook afloopt: de hoge symboolwaarde van ‘het Cubaanse jongetje’ zal nog jarenlang worden uitgebuit. Of hij nu opgroeit in Havana of in Little Havana.

Christine Albers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content