Viktor Orban wordt de nieuwe premier van Hongarije. Maar veel tijd om te vieren krijgt hij niet.

In een massale ruk naar rechts stemde Hongarije vorige zondag het rechts-conservatieve Fidesz van voormalig premier Viktor Orban terug aan de macht. Fidesz haalde in de eerste ronde van de parlementsverkiezingen ruim 50 procent van de stemmen. De regerende socialisten verloren de helft van hun aanhang, en kwamen op 19 procent uit. Naast Fidesz ging er ook winst naar het extreemrechtse Jobbik met bijna 17 procent, en naar een ecologische partij, die met 7 procent in het parlement komt.

De onvrede met het beleid van de socialistische minderheidsregering van de partijloze premier Gordon Bajnai was zó groot dat Orban eigenlijk al maanden zegezeker was. Toch sprak hij zich tijdens de campagne niet uit over de vraag of hij de besparingspolitiek van Bajnai zou voortzetten. Orban beloofde om de economie en het gezondheidssysteem weer overeind te trekken, de openbare veiligheid te verzekeren, de belastingen te verlagen en binnen de tien jaar voor één miljoen nieuwe banen te zorgen. Het probleem is dat daar allemaal geen geld voor is. Hongarije was twee jaar geleden zo goed als failliet. Het werd toen met een lening van 20 miljard euro uit de nood geholpen door het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank en de Europese Unie, in ruil voor een strenge sanering. Bajnai bracht het tekort op de begroting sindsdien terug van 9 tot 4 procent van het bruto binnenlands product. En dat deed de Hongaren pijn.

Als Hongarije het vertrouwen van het buitenland wil bewaren, kan Orban het beleid van zijn voorganger nauwelijks veranderen. Wellicht komt hij dan zelf onder vuur van het fascistoïde Jobbik, dat tot nog toe vooral op de socialistische regering schoot – en natuurlijk op de zigeuners, de Joden en het hele politieke, ‘corrupte’ establishment. De aanhang van de partij paradeert regelmatig in de straten van Budapest (volgens hen ‘Judapest’) in de uniformen en met de symbolen van de Hongaarse fascisten uit de jaren dertig en veertig.

Dat die partij nu zo sterk voor de dag komt, mag Orban zichzelf aanrekenen. Hij begon zijn carrière twintig jaar geleden als een liberale jonge Turk, maar schoof sindsdien ver op in rechts-conservatieve richting. Hij is zelf niet bang van een populistisch en nationalistisch discours. In zijn poging om met de rechts-radicalen ook ideologisch te concurreren, riep hij geesten op die hij niet snel weer in de fles krijgt.

© Der Spiegel

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content