Na de oorlogvoering wil Amerika zich nu buigen over de Iraakse oorlogsmisdaden. Saddam Hoessein komt wellicht niet voor een internationaal tribunaal. ‘Amerika zal steeds weer dwarsliggen’, zegt strafdeskundige Chris Van den Wyngaert.

President George W. Bush heeft het vaak herhaald. Als Saddam Hoessein de oorlog overleefd heeft, zal hij worden vervolgd. Zijn verleden is bekend. De chemische aanslagen tegen de Koerden in Halabja, de onderdrukking van een sjiitische opstand in het zuiden, de folteringen en de quasi één miljoen slachtoffers van de oorlog tegen Iran – de ‘slachter van Bagdad’ beging meer dan één misdaad tegen de menselijkheid. De VS waren dan wel ooit zijn bondgenoot, maar nu moest en zou het regime van Saddam worden veroordeeld.

Vandaag slaat Bush een enigszins andere toon aan. Zijn aandacht is gefocust op het leed dat de Irakezen Amerikaanse soldaten hebben berokkend. En daar zullen ze voor moeten boeten. ‘We hebben de soevereine macht en het recht om de Irakezen zelf te vervolgen’, zei de Amerikaanse ambassadeur inzake oorlogsmisdaden Richard Prosper op een briefing voor het Pentagon, het ministerie van Defensie. Amerika zal militaire rechtbanken oprichten. De berechting van de misdaden van Saddam tegen zijn eigen onderdanen verwijst Bush voorlopig door naar Iraakse rechtbanken.

‘Amerika zal niet gauw deelnemen aan een internationale procedure’, zegt Chris Van den Wyngaert, strafrechtspecialiste en rechter bij het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag. ‘Ze zullen altijd weer dwarsliggen. Zodra ze het fiat van de Veiligheidsraad nodig hebben, zullen ze hun veto stellen. En zo sluit je meteen heel wat mogelijkheden uit. Een internationaal strafhof in de stijl van het Joegoslavië-tribunaal is dan onmogelijk, net zoals elk ander tribunaal dat onder auspiciën valt van de VN. En dan zijn de mogelijkheden gauw beperkt.’

Ook het Internationaal Strafhof van Den Haag kan niet worden ingeschakeld. Noch Irak noch de Verenigde Staten hebben dit verdrag ondertekend. ‘De zaak kan nog altijd, zoals Bush beweert, worden geregeld voor de nationale rechtbanken in Irak. Maar om het eufemistisch uit te drukken, hun geloofwaardigheid is nogal beperkt. Ze dragen de erfenis mee van Saddam Hoessein. Als men daar een ernstig proces zou willen voeren, moeten ze worden bevolkt met Irakezen uit de diaspora, en dat zal niet eenvoudig zijn. In Kosovo heeft men het anders opgelost. Men heeft er een beroep gedaan op externe, onder meer Belgische magistraten die er de processen mee hebben gevoerd, onder auspiciën van de VN.’

Kan de Belgische genocidewet nog een uitweg bieden voor een proces tegen Saddam Hoessein?

CHRIS VAN DEN WYNGAERT: In theorie wel. Het volstaat dat een Iraaks slachtoffer dat minstens drie jaar in België heeft verbleven, een klacht indient tegen Saddam Hoessein. Door de wijziging van de genocidewet is er nu wel een filter ingebouwd: niet het slachtoffer, maar de federale procureur moet de zaak bij het gerecht aanhangig maken. Bovendien kan de minister van Justitie de zaak nu doorverwijzen naar een staat waar vervolging mogelijk is, op voorwaarde dat die staat een billijk proces kan waarborgen. Men zou de zaak bijvoorbeeld naar Amerika kunnen doorsturen. Maar hoe ‘billijk’ zijn de procedures in Amerika?

In theorie zou dus kunnen worden beslist dat de zaak in België blijft. Maar dan nog is het de vraag of Saddam hier wel veroordeeld kan worden. Het arrest van het Internationaal Gerechtshof in de zaak Congo tegen België (in verband met het aanhoudingsbevel tegen ex-minister van Buitenlandse Zaken Yerodia) zegt immers dat ex-staatshoofden of regeringsleiders blijven genieten van hun immuniteit voor daden die zij gesteld hebben in de uitoefening van hun functie. Op basis daarvan zouden Saddam en zijn ministers niet in België kunnen worden vervolgd, maar ook niet in Amerika. Alleen een Internationaal Strafhof kan Saddam berechten. Maar dat is nu precies wat Amerika niet wil.

De VS willen in de eerste plaats de Iraakse krijgsgevangenen vervolgen. Krijgen zij een eerlijk proces?

VAN DEN WYNGAERT: De Iraakse krijgsgevangenen die van misdaden worden verdacht, zullen ofwel voor militaire ofwel voor gewone rechtbanken worden vervolgd. De militaire rechtbanken van Guantánamo zijn ons bekend. Gelegen buiten het Amerikaans grondgebied, zijn ze niet onderworpen aan de Amerikaanse grondwet. Ze zouden de grondwettelijke toets immers niet doorstaan. Procedures kunnen er in het geheim worden gevoerd. De verdachten mogen hun advocaat niet zelf kiezen. De bewijslast wordt soms aanzienlijk versoepeld en noem maar op. Toch kunnen deze rechtbanken doodstraffen opleggen. Hoger beroep kan dan alleen worden aangetekend bij de president.

Trouwens, hoe onpartijdig zijn die rechtbanken? Denk maar aan de zaak-Öcalan. Turkije werd veroordeeld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Niet omdat het de Koerdische leider slecht behandeld had, maar veeleer omdat de militaire rechtbanken zich niet onafhankelijk en onpartijdig hadden opgesteld.

Ook de procedure voor de gewone rechtbanken in Amerika doet vragen rijzen. De recente Patriot Act, de wet die uitgevaardigd werd om het terrorisme te bestrijden, heeft een hele reeks fundamentele rechten zeer sterk aan banden gelegd. De Amerikanen zullen er niet gauw van wakker liggen: mensenrechten en internationale normen lappen ze steeds meer aan hun laars. Er heerst een nieuwe vorm van McCarthyisme, zegt men. Precies zoals men destijds, in de jaren ’50, zonder veel wettelijke basis een heksenjacht ontketende op communisten, kunnen ook vandaag mensen veel gemakkelijker worden gearresteerd en vervolgd.

Daar komt nog bij dat een deel van de juridische wereld in Amerika tegenwoordig vindt dat folteringen moeten kunnen. Als men ze maar controleert. De strikte verdragen daaromtrent vinden ze plots ‘verouderd’. En niet meer aangepast aan de maatschappij van na 11 september. Tot dan was iedereen het erover eens: folteren kon gewoon niet. De regering-Bush denkt daar nu blijkbaar anders over.

De VS varen wel vaker een eigen koers. De twee protocollen die in 1997 aan de Conventie van Genève zijn toegevoegd, heeft het land niet ondertekend. Heeft dat gevolgen voor het oorlogsrecht nu?

VAN DEN WYNGAERT: De protocollen behandelen onder meer het statuut van guerrillastrijders. In die zin hebben ze inderdaad gevolgen voor Irak. De protocollen van 1977, opgemaakt na de oorlog in Vietnam, bepalen dat guerrillastrijders in sommige omstandigheden recht hebben op het statuut van krijgsgevangene. Concreet betekent het dat sinds 1977 ook soldaten in burgerkledij aan de oorlog mogen deelnemen. Er is wel een voorwaarde aan verbonden: guerrillastrijders moeten hun wapens openlijk dragen. Amerika was en is nog steeds tegen dat Protocol gekant. Guerrillero’s zijn geen krijgsgevangenen, maar terroristen, menen ze. Ze verdienen geen bescherming. Iraakse strijders die zich als burgers hebben vermomd, zullen ze dus niet beschouwen als krijgsgevangenen.

De list van de vermomming is een oorlogsmisdaad.

VAN DEN WYNGAERT: Het is het soort daden dat men in het oorlogsrecht catalogiseert als perfidy. Dat zijn perfide listen. Een witte vlag hijsen om je over te geven en dan toch ten aanval gaan, is een oorlogsmisdaad. Of ziekenwagens gebruiken om troepen te vervoeren. Zelfmoordaanslagen is een wat nieuwe categorie. De daders dragen ook hier geen uniformen, en dan rijst ook weer de vraag naar hun statuut. Stel dat ze aangehouden worden vóór ze een aanslag hebben gepleegd, zijn het dan krijgsgevangenen of terroristen?

Saddam Hoessein maakte gebruik van menselijke schilden. Hij verstopte wapens in scholen. Zijn militaire doelwitten lagen vervaarlijk dicht bij ziekenhuizen of woonwijken. Een oorlogsmisdaad?

VAN DEN WYNGAERT: Saddam Hoessein maakte misbruik van het oorlogsrecht, dat verbiedt dat burgerdoelwitten of militaire doelwitten worden aangevallen als er te veel burgerslachtoffers zouden vallen. Hij deed dat door menselijke doelwitten in de buurt van militaire doelwitten onder te brengen om de tegenstrever van aanvallen te doen afzien. Hij heeft dat ook gedaan in de vorige Golfoorlog.

Ook de Amerikanen hebben de Conventie van Genève kennelijk nu en dan met voeten getreden. Ze bombardeerden een markt in Bagdad en vielen het Palestine Hotel aan, waar het gros van de buitenlandse journalisten gestationeerd is. Ook dat zijn oorlogsmisdaden?

VAN DEN WYNGAERT: Het is zeer waarschijnlijk dat het bombardement op de markt in Bagdad niet gezien zal worden als een opzettelijke daad. In die zin is het ook geen oorlogsmisdaad. Ook voor het Palestine Hotel zal men zich afvragen of het geen toeval was. Volgens de protocollen van 1977 moeten journalisten hoe dan ook worden beschermd. Maar nogmaals, de VS hebben dat protocol niet ondertekend.

Het oorlogsrecht schrijft proportionaliteit voor: je mag niet méér geweld gebruiken dan nodig om een militair doel te bereiken. Mag een bepaald soort bommen in die zin niet worden ingezet?

VAN DEN WYNGAERT: Het gebruik van sommige wapens is strijdig met het humanitair recht. Zo mogen geen clusterbommen en bommen met verrijkt uranium worden gebruikt. Het oorlogsrecht bepaalt in elk geval dat je slachtoffers niet méér leed mag berokkenen dan noodzakelijk is. Bepaalde wapens zouden op het terrein kunnen worden vervangen door andere, minder schadelijke wapens met hetzelfde doel.

Kort na de val van Bagdad ontstond chaos onder de bevolking. Ze ging aan het plunderen en nam het recht in eigen handen. Moesten de Amerikanen niet in de ordehandhaving voorzien?

VAN DEN WYNGAERT: De vierde Conventie van Genève zegt dat een vreemde mogendheid die een land bezet ook moet zorgen voor de ordehandhaving. Dat valt dus onder de verantwoordelijkheid van de Amerikanen. Zo zouden ze zich ook over het bewaken van ziekenhuizen en musea moeten ontfermen. Als zij dit niet doen, begaan zij geen oorlogsmisdaad, maar ze schenden de wetten en gebruiken die gelden tijdens een oorlog.

Hoe snel zullen de Amerikanen de processen willen beginnen?

VAN DEN WYNGAERT: Wellicht zo snel mogelijk, en de Amerikaanse oplossing – rechtbanken in eigen land – ligt voor hen dan het meest voor de hand. Ze willen een begin maken met de heropbouw van de Iraakse civil society. En dat zal een proces van lange adem zijn. Het komt er dus op neer te kiezen voor een efficiënte vorm van procesvoering en dat is niet evident. In Rwanda bijvoorbeeld blijven mensen jarenlang gevangen gehouden omdat ze wachten op hun proces. ‘Advocaten zonder Grenzen’ berekende dat 150 jaar nodig zou zijn om alle mensen te vervolgen die nu vastzitten.

Voor Irak zou men zich in die zin kunnen beperken tot de vervolging van de kopstukken. Voor de lagere echelons zou men kunnen overgaan tot een waarheids- en verzoeningscommissie. Maar dat moet dan wel een ernstige commissie zijn, die geen blanco amnestie verleent, zoals Augusto Pinochet en de zijnen zichzelf hebben verleend. Men zou dan zelfs voor het principe van verzoening kunnen kiezen over zowat de hele lijn, zoals men dat in Zuid-Afrika heeft gedaan voor de misdrijven van het apartheidsregime. Dat betekent dat ze, op een aantal uitzonderingen na, niet vervolgd werden. Maar dat is een politieke keuze.

Welke rol kan het Verenigd Koninkrijk spelen in de vervolging van de oorlogsmisdaden?

VAN DEN WYNGAERT: De Britten kunnen eraan meewerken en dat zullen ze waarschijnlijk ook doen. Ze hebben het verdrag tot oprichting van het Internationaal Strafhof wél ondertekend. Het is dus ook niet uitgesloten dat iemand klacht indient tegen Tony Blair. De Britse media hebben bericht over mensen die met dat idee rondliepen. Wellicht wordt dat een van de eerste moeilijke dossiers die het zopas opgerichte Internationaal Strafhof in Den Haag op zijn bord krijgt: Tony Blair die voor dat hof wordt gedaagd. Ik weet, het klinkt theoretisch, maar de mogelijkheid bestaat. Als er een klacht wordt ingediend, moet het openbaar ministerie in Den Haag beslissen wat het ermee doet. En dat is niet evident.

Amerika en het Verenigd Koninkrijk verschillen daarin enorm. In Amerika uiten de academici amper kritiek op de regering. In het Verenigd Koninkrijk daarentegen publiceerden ze een brief in de media. Hun boodschap was duidelijk: dit kán niet, deze oorlog is illegaal.

In Amerika zegt men: de oorlog is waarschijnlijk wel illegaal. Maar hij is legitiem. Als je dat beweert, sta je zo weer in de Middeleeuwen. Het doel, de iusta causa, heiligt de middelen. Godsdienstoorlogen waren in die zin legitiem. Maar dan is ook de jihad legitiem. Die wordt ook gevoerd voor een hoger doel. Dat principe had men nu in de Verenigde Naties net afgeschaft, als meest fundamentele pijler waarop de internationale rechtsorde rust. Er is geen wettige reden voor oorlogvoering, tenzij zelfverdediging of na een machtiging van de Veiligheidsraad. Als legitimiteit een voldoende grond is, kun je inderdaad ten strijde trekken om de olieputten veilig te stellen, of eventueel om een corrupt regime omver te werpen. Iedereen is het er wel over eens dat Saddam geen doetje was. Maar mag je een oorlog ontketenen om de democratie in te voeren en de Irakezen te bevrijden? Dat is niet legaal.

Ingrid Van Daele

‘Guerrillastrijders zijn geen krijgsgevangenen, maar terroristen, vinden de Amerikanen.’

‘Ook de procedure voor de gewone rechtbanken in Amerika doet vragen rijzen.’

‘net zoals in de jaren vijftig bij de jacht op de communisten worden mensen ook nu veel makkelijker vervolgd.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content