Op 5 november worden in de Verenigde Staten presidentsver- kiezingen gehouden. De campagne zendt zo’n tegenstrijdige signalen uit dat het resultaat ervan onmogelijk te voorspellen is.

EEN BERICHT UIT WASHINGTON

DE beginnende herfst kleurt de blaren rood in de Verenigde Staten. De Indian Summer, de paar dagen nazomer tussen de seizoenen in, een jaarlijks terugkerend cadeau van de Verdwenen Amerikaan zullen we maar zeggen, is genadig geweest, zacht en zongekleurd in Washington DC, in Hartford, Connecticut, in Beckley, West Virginia. En zelfs in St. Petersburg en Miami, Florida, waar de tropische storm Josephine zich niet echt tot een orkaan heeft laten uitgroeien, en de wind- en waterschade zeer redelijk is gebleven. In dit seizoen lijken de Verenigde Staten te wachten op iets, een aflopende wekker misschien, en zich intussen nog eens om te draaien, op z’n andere zij.

Er raast een verkiezingscampagne door dit land, al maanden. En vooral de afgelopen weken is die in een nieuwe versnelling gegaan : op dinsdag vijf november wordt, onder andere, de nieuwe president van de Verenigde Staten gekozen, en komt het Congres misschien op de tocht te staan. Maar zet je tv niet aan, en je zal er nauwelijks wat van merken. De Generale Staven van de campagnes hadden al hun hoop op de Debatten gevestigd, de spectaculaire confrontatie tussen de protagonisten van deze titanenstrijd (in Amerika is alles nog steeds Groot, dat heeft het nog altijd met Rusland gemeen). Debatten die toch een begin van belangstelling voor het gebeuren zouden moeten wekken bij het kiespubliek.

SCHOUWSPEL.

Zo er al geen gensters zouden geslagen worden die het land in lichterlaaie zetten wat God verhoede , dan kon de goede Amerikaan er op z’n minst enkele avonden genoeglijk spektakel van verwachten. De shows werden live uitgezonden door de grote televisieketens en zouden omstandig met commentaar, opiniepeilingen en catechismuslessen omkleed worden. Alles zou, tot in de pietluttigste details, afgesproken, gemeten, gereglementeerd zijn : de lengte van de vragen, de hoogte van het spreekgestoelte, de kleur van sprekers kostuum. En wie zou er niet warm lopen voor een steekspel tussen de briljantste tv-manipulator van de recente geschiedenis zoniet van alle tijden ( Ronald Reagan is hier al een tijdje vergeten), de zetelende president Bill Clinton, en de grijze maar, zegt men, serieuze Bob Dole ? De Republikein Dole, veteraan van de Tweede Wereldoorlog (de laatste politicus voor wie ?de oorlog? die van ’40-’45 was, en niet die van Vietnam) en daarna van 35 jaar Congres. Senator Dole dus, lag al zoveel achter in de opiniepeilingen dat alleen een eclatante prestatie op het debat, een onbetwistbare overwinning op een onverklaarbaar zwakke Clinton zijn campagne nog zou kunnen redden. Of, beter gezegd, zijn campagne zou kunnen starten.

Dat beloofde dus al. Maar daar kwam bij dat de president op dit gebied zoveel sterker was dan de ongelukkige Senator, dat het een bepaald ongelijke strijd zou worden, waarbij het er inzat dat de Republikein op komische wijze verscheurd, vermorzeld en tot gruis vermalen zou worden door de glimlachende Democraat, wat als schouwspel ook weer appelleert aan bepaalde driften bij het publiek. Het ging zover dat men zich afvroeg waarom het Clinton-kamp eigenlijk nog moeilijk deed bij de organisatie van de debatten, aangezien de enige die ze nodig had Dole tevens degene was die ze alleen maar kon verliezen, en die er dus geen belang bij had. Maar de zin voor humor en paradoxen blijft in dit soort dingen het privilege van de baas. Zijn organisatoren worden verondersteld ernstig te zijn en zich niet op flessen te laten trekken ook niet door de pan uitrijzende opiniepeilingen die de baas tussen de vijf en de twintig punten voorsprong geven op zijn challenger : peilingen liegen al eens, het zijn de Amerikanen die beslissen, de vijfde november, in het stemlokaal.

VERVELING.

Nu zijn we, terwijl dit geschreven wordt, twee debatten verder, en alles is helemaal anders uitgedraaid dan de Generale Staven en hun strategen beweerd hadden. Geen gensters zijn geslagen, maar ook het beloofde spektakel was niet op het rendez-vous. Het eerste, presidentiële, debat vond op zondag zes oktober plaats in het stadje Hartford in de oude oostelijke staat Connecticut, in New England waar de universiteiten naar het model van Oxford gebouwd zijn ( Ivy League). En president Clinton was niet briljant, en Bob Dole werd niet verpletterd en leverde als geestigste van de twee een veel betere prestatie af dan vriend of vijand van hem verwacht had. Dat hij het debat niet won, kon niemand hem daarbij kwalijk nemen. Het maakte ook niets uit : de volgende dag rukte Clinton een eindje verder op in de opiniepeilingen.

Het tweede, vice-presidentiële, treffen viel op woensdag negen oktober in St. Petersburg, Florida, een stadje dat voornamelijk bewoond wordt door gepensioneerden en ouden van dagen die daar na hun actieve leven van het klimaat komen genieten. Het is een plekje waar normaal niets te zien, niets te horen en niets te beleven valt, en zo was het ook op de historische avond van de vice-presidenten Al Gore (voor Clinton) en Jack Kemp (voor Dole). Natuurlijk won Gore afgetekend van de weer niet onsympathieke maar blunderende Kemp, maar dat was voorspeld. Het verloop van de discussie, negentig minuten lang, was zo bloedstollend saai dat de Amerikanen, als ze door deze prestaties dan al wakker geschud waren, zich alleen maar grenzeloos konden vervelen.

De inzet van het debat was nochtans niet zonder belang. Het ging erom, voor de Republikein, zich te ontdoen van het imago van harteloosheid en georganiseerd egoïsme dat de partij sinds enkele presidenten aankleeft, en tegelijk met de belofte van vijftien procent belastingverlaging, die de spil vormt van Doles verkiezingsprogramma, precies dat imago te gelde te maken. De Democraat moest niet meer doen dan de weldaden en successen van het Clinton-bewind in de schijnwerper zetten, en wijzen op de verarming in het sociale leven die de belastingverlaging van Dole zeker met zich zou meebrengen. Beiden hebben hun opdracht met zorg vervuld maar, nogmaals, met zo weinig schittering dat Gores stem door waarnemers met die van de sprekende klok vergeleken werd, en met zo’n herhaling van ofwel ongeloofwaardige ofwel onhandige formules, dat het uiteindelijk niets uitmaakte.

Het derde debat, opnieuw tussen Bill Clinton en Bob Dole, was voor woensdag 16 oktober in San Diego gepland, in Californië, een staat waar de Republikeinen er zo slecht voorstaan dat er discussie over is of ze daar wel voort campagne gaan voeren : dat zou veel geld en moeite in het water kunnen zijn, die misschien beter geïnvesteerd worden in staten waar Dole nog kan winnen. In de peilingen stond Clinton intussen al meer dan twintig punten voor.

Het is niet eenvoudig, voor Europeanen, de details van de Amerikaanse politiek te blijven volgen zonder verstrooid te raken. Daar zijn verschillende oorzaken voor. Ten eerste is er het ingewikkelde kiessysteem, met primaries en kiesmannen en verschillen tussen de staten, waar dan nog eens, voor bijvoorbeeld Californië, ruime tijdsverschillen een rol kunnen spelen, zodat een redelijk onderlegd gesprek over politiek tussen Amerikanen bijna altijd op een som met veel differentialen en variabelen gaat lijken. (Waarom ?moet? Dole de staat Florida winnen ? Omdat nog geen enkele Republikein president werd zonder die staat op zak te hebben.) Het lijkt dan aantrekkelijk aan dit gesprek mee te gaan doen en te vergeten dat de kiezers zélf zich daar niet veel van aantrekken.

Dat spelen met getallen en voorgaanden om er de toekomst uit te lezen als uit koffiedik, wordt natuurlijk in de hand gewerkt door het kwantitatieve aspect van de Amerikaanse cultuur : ?How many ?? de eerste vraag die bij een Amerikaan lijkt op te komen in gelijk welke context, de vraag naar meetbare aantallen en hoeveelheden. Pas dat toe op geld en combineer het met het conservatieve individualisme van de frontier en je komt uit bij een grote belangstelling voor belastingen het thema dat de Republikeinen bij voorkeur bespelen. Belastingen en staat zijn bij de Grand Old Party een steeds weerkerend spookbeeld, waarbij met ?Staat? de federale staat bedoeld wordt, die in tegenstelling staat met de apparaten van de aparte ?staten?. Dus het federale centrum, Washington, moet kleiner worden, en meer beslissingsmacht moet naar de aparte staten gaan. Parallel daarmee leeft de idee dat dan ook de belastingen kunnen verlaagd worden, aangezien minder federale staat wil zeggen : minder geld dat uit deuren en vensters wegwaait. Een simpele formule voor een zeer ingewikkelde materie, aangezien er veel soorten taksen en belastingen bestaan, die in de verscheidene staten verschillend zijn, waarbij sommige taksen buitensporig zwaar kunnen wegen, terwijl Amerikanen over het algemeen toch echt niet veel belasting betalen.

Maar Bob Dole verbindt zijn centrale belastingverlaging van 15 procent met een heropleving van de economie. Het is niet waar, zegt hij, dat zijn belastingverlaging alleen de rijken ten goede komt en de sociale programma’s voor de zwakken wegsnijdt : de medicare, gezondheidszorg voor de ouden van dagen, de ziekteverzekering, het onderwijs. Integendeel, zegt hij, minder belastingen zullen nieuwe en grotere investeringen in de hand werken, die werk zullen creëren en de economie doen groeien en, via het beroemde ?doorsijpelingseffect? de rijkdom in het land veralgemenen. Terwijl tegelijkertijd het budget in evenwicht gebracht wordt, en de buitenlandse schuld vermindert.

VERSCHUIVINGEN.

Als Dole zou winnen en dit inderdaad ook zou doen, zegt Walter Russell Mead, een analist in New York, en men stelle zich voor dat het werkte, dan zou hij de economische groei die nu gestaag om de 2,5 procent ligt, kunnen aanwakkeren naar 3 of 3,5 procent. Met de opbrengst daarvan zou hij zijn belastingverlaging kunnen betalen, waarop de Federale Bank de rentevoeten zou optrekken om de inflatie tegen te gaan, de koers van de dollar zou stijgen, de werkloosheid vergroten en de hele economie weer zou vertragen. Want die vertraging staat toch al voor de deur. ?Daar kunnen regeringen heel weinig aan doen,? zegt Mead, ?al kan je natuurlijk wel fouten maken. De belastingen verlagen, zou zo’n fout zijn.?

Maar wat Walter Mead te zeggen heeft, gaat niet zozeer over die cijfers. Dat gaat over de verschuivende aard van de politieke partijen in de Verenigde Staten. De Republikeinse Partij die, uit het noorden afkomstig, de afgelopen jaren het zuiden is beginnen veroveren op een populistisch, anticentralistisch platform, lijkt nu op een soort hegemonie in het blanke, christelijke zuiden af te stevenen en op een scheuring in de eigen rangen. De Democratische partij die uit het zuiden afkomstig is en die zich in het noorden gevestigd heeft, staat voor centralisering van de macht in Washington, voor coördinatie met de zakenwereld en de beurs van Wall Street. ?Dat plaatst Wall Street in een curieuze positie : daar zijn zeer weinig Democraten, de toon wordt er aangegeven door gematigde Republikeinen van het Rockefeller of Eisenhower-type. Maar naarmate Clinton zijn traditionele vakbondsbasis heeft geruild voor de zakenwereld en de business naar de eenentwintigste eeuw toe (computer, infotainment) is gaan promoten in handelsovereenkomsten enzovoort, is hij gaan regeren als Eisenhower, en is dichter bij Wall Street gekomen.?

Terwijl de Republikeinen zich dreigen op te sluiten in hun nieuw gevonden zuidelijk-christelijk, rechtse bastion, ?waar ze wel een blijvende meerderheid kunnen veroveren, maar geen meerderheid over het geheel van de Verenigde Staten?, zijn de Democraten op zoek naar een nieuwe coalitie hun oude coalitie was die van de New Deal : vakbonden, zwarten, nationale minderheden enzovoort, die nu uiteengevallen is en als groep waarschijnlijk uitgespeeld is om er een nieuwe strategie op te bouwen. Zoveel is al zeker, dat daarbij de vrouwen een belangrijke rol zullen spelen. Dat doen ze nu al.

De ?gender-gap? is dit, dat Clinton bij de vrouwen in de peilingen vele punten voorligt op Bob Dole. Het komt erop neer dat de verkiezingsstrijd bij de mannen nogal nek-aan-nek lijkt te verlopen, maar dat Clinton bij de vrouwen duidelijk de voorkeur heeft : dat zou meteen zijn hele voorsprong in de polls verklaren. Vanwege zijn mooie ogen en zijn baby-boomers-uiterlijk ?

Nee, zeggen vrouwenorganisaties als de League of Women Voters (een niet-partijdige organisatie die in het verleden de presidentiële debatten sponsorde), de vrouwen verschillen van de mannen hierin dat zij veel minder vatbaar zijn voor de campagneslogans en veel meer aandacht hebben voor de problemen zelf. Problemen van pensioenen, sociale wetten, de zorg voor ouden van dagen, de ziekteverzekering, het onderwijs problemen waar, dat wil dan weer lukken, de Democratische campagne het de hele tijd over heeft. Zodat de vrouwen vrezen dat de Democraten wel eens gelijk zouden kunnen hebben met hun waarschuwingen tegen Doles belastingplan : dat die zijn minder-inkomsten dan ergens anders zal moeten halen, met name in de sociale sector.

Dat dat geen loze slogans hoeven te zijn, wordt immers het duidelijkst geïllustreerd door de erelijst van het sinds twee jaar Republikeinse Congres dat, geleid door speaker Newt Gingrich, van sociale hardvochtigheid en solidariteit van rijken ondereen een banier heeft gemaakt in een Amerika dat, ondanks stoten van economische opleving, gestaag armer wordt. Gingrich wordt in de Democratische campagne dan ook systematisch gebruikt als de beste propaganda tegen zichzelf en zijn partij.

ARMOEDE.

Maar telkens men denkt het systeem wel op een rijtje te hebben en rekening houdend met verglijdende contradicties (het zogenaamd vervagende rassenprobleem dat ingeruild wordt tegen een opkomende klassenstrijd van grotendeels zwarten en Latino’s tegen grotendeels blanken), de zaak te kunnen bevatten, wordt het beeld doorkruist door uitzonderingen en anomalieën die, op de keper beschouwd, eigenlijk de regel blijken te zijn.

In de staat West-Virginia bijvoorbeeld, tussen Virginia en Ohio, een pracht van een bergland met een lang geleden ineengestuikte economie (behalve dan de chemische industrie à la Union Carbide die de hoofdstad Charleston en haar lucht en haar water vergiftigt), stemt iedereen Democraat uit rotsvast ingeroest conservatisme. Het is een van de armste, meest achtergebleven staten van de Unie, bevolkt met hillbilly’s die zonder hun uitkeringen zouden verhongeren, en arme houthakkers die het racisme van de negentiende eeuw nog in hun botten hebben. De economie, toen die er nog was, leefde van de steenkolenmijnen en de bosbouw, richtte zich op de spoorwegen die dit land als eerste doorkruisten, en heeft, nu de mijnen gesloten zijn en de spoorweg nog nauwelijks werkt, geen nieuwe draagvlakken gevonden.

De voormalige mijnwerkers zijn er blijven wonen, want de mobiliteit die de Verenigde Staten kenmerkt, is hier maar gedeeltelijk van kracht. Bij gebrek aan een echt werk en een vast inkomen knutselen ze wat in de marge, hopen van de drie Chevrolet-wrakken die ze op hun erf hebben staan ooit één verkoopbare auto te maken maar alle anderen weten dat ze dat nooit zullen doen. Ze hebben een eenvoudig soort eigenzinnigheid gekweekt op grond van conservatisme en vooroordelen (die ze Amerikaanse ?waarden? noemen) zoals de leidende rol van de man, het recht om wapens te dragen, de grootheid van Amerika vooral in dit achterlijke en armoedige bergland. Massief, zoals gezegd, stemmen zij voor de Democraten, maar deze keer is de Democratische kandidaat-gouverneur in gevaar, om de overigens simpele reden dat ze een vrouw is en bovendien een vakbondsachtergrond heeft. Zelfs de vrouwen aarzelen hier om voor een vrouw te stemmen, terwijl de mannen wapens verzamelen om zich te verdedigen tegen de oprukkende gangsterbendes en drugssmokkelaars, en milities vormen om hun land te beschermen tegen de Verenigde Naties en hun zwarte helikopters, en tegen de regering in Washington die de Amerikaanse Droom verkwanseld heeft.

Niet toevallig was het de staat West-Virginia die de meeste soldaten leverde in die àndere oorlog, in Vietnam. Religieuze sekten met onwaarschijnlijke rituelen gedijen hier (het lopen over gloeiende kolen, het godsoordeel met giftige slangen) naast de clandestiene schietstands in de bossen. En om helemaal in diep-Amerikaanse mythologie te verzinken, staat op de mooiste plek van de staat het chicste hotel, Greenbriers, een vijfsterrenpaleis waaronder de hele Koude Oorlog door de onderaardse bunkers paraat gehouden werden om bij het uitbarsten van de Derde Wereldoorlog de regering van de Verenigde Staten en het Congres te ontvangen, die dan door zouden kunnen vechten terwijl New York, Boston en Washington DC verdampten.

Zo kunnen de meest Republikeinse streken Democraat stemmen en omgekeerd. Gewoon omdat er iets is dat de Europese toeschouwer niet begrepen of gevat heeft, en omdat Amerika New York of LA niet is. Want de Verenigde Staten blijven onvatbaar, niet in een formule te sluiten, zodat wie er iets over wil zeggen altijd opnieuw verschillende stukjes in een eindeloze som vol variabelen bij elkaar moet optellen.

Twee jaar geleden hebben de verontruste blanke Amerikanen de Republikeinse extremistische nieuwkomers naar het Congres gestemd, dat voor het eerst in tientallen jaren zowel in Kamer als in Senaat een Republikeinse meerderheid kreeg. Dat deden ze omdat de economie naar de verdommenis was, de Amerikaanse Droom vervlogen en de Amerikaanse waarden met het vergiftigde badwater mee de riolen ingespoeld waren. Voor het eerst, heette het, zou de volgende generatie Amerikanen het minder goed krijgen dan hun ouders het hadden.

Twee jaar geleden was het, ook voor Democratische politici, contraproductief met Bill Clinton samen gezien te worden. Nu voert de Democratische president campagne met een bloeiende economie en de slogan ?Heb je het beter dan vier jaar geleden ?? en het blijkt dat die kwade blanken vinden dat ze het inderdaad beter hebben dan vier jaar geleden. Zo goed hebben ze het, in een conjunctuur met snel dalende misdaadcijfers (New York City zou terug op het niveau staan van de late jaren zestig), een slinkende werkloosheid (al zijn de nieuwe banen kwalitatief vaak niet vergelijkbaar met wat de oude waren), dat ze er al over zouden denken die Republikeinse nieuwe bezems in veel gevallen maar uit Washington terug te roepen. Dat is nog niet gebeurd, en ook voor Clinton zelf hebben ze nog geen tweede termijn gestemd. Maar volgens de optelsom met de variabelen zou het kunnen. Het zal, daarover is men het grotendeels eens, als de rest hetzelfde blijft, van de vrouwen afhangen.

Het zal er ook van afhangen of de Amerikanen naar de stembus komen. Met de campagne zo mat, de debatten zo saai, de verontrustheid geweken, zit het erin dat er velen hun kat zullen sturen. Ook al omdat de verkiezingen op een dinsdag vallen, zodat velen er een dag of enkele uren voor moeten verletten. Als er te veel zijn die dat niet over hebben voor het vergroten van een overwinning die toch vaststaat, kan Bill Clinton verliezen. Dus wordt de spanning erin gehouden met het beeld van de ?onbeslisten?, de aarzelaars die nog niet hebben uitgemaakt in welke richting hun voorkeur waait. Veertig procent zouden dat er zijn. Of misschien minder. Want men hoeft de peilingen niet te geloven : er zijn gevallen gemeld, van figuren in West-Virginia en elders, die goed weten wat ze gaan doen, maar die het niet zeggen.

Sus van Elzen

Het enigma van de Amerikaanse democratie.

Cool Ridge, West Virginia : een hillbilly voor zijn huis, een blijver in een economisch maanlandschap.

In Beckley, West Virginia, zijn de Democraten conservatief en de verkiezingen onvoorspelbaar.

In Stotesbury, West Virginia, liep de spoorweg vroeger naar de mijn. De mijn is dicht.

Flat Top. Hier mag men slechts twee wapens per week kopen. Max, oud-mijnwerker, met zijn dingetjes.

Bij de Vietnam-veteranen : West Virginia leverde de meeste soldaten voor alle oorlogen.

Countrywoman in West Virginia. Mede van haar hangt de uitslag af.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content