Tom Tykwer maakt films over mensen die strijden om de tijd naar hun hand te zetten. Het nieuwe Duitse filmtalent over “Lola rennt” en “Wintersleepers”.

Sinds de dood van Rainer Werner Fassbinder gaat het niet goed met de Duitse film. De andere tenoren van de Deutsche Neue Welle – Herzog, Schlöndorff, Von Trotta, Wenders – laten hun stem niet meer horen of filmen overal ter wereld, behalve in Duitsland. De weinige filmers die de polsslag van het publiek voelen – Wolfgang Petersen, Roland Emmerich – namen de wijk naar Amerika en regisseren nu in Hollywood special effects of Harrison Ford.

Tenzij Beierse humor uw ding is, was er in jaren geen deftige Duitse film meer te zien. Tot er nu plotseling liefst twee prima films opduiken van een getalenteerde nieuwe regisseur: “Wintersleepers” (originele titel “Winterschläfer”) en de kaskraker “Lola rennt”. Haalt de vierendertigjarige Tom Tykwer de Duitse film uit het slop?

“Lola rennt” is opgebouwd als een wedloop tegen de tijd. Lola ( Franka Potente) krijgt twintig minuten om haar vriendje uit een hachelijke situatie te redden. Als ze niet snel de geldsom bijeenkrijgt die Manni een drugsdealer verschuldigd is, maar die hij in de metro kwijtspeelde, is hij een vogel voor de kat. Uit liefde voor Manni zet Lola het op een lopen door de straten van Berlijn. Elke seconde telt. Maar als het niet lukt, begint de film gewoon opnieuw: Tykwer filmt haar reddingspoging niet één keer maar in liefst drie variaties, telkens met kleine verschillen die verstrekkende gevolgen blijken te hebben.

Ook in Tykwers vorige film hangt het leven aan een zijden draadje. “Wintersleepers” toont immers hoe een stom auto-ongeluk met een jeugdig slachtoffer het leven en de onderlinge relaties zal beïnvloeden van de vier belangrijkste personages, die overigens niet van elkaar weten dat ze iets te maken hebben met de tragedie.

“Lola rennt” heeft de kleur, de schwung en de uitdagende energie van het nieuwe multiculturele Berlijn. De stijl is modieus, flitsend en sexy. De beelden van het hollend meisje met fel oranje punkkapsel zijn gesneden op een daverende technobeat; de film steunt op een gimmick en wemelt van de technische stunts, visuele grappen en slimme truukjes. Het is het portret van een generatie die het leven neemt zoals het komt en zich laaft aan MTV, graffiti, comic strips, techno house en verboden substanties.

Het zwaarmoedige “Wintersleepers” getuigt integendeel van een beheerst classicisme. Het ritme is gedragen, de Cinemascope composities zijn strak en evenwichtig, de parallelmontage neemt ruim de tijd om de diverse verhaaldraden uit te tekenen. Geleidelijk ontdekken we hoe de puzzel in elkaar steekt. De film speelt zich af in een dorpsgemeenschap in de sneeuw van de Duitse Alpen en straalt bedrieglijke rust uit, want onder de winterse onverstoorbaarheid sudderen de spanningen. Ook hier het portret van een generatie: de skileraar, de vertaalster, de verpleegster en de bioscoop-operateur zijn ontwikkelde dertigers die slechts half leven, het zijn de winterslapers die model staan voor de geestelijke inertie van het Helmut Kohl-tijdperk.

Meer kunnen twee films niet van elkaar verschillen, denk je. Tot je raakpunten ontdekt en terugkerende bekommernissen. Zoals Tykwers obsessie met tijd en noodlot, zijn spel met toeval en keuzes. In beide films strijden de personages om de tijd naar hun hand te zetten, om vat te krijgen op hun lotsbestemming.

Volgens de regisseur, een autodidact die op elfjarige leeftijd begon met het maken van super-8 filmpjes, kleuren dezelfde obsessies ook zijn in België onuitgebrachte debuutfilm “Die tödliche Maria” (1993).

Tom Tykwer: Ook in “Die tödliche Maria” wordt iemands leven door een vorm van timing beheerst, het gaat over een vrouw die gevangenzit in een zeer statisch systeem en die probeert te ontsnappen. Het doet denken aan Lola die opgesloten zit in die tijdsspanne van twintig minuten, wat te weinig is om haar doel te bereiken. In “Die tödliche Maria” wordt dat verdrukkend systeem opgetrokken door de mannen die haar omringen, haar zieke vader en dominante man.

Vanwaar die interesse voor dit tijdskader en voor het noodlot?

Tykwer: Dat gebeurt zeker niet bewust. Terwijl ik mijn films maak, merk ik dat ik me aan het herhalen ben, dat bepaalde zaken in een of andere variatie terugkeren. Het uitgangspunt is niet: ik wil een film maken over het toeval en het fatum, nee, dat sluipt gewoon in de film. Het basisidee voor “Lola rennt” zit gewoon in de titel: ik wilde een film maken over een rennend meisje dat voor haar liefde vecht.

“Wintersleepers” is een groepsportret. U zegt in alle hoofdpersonen iets van uzelf gestopt te hebben.

Tykwer: De vier dertigers zijn generatiegenoten van mij, ze worden gedreven door bekommernissen en impulsen waarin ik me kan herkennen. De oudere boer zit echter in een totaal andere wereld. En toch wilde ik dat de toeschouwer ook de gebeurtenissen vanuit zijn perspectief zou zien. Daarom heb ik mijn gevoelens dan maar geprojecteerd in zijn relatie tot zijn kind: hij worstelt met het verlies van zijn dochter, iets waar we allemaal kunnen inkomen. De vier andere personages heb ik uitgerust met mijn eigen onhebbelijkheden, verzuchtingen en twijfels. Ofwel hebben ze er moeite mee om zich in een relatie volledig te geven en lijden ze daaronder. Ofwel laten ze zich te snel meeslepen in een relatie en moeten ze een verantwoordelijkheid opnemen waarvoor ze nog niet klaar zijn.

U noemt “Wintersleepers” een anti-Heimatfilm.

Tykwer: Als je in de bergen filmt, word je noodgedwongen geconfronteerd met de traditie van de Heimatfilm en de bergdrama’s van Leni Riefenstahl en haar mentor Arnold Franck. De vroegere Heimatfilms waren puur escapisme, waarin op een vaak reactionaire manier werd weggevlucht uit de stad. De hoofdpersonen uit “Wintersleepers” zijn ook op de vlucht voor iets, maar hun verblijf in de bergen biedt geen soelaas, verdrijft de problemen niet, maar maakt ze integendeel attent op de malaise waarin ze verkeren. In die zin is het een anti-Heimatfilm. Ze gaan in dit volkomen clean environment, wat natuurlijk ook een sterk visueel idee is, op zoek naar een nieuwe identiteit. Het omringende landschap is zo verblindend wit dat het volkomen zuiver en onschuldig lijkt, maar dat is slechts een illusie.

Toen we op zoek gingen naar onze locaties en met de helikopter over de bergen vlogen, zagen we vanuit de lucht een eindeloos wit golvend landschap, maar als je loodrecht naar beneden keek, merkte je die gapende spleten van gletsjers, die er als wonden uitzagen. Alsof iemand dit ongerepte natuurschoon had opengesneden, alleen kwam er geen bloed uit. Ik zag dit als een spiegel voor de personages die zich zeer zelfbewust voordoen, maar niet kunnen verdragen dat iemand ze aanraakt, want dan gaan ze barsten vertonen.

U draaide in de omgeving van Berchtesgaden, waar Hitler zijn beruchte Adelaarsnest had. Is dit toeval of moeten we er een historische referentie achter zoeken?

Tykwer: Helemaal niet. Het was logistiek en esthetisch de beste locatie. Ik heb zoveel mogelijk de naam Berchtesgaden vermeden, precies opdat je er niets zou achter zoeken. Maar natuurlijk zorgde de historisch beladen locatie wel voor jolijt tijdens de opname: de crew nam snapshots waarin ik poseer als Leni Riefenstahl en noemde me spottend de Führer. Berchtesgaden is de enige vakantiebestemming in die streek die een wat internationale aanblik biedt. Ik wilde vermijden dat het er potsierlijk Beiers zou uitzien, want die folklore zou afgeleid hebben van het verhaal.

Uw films zijn authentiek Duits, maar spreken ook een internationaal publiek aan, wat niet meer gebeurde sinds de hoogdagen van de Duitse film in de jaren zeventig.

Tykwer: Dat is aardig om te horen, want dat is natuurlijk ook de bedoeling van elke filmmaker. Eind jaren tachtig zat de Duitse film volledig aan de grond. Dan kregen we die golf van bijzonder succesrijke lokale komedies, kluchten die in Duitsland fenomenaal scoorden maar die je in het buitenland aan de straatstenen niet kwijtraakte. Belangrijk was dat het Duitse publiek weer vertrouwen kreeg in zijn eigen films. Die openheid bij het publiek effende de weg voor een nieuwe generatie van filmmakers maar ook van Duitse filmsterren. Zoals in de meeste Europese landen, is er ook hier de tendens om films te maken die er Amerikaans uitzien. Het domste wat je kan doen, want Amerikanen zullen altijd de beste Amerikaanse films maken. Ik vind het ronduit gênant Duitse films te moeten zien waarin ze München de allure van New York willen geven en waar de mensen zich gedragen zoals boeven in films van Tarantino.

Het geheim van de Amerikaanse film is dat ze sterk in hun realiteit en mythes verankerde films weten te combineren met universele zeggingskracht. Dat is ook wat ik probeer in “Lola rennt”. Het verhaal zou zich net zo goed kunnen afspelen in Brussel, Peking of Hongkong, maar derealiteit van het moderne Berlijn geeft er een extra dimensie aan. Terwijl het idee dat een meisje de longen uit haar lijf rent om het leven van haar vriendje te redden en daarbij allerlei obstakels overwint, een verlangen is waarin iedereen zich kan herkennen. Zo krijgt ook “Wintersleepers” een typisch Duitse dimensie: die mensen zijn het product van de zestien jaar onder bondskanselier Kohl. Maar algemener gaat het over dertigers die uitermate individualistisch zijn en vastgeroest geraken in hun verstikkend isolement.

Hoe ziet u zichzelf in de nieuwe Duitse cinema?

Tykwer: Ik maak deel uit van een nieuwe generatie die publieksfilms maakt en die bereid is de camera weer op Duitsland te richten, om ons land, ons volk, onze problemen en verzuchtingen te tonen. Ik heb echt niet te klagen: met mijn derde film “Lola rennt” oogstte ik een groot succes, terwijl ik met “Wintersleepers” nog moest opboksen tegen het vooroordeel jegens Duitse films.

Met twee andere regisseurs ( Dani Levy van “The Giraffe” en Wolfgang Bekcer van “Life is all you get”) en de producer Stefan Arndt hebben we onze eigen filmmaaschappij “X-Filme” opgericht, dat is een beetje ons basiskamp. We proberen films te maken die over de echte problemen in Duitsland gaan.

Wolfgang Petersen en Roland Emmerich maakten carrière in Amerika. Denkt u aan de lokroep van Hollywood te kunnen weerstaan?

Tykwer: Alhoewel ik nu al door de aanbiedingen overstelpt word, zit ik heus niet te popelen om naar Amerika te vertrekken. Van alle aanbiedingen die ik kreeg, was er niets bij dat ik echt zag zitten. Het maakt me niets uit waar ik een film draai, het moet alleen logisch voortvloeien uit het scenario. Het idee om zomaar een Amerikaanse film te maken, zegt me niets. Mijn volgende film zal zich afspelen in mijn geboortestad Wuppertal, in een hoekje van het Ruhrgebied. Dankzij het succes van “Lola rennt” heb ik mogelijkheden zat om in Duitsland films gefinancierd te krijgen.

Het kiezen van een nieuw project gebeurt zeker niet lichtvaardig. Een film maken, vergt twee jaar van je leven, je kiest dus beter iets waar je fanatiek iets voor voelt.

Ik zou niet kunnen doen wat Ronald Emmerich doet, die minder met film bezig is dan met recepten. Hoe technisch verbazend “Godzilla” ook mag zijn, ik vond het toch een ramp, vooral daar ik een fan ben van de oude Japanse prenten. En ik ben zeker geen snobistische cinefiel die alleen van arthouse-films houdt. Ik ben zelf dol op zogeheten achtbaanfilms. Maar je kon gewoon zien dat Emmerich geen interesse had voor “Godzilla”. En dat kan absoluut niet: een filmmaker moet gepassioneerd zijn door wat hij doet, zelfs als het om de grootste onzin gaat.

Dat enthousiasme maakt het hele verschil en is ook de reden waarom Spielberg nog altijd boven iedereen uittroont. Zelfs al ben ik het niet altijd eens met zijn ideeën – zeker niet in “Saving Private Ryan” -, je kan niet loochenen dat zijn grenzeloze passie voor het vak van het doek afknalt.

Wat zijn uw favoriete Duitse films uit het verleden?

Tykwer: Ik groeide op met Fassbinder en Wenders; hun films uit de jaren zeventig hebben me gemarkeerd. Tot “Paris Texas” was Wenders mijn grote voorbeeld. Hij behandelde trouwens onderwerpen die me ook fascineren: zoals de factor tijd in films. Hij onderzocht hoe tijd in film wordt ervaren. Door te experimenteren met de lengte van een instelling, probeerde hij het dwingende van de tijd zoveel mogelijk uit te schakelen, wat natuurlijk niet lukt. Maar hij maakte ons tenminste attent op het probleem van de tijdsbeleving.

Het heeft wat langer geduurd vooraleer ik kon verwoorden wat Fassbinder in mijn ogen zo fascinerend maakte. Ik zag het pas toen ik zelf films ging maken, zelfs al zijn die totaal anders. Fassbinder filmde echte mensen, maar plaatste ze in een volkomen kunstmatige context. Maar precies dit artificieel omhulsel versterkte hun authenticiteit. Om tot een diepere waarheid te komen, maakte hij gebruik van de meest gekunstelde middelen.

Patrick Duynslaegher

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content