Stijn Tormans

Aan de rand van de stad liggen de 20ste-eeuwse stadsuitbreidingen er troosteloos bij. De grote plannen en idealen zijn verdwenen, de mensen gebleven.

Luchtbal

‘Zij die voor het eerst in Zobeide aankomen, begrijpen niet wat mensen toch zo aantrekt in deze lelijke stad, deze valstrik.’ (Uit: ‘De Onzichtbare Steden’ van Italo Calvino)

De Luchtbal, een oude sociale woonwijk ten noorden van de stad. Op het eerste gezicht een voorstad van Oost-Boekarest. Een tuinwijk, woonkazernes en torenblokken. Vooral ’s nachts kan het hier behoorlijk kil zijn, zeggen de bewoners. Toevallige passanten, laat staan toeristen, komen hier niet. De woonkazernes en torenblokken werden na de Eerste en de Tweede Wereldoorlog gebouwd als antwoord op de woningschaarste. Destijds verbeeldden ze ‘het moderne wonen’. Els Spitaels, docente architectuurgeschiedenis en opgegroeid op de Luchtbal: ‘In de jaren vijftig trokken ambtenaren uit de stad naar de torenblokken van de Luchtbal, omdat de appartementen er zo luxueus waren. Er was centrale verwarming, warm water, comfort, dingen die in de stad niet vanzelfsprekend waren. De hele wijk met torenblokken was uitermate modern en voorbereid op de komst van de auto. In Amerika was die al ingeburgerd, hier nog niet.’

De blokken waren toentertijd ook gericht op ‘het gemeenschappelijke wonen’. Een halve eeuw later blijft dat ideaal nog min of meer in stand. Hendrikje Bernaerts, sociaal assistente in de wijk: ‘De meeste mensen zijn echt verknocht aan de Luchtbal, aan hun appartement. Er is hier een rijk verenigingsleven. Als ze een rommelmarkt of een filmavond organiseren, dan is iedereen present. Vorig jaar kwam burgemeester Leona Detiège hier op bezoek. Op een bepaald moment zei ze: Ich bin ein Luchtbaljaan. Iedereen was apetrots.’

Spitaels: ‘Dat gevoel van verbondenheid komt doordat de Luchtbal omsloten is. Toch heerst hier geen dorpsmentaliteit. Anderzijds ontbreekt ook het stedelijke, dat massale, het avontuurlijke.’ Ook Els Spitaels is de Luchtbal ontgroeid. ‘Hoe gaat dat, je komt in de stad, je ontmoet andere mensen, je beleeft spannende dingen. Op de Luchtbal niet. Hier heb je een paar winkels en dat is het dan. Jongeren willen meer en zoeken dan andere oorden op.’

Linkeroever

‘Er zijn drie hypothesen in omloop over de bewoners van Bauci: dat ze de Aarde haten, dat ze haar zozeer respecteren dat ze elk contact mijden, dat ze haar beminnen zoals ze was voordat zij er waren, en haar door naar omlaag gerichte verrekijkers grondig bestuderen, blad voor blad, steen voor steen, mier voor mier, zonder er ooit genoeg van te krijgen, terwijl ze gefascineerd hun eigen afwezigheid gadeslaan.’ (Uit: ‘De Onzichtbare Steden’ van Italo Calvino)

De overkant van de Schelde, de Linkeroever. Een tiental appartementsgebouwen rijzen als zware monolieten hoog boven de andere gebouwen uit. Linkeroever is een nieuwbouwwijk met veel sociale woningen en hier en daar een luxeappartement. In haar banaliteit bijna onzichtbaar. Hier zie je geen pleinen, geen levendige straten, geen mensen. Hier wordt niet geflaneerd of gedroomd. Linkeroever is een slaapstad zonder stedelijke kwaliteit.

‘Stedebouwkundig is de Linkeroever geen meesterwerk’, lacht auteur en bewoner Hugo De Ridder. ‘En toch is Linkeroever architecturaal interessant. Al was het maar om te zien hoe men indertijd over stedebouw dacht. Als een socialist schepen van Openbare Werken was, kreeg je hoogbouw. Met een christelijke schepen aan het roer, kwam er laagbouw.’

Ooit koesterde de stad revolutionaire plannen voor de wijk. In 1925, toen een stadsuitbreiding nodig bleek, kozen de gezagsdragers voor een nieuwe stad aan de overkant van de Schelde. Le Corbusier, de invloedrijke architect, wou hier een wereldstad van een half miljoen inwoners neerpoten. En een Mundaneum, een gigantische denktank vanwaaruit de wereld gedirigeerd zou worden en de wereldvrede vorm zou krijgen. Maar het toenmalige stadsbestuur verwees de plannen van Le Corbusier naar de boulevard of broken dreams.

Vandaag ijvert de lokale actiegroep van de wijk voor een plein, een publieke ruimte om de sociale contacten te bevorderen. ‘De sociale contacten zijn hier de laatste decennia weggeëbd, dat klopt’, zucht De Ridder. ‘En toch. Als onze actiegroep een vergadering belegt, komt daar elke keer vier- of vijfhonderd man op af. Dat ontroert mij, die inzet om van de Linkeroever een aangename buurt te maken. Een tijdje geleden kwam hier een asielcentrum. Door de werkgroep heeft daar geen haan naar gekraaid.’

Toch ettert er iets in de wijk. Een paar weken geleden klaagde de actiegroep de sociale onrust in de beruchte Chicagoblokken aan. Mensen durven niet meer buiten te komen door de hangjeugd. In de appartementsblokken heersen sociale wantoestanden, zegt het comité. ‘Linkeroever is op één functie ingericht’, zegt stadsbouwmeester René Daniëls. ‘Dat is altijd problematisch. Kijk naar de Meir: daar woont geen kat, er wordt alleen gewinkeld. ’s Avonds ligt de straat er verlaten bij, en dan voelen mensen zich onveilig. Op Linkeroever heb je het tegenovergestelde: daar wordt alleen gewoond. Overdag voelen mensen zich er onveilig. Wonen, werken en recreatie kunnen in een moderne stad niet meer zonder elkaar. Er moeten hier meer recreatiemogelijkheden komen. En die mammoetflats, die mag de stad gerust afbreken.’

Stijn Tormans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content