Terwijl de Nederlandse Boekenweek vanaf vandaag de multiculturele literatuur in het zonnetje zet, is er in Vlaanderen nauwelijks één allochtone auteur te bespeuren. Wat voegen deze nieuwe Nederlanders toe aan de bestaande letteren en hoe komt het dat de Vlaamse allochtone schrijver niet bestaat?

Je zou het kunnen vergelijken met het Márquez-effect in de jaren zeventig. De Nederlandstalige literatuur deed toen ijverig aan navelstaarderij en andere nagelbijtende experimenten. Plots duikelde er uit Latijns-Amerika een hele lading rasvertellers binnen in de westerse literatuur die opnieuw met veel poeha sterke verhalen gingen opdissen in alle mogelijke geuren en kleuren. Zoals Gabriel García Márquez de literatuur ooit een nieuw elan gaf, zo geven ingeweken, nieuwe Nederlanders vanaf de jaren negentig weer glans aan de vaak nogal vermoeid ogende Nederlandstalige letteren.

De Boekenweek, de Nederlandse versie van de jaarlijkse Vlaamse Boekenbeurs, plaatst deze lichting multiculturele auteurs vanaf vandaag op het podium onder het motto ‘Het land van herkomst – Schrijven tussen twee culturen’. Van Moses Isegawa tot Abdelkader Benali, van Kader Abdolah tot Zadie Smith, van Salman Rushdie tot Hafid Bouazza: het vertelplezier van deze auteurs werkt aanstekelijk.

Ze vertellen honderduit over het leven van hun hoofdpersonages na het verlaten van het land van herkomst. Wie hun proza ter hand neemt, zal zich haast nooit vervelen. Er valt altijd wel iets te beleven in hun geschiedenissen, soms te karikaturaal veel of te melodramatisch overladen (zie Lulu Wang) maar wervelen doet het.

Bij aankoop van een symbolische 11,11 euro (450 fr.) aan boeken, krijgt de Nederlandse boekenconsument er een cadeau bovenop. Rushdie werd aangezocht om het fameuze Boekenweekgeschenk te plegen. Woede heet zijn roman die pas over enkele maanden buiten Nederland te koop zal zijn. Rushdie, die ondertussen aan zijn derde echtgenote toe is, lijkt er heel wat van zijn eigen midlifecrisis te hebben ingestoken. Het hoofdpersonage, een uitgebluste ideeënhistoricus op ruste, loopt er een lange, groenogige Midden-Europese schoonheid tegen het lijf en van het een komt het ander.

Rushdie wil in zijn roman het hele palet van individuele woede en passie contrasteren met de algehele maatschappelijke verdorring. Zo luidt in zekere zin ook het artistieke programma van menige multiculturele verteller. Hij wil een stem geven aan zijn hoogstpersoonlijke overlevingsdrift te midden van een anonieme, gesofisticeerde westerse samenleving. Het is precies de directe, zinnelijke verteltoon die verfrissend werkt te midden van het literaire geneuzel van de doorsneeschrijver. Eindelijk komt de literatuur weer eens op verhaal. Het zijn de immigranten die de muze een tweede adem geven.

TUSSEN CENTRUM EN PERIFERIE

Rushdie of Bouazza, die het Boekenweekessay maakte ( Een beer in bontjas), zijn echter allesbehalve naïeve vertellers die pittig gekruide histories ten beste geven. Noch de Indiaas-Britse Rushdie, noch de Marokkaans-Nederlandse Bouazza zijn autodidacten of edele wilden zonder meer. Vanuit hun Indiaas-Marokkaanse randpositie keken ze allicht anders aan tegen de pareltjes van vertelkunst die het Brits-Hollandse centrum van het wereldrijk ooit afleverde. Voor hen was de traditie van de westerse literatuur geen ballast of opgave. De drang om te vertellen wat er met hen en hun lotgenoten gebeurde in die culturele botsing tussen centrum en periferie, primeerde. Pas daarna was er het besef dat een bepaalde literaire vormgeving al een oneindig aantal keren is uitgeprobeerd. Daarom dat ze beiden op hun manier traditionele verhaalgenres opnieuw hebben uitgevonden.

De 53-jarige Rushdie heeft vanaf Middernachtskinderen de panoramische, historische roman nieuw leven ingeblazen. Als geen ander projecteert hij de petite histoire van individuele lotgevallen tegen de grande histoire van maatschappelijke ontwikkelingen. De 31-jarige Bouazza staat nog maar aan het begin van zijn traject. Zijn literair enthousiasme werd opgepookt door de herontdekking van het taaleigen van de Tachtigers die 120 jaar geleden aan de wieg stonden van de moderne Nederlandstalige literatuur. Zo vertelde Bouazza in Momo, een novelle, over de eerste stappen van een kind in een taalgebruik dat was bijeengezocht uit het dertigdelige Woordenboek der Nederlandse Taal. Lang vergeten archaïsmen, zoals ritspelen of morselen, werden door Bouazza van onder het stof gehaald omdat hij de zintuiglijke gewaarwordingen van zijn kinderlijke protagonist zo precies mogelijk tot leven wou brengen. Gestalte geven aan de intensiteit van het volle leven met literaire middelen: is dat niet de taak bij uitstek van de schrijver?

Zadie Smith is de naam van de nieuwe, vrouwelijke Rushdie. Als 25-jarige Brits-Jamaïcaanse debuteerde zij vorig jaar met Witte tanden, een flamboyante totaalvertelling. Met een vanzelfsprekend gemak situeert zij de tragikomische gebeurtenissen in het leven van twee gemengde families tegen de coulisse van vijftig jaar wereldgeschiedenis. Het ironische modelleven van een blanke familie die in de genetica en de biotechnologische wereld pioniert, fungeert als katalysator. Smith verweeft de lotgevallen van de kinderen van deze drie families tot een teksttapijt. Haar trefzekere verteltoets schakelt probleemloos over van het concrete detail naar de filosofische abstractie.

De Iraanse immigrant Kader Abdolah die naar eigen zeggen Nederlands leerde dankzij Jip en Janneke van Annie M.G.Schmidt, heeft meer moeite met de montage van zijn verhaalfragmenten tot één geheel in Spijkerschrift. De Ugandees Moses Isegawa sprokkelde in zijn felbesproken debuut, Abessijnse kronieken, ook een heleboel sterke verhalen bij elkaar.

VROLIJKE AVONTURIERS

Het is opvallend hoe deze nieuwe vertellers aanknopen bij de oude verhalenvertellers van het eerste uur. Zoals de antieke Griekse kroniekschrijvers Herodotus en Hecateus brengen zij getuigenissen van vreemde culturen en geven zij een inkijk in eigenaardige voorvallen. Zij schrijven weliswaar geen echte geschiedenis, zoals hun illustere voorgangers die pretendeerden dé waarheid te schrijven, maar geschiedenissen die slechts een waarheid verkondigen. De mozaïekstructuur van hun romans wordt vaak bijeengehouden door het outsider-perspectief van de verteller. De immigrant-verteller kijkt met een zekere verwondering tegen het westerse leven aan omdat hij in een heel andere context is opgegroeid. Vanuit die distantie heeft hij een onbevangen kijk op de wereld waarin hij zich hier en nu bevindt. Vanuit dat isolement gaat hij dan soms, al dan niet melancholisch, terugblikken op zijn land van herkomst. Sommige vertellers, vooral in het werk van jonge auteurs, proberen hun marginale opstelling te overbluffen door het hoofdpersonage tot een vrolijke avonturier om te dopen die zich door niets of niemand laat ontmoedigen. Hun smeuïge belijdenissen, genre Zei Lila van de Frans-Maghrebijnse auteur Chimo, doen denken aan de schelmenromans die in de zeventiende en achttiende eeuw vooruitliepen op de moderne, realistische romans.

Wie de lijst van tweehonderd boeken doorneemt die ter gelegenheid van de Boekenweek in het multiculturele spektakel een plaatsje krijgen, fronst echter de wenkbrauwen. Buiten de namen van Amélie Nothomb en Eric De Kuyper vermeldt de longlist geen enkele Belgische of Vlaamse auteur die iets heeft met multicultureel schrijven. Nothomb thematiseert in Met angst en beven de confrontatie van Japanse met westerse zeden, terwijl De Kuyper in Met gemengde gevoelens badineert over culturele verschillen tussen voornamelijk Vlaanderen, Nederland en Frankrijk. Met alle respect voor de satirische klasse van Nothomb en de intellectuele soepelheid van De Kuyper, maar van allochtoon schrijven of multiculturele verteldrift is hier niet direct sprake.

Een rondvraag bij enkele redacteurs van Vlaamse uitgeverijen doet het mysterie van de onbekende allochtone schrijver in onze literatuur niet verdwijnen. Alhoewel er toch witte raven zijn. Mark Van Steenkiste van uitgeverij Van Halewyck zegt dat hij sporadisch kopij op zijn bureau krijgt van Waalse of Brusselse (en dus Franstalige) allochtone auteurs. Hij herinnert zich het werk van Sabel Assal. Maar tot een vertaling in het Nederlands zal het allicht niet komen, wegens te duur.

Bij uitgeverij Manteau is er een half jaar geleden een Vlaams-Marokkaanse auteur opgedoken die naar de exotische naam van Mim El Messaoudi luistert. Marc Toussaint, redacteur, zegt er onmiddellijk bij dat het hier echter om een pseudoniem gaat. De auteur achter de welluidende nom de plume is een Vlaamse vrouw die met een Marokkaanse man is gehuwd. Mim Van Keer is haar meisjesnaam. Vrouw, ziedaar uw zoon vertelt in briefvorm de exodus van een jonge Marokkaan naar Brussel. Hij laat zich op sleeptouw nemen door mensensmokkelaars en belandt met een gammel bootje op de Spaanse kust. Zo komt hij terecht in Brussel waar hij uiteindelijk tijdens een schermutseling met de rijkswacht het leven laat. De Marokkaanse mama geraakt niet tijdig aan een visum om de begrafenis van haar zoon hier te kunnen bijwonen. Daarom vertelt de auteur in een brief aan de moeder wat er met haar zoon sinds zijn vertrek uit het Marokkaanse dorpje tot en met het fatale incident allemaal is gebeurd.

MEER ZON IN DE NAAM

Mim Van Keer koos voor de naam van haar Marokkaanse echtgenoot omdat hij beter klonk, niet om een of ander multicultureel statement te maken. Van Keer: ‘Er zit meer zon in de naam van mijn echtgenoot, meer muziek zeg maar. Als ik zogezegd mijn eigen naam gebruik, dan is dat trouwens ook een mannennaam. Van Keer is immers de naam van mijn vader. Dus wat is het verschil?’

Van Keer-El Messaoudi is met dit boek niet aan haar proefstuk toe. In 1991 debuteerde ze met een jeugdboek, Vreemde grootmoeders, bij uitgeverij Facet van Walter Soethoudt. Ze gebruikte de belevenissen van haar eigen huwelijksreis naar Marokko om er dit relaas mee te stofferen. Zelf is ze al jaren een fan van de Marokkaanse auteur Tahar Ben Jelloun en ze leest ook graag Kader Abdolah. Of ze het jonge Nederlands-Marokkaanse literaire geweld kent? Nee, ze vindt dat de tweede en derde generatie inwijkelingen al danig verwesterd zijn. Hun problemen verschillen niet zo veel van de problemen van de modale Vlaamse jeugd. Van Keer zegt het graag wat bloemiger: ‘Toen we terugkwamen van Marokko hadden we theeplantjes mee om hier muntthee te kunnen verbouwen. Als je de eerste keer drinkt van die meegebrachte plantjes, proef je nog de Marokkaanse zon. Maar het tweede jaar is de smaak al heel wat minder sterk, door de regen allicht die er ondertussen al overheen is gekomen.’ Kortom, de eerste generatie migranten was nog authentieker terwijl de tweede en derde generatie migranten al heel wat couleur locale hebben verloren.

Van Keer zelf weet ook niet waarom er geen allochtone Vlaamse auteurs bestaan. Toussaint vermoedt dat het te maken heeft met de leer- en dus taalachterstand die Vlaams-Marokkaanse jongeren hebben. Toussaint: ‘De meeste migranten komen bij ons terecht in gettoscholen. Dat is niet direct bevorderlijk voor de ontwikkeling van hun taalgevoel. In Nederland is dat veel minder het geval. Qua onderwijs en Nederlands taalonderricht krijgen migranten in Nederland heel wat meer begeleiding en ondersteuning.’

Het is waar dat Bouazza & co vaak met vallen en opstaan hogeschoolonderwijs of universitaire scholing hebben doorlopen. Ook de meer bekende buitenlandse multiculturele auteurs, genre Rushdie en Smith, hebben vrijwel allemaal een degelijke opleiding achter de rug. De bijna totale afwezigheid van mannelijke allochtone jongeren in het Vlaamse hoger onderwijs zou dan eventueel verklaren waarom er ook geen allochtone Vlaamse schrijvers zijn.

DE HOLLANDSE KEUKEN

In Nederland zitten de uitgeverijen ondertussen niet stil met het uitbreiden van hun multiculturele schrijversbestand. Uitgeverij Vassallucci die destijds Wang lanceerde met haar bestseller Het lelietheater, heeft zich op de Nederlands-Marokkaanse markt gestort. Vanaf 2 maart financiert de uitgeverij de publicatie van Tarik, het eerste Nederlandstalige tijdschrift voor Nederlands-Marokkaanse jongeren. Khalid Boudou, hoofdredacteur van dit nieuwe jongerentijdschrift, debuteert tegelijk met Het schnitzelparadijs. Het is een typische schelmenroman waarin een allochtone horecabediende balorig aankijkt tegen de Hollandse keuken in het algemeen en ‘de vriendschappelijke worstelingen van de wijkdeskundigen’ in het bijzonder. In een nerveuze stijl die van de hak op de tak springt, vertelt Boudou recht voor de raap over de dolle avonturen van zijn jonge held. Said El Haji, een andere allochtone twintiger, won onlangs met een kortverhaal een literaire aanmoedigingsprijs. Van hem verschijnt binnenkort eveneens een roman. Ook Maghrebijnse schrijfsters laten in Nederland van zich horen. Naima El Bezaz scoorde met De weg naar het noorden, een jeugdboek voor tieners over de ontworteling van een Marokkaanse illegale immigrant, al onmiddellijk een herdruk. Samen met meer bekende schrijvers als Benali, Bouazza, Hans Sahar en Mustafa Stitou, breekt dus op vrij korte tijd een lichting allochtone auteurs in Nederland door.

Waarom zouden Vlaamse uitgeverijen of andere culturele instanties hier te lande geen aanmoedigingsprijs kunnen uitloven voor jong allochtoon schrijftalent? Aangezien er om de twee dagen wel ergens een literaire prijs wordt uitgereikt, kan er allicht nog eentje bij die voor de verandering eens niet vist in de monoculturele pool van altijd weer dezelfde letterkundige zwaargewichten. Misschien kan de Vlaamse Boekenbeurs dan over enkele jaren ook uitpakken met multiculturele literatuur die verder reikt dan Zuid-Afrika of de namen van Nothomb, De Kuyper en Van Keer?

Frank Hellemans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content