Een typisch Belgische kwestie

KAREL DE GUCHT gaf mogelijk de eerste aanzet om de wet op het bankgeheim opnieuw uit te hollen. © JEFFREY ARGUEDAS/IMAGE GLOBE
Ingrid Van Daele
Ingrid Van Daele Ingrid Van Daele is redacteur bij Knack

In het onderzoek naar vermeende fiscale fraude staan Europees commissaris Karel De Gucht en de Belgische fiscus met getrokken messen tegenover elkaar.

Had België nu een bankgeheim, of was het een discretieplicht van de banken? What’s in a name? Onder druk van de parlementaire onderzoekscommissie naar grote fiscale fraude en om te voorkomen dat ons land alweer op ‘de grijze lijst’ van de OESO zou belanden (de lijst van landen die onvoldoende fiscale informatie uitwisselen), werd het in april 2011 bij wet opgeheven.

Helemaal nieuw was dat niet. Voormalig minister van Financiën Philippe Maystadt (CDH) zorgde eerder al voor een opheffing van het bankgeheim. Door een KB van 1996 volstonden aanwijzingen van fiscale fraude om een onderzoek bij een bank in te stellen. Maar omdat er zich al snel twee tegenovergestelde interpretaties van het KB ontwikkelden, werd de inhoud ervan zelden toegepast. Wie dacht dat Maystadts opvolger, Didier Reynders (MR), orde op zaken zou stellen, had het goed fout. Reynders liet de ambiguïteit van de wet voor wat ze was. Enkel buiten zijn wil om werd een nieuwe wet goedgekeurd die het bankgeheim finaal heeft opgeheven.

Maar ‘het is een slordig geschreven wet’, zei Europees Commissaris Karel De Gucht begin deze week. ‘Hij dateert van 14 april 2011 en moest in november 2011 alweer gerepareerd worden.’ De Gucht verdedigde zich daarmee tegen de bekendmaking van een onderzoek dat de Bijzondere Belastinginspectie (BBI) tegen hem voert. De fiscus wil onder meer de financiering van de villa van het echtpaar-De Gucht in Italië onderzoeken, en vraagt daarom inzage in de bankrekeningen. De Gucht vecht het recht op inzage aan, en diende bij de Gentse rechtbank van eerste aanleg een verzoek tot prejudiciële vraag in aan het Grondwettelijk Hof. Dat zou moeten nagaan of de wet niet indruist tegen het recht op privacy. De Gucht stelde de vraag als privépersoon.

‘Meer dan ooit is het van belang de privacy van de burgers te beschermen’, verdedigt De Gucht zich. Privacy is natuurlijk een belangrijke zaak. Toch blijkt de Belgische wet op het bankgeheim een lachertje vergeleken met wetgeving in Nederland, Spanje of Zweden. In België moet de fiscus over aanwijzingen van fraude of georganiseerde fraude beschikken om rekeningen te mogen inkijken. In de genoemde landen is de toegang tot de bankrekeningen voor de fiscus vanzelfsprekend en onbeperkt.

Toch stemde de BBI ermee in dat de prejudiciële vraag wordt gesteld, vermoedelijk om te voorkomen dat de procedure daaromtrent, en de onduidelijkheid over de wet, maanden zou aanslepen. Ondertussen zal de fiscus zijn administratieve onderzoek, dat al twee jaar loopt, voortzetten. Als de banken van De Gucht ermee instemmen, krijgt de fiscus mogelijk alsnog inzage in de bankrekeningen – ook in enkele fraudedossiers van Antwerpse diamantairs kreeg de fiscus op basis van de nieuwe wet de machtiging om het bankgeheim op te heffen.

Het debat rond het bankgeheim kan weer in volle hevigheid gevoerd worden. Maar de kans is groot dat De Gucht de eerste aanzet heeft gegeven om – veertien jaar na een eerste poging om het bankgeheim op te heffen – de wet naar Belgische gewoonte opnieuw uit te hollen.

Ingrid Van Daele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content