Jean-Paul Saive is de pater familias van het Belgische tafeltennis. De mentor, zaakwaar- nemer, supporter en vader van de Saives over zijn zoons, de federatie en de toekomst.

Kampioen nog voor hij geboren was. Want, vertelt Jean-Paul Saive met smakelijke lach : ?Mijn vrouw Jeannine werd nog Belgische kampioene damesdubbel terwijl ze zwanger was van Jean-Michel.? Zelf stond Jean-Paul nog als A-10 gequoteerd en zijn vrouw B-2 bij de dames, toen hun jongste zoon, Philippe geboren werd.

Jean-Michel en Philippe, ze kregen het tafeltennis met de paplepel binnen.

JEAN-PAUL SAIVE : We hebben hen nooit in de richting van tafeltennis gestuwd. We lieten ze voetballen, we lieten ze dansen, maar maakten niet de fout van vele andere ouders : ze drummen hun kinderen in de richting die zij willen, en dan zijn ze verwonderd dat de kinderen na een tijdje afhaken.

Maar u volgde hun carrière wel van kortbij.

SAIVE : Vanaf het moment dat zij uit zichzelf een interesse voor tafeltennis begonnen te ontwikkelen, speelden we waakhond. Ze zijn samen begonnen : Jean-Michel was toen acht en een half jaar, Philippe zeven. We vonden : als ze dan toch twee uur in een trainingszaal willen slijten, kunnen we ze beter meteen efficiënt laten trainen. We hebben ze geöriënteerd naar goede trainers, sterke oefenprogramma’s, betere competities. Bemoeiziek ? Ik denk het niet. Ouders zijn belangrijk, maar ze moeten hun grenzen kennen.

Daarom trainde u uw zoons nooit zelf.

SAIVE : Zo’n dichte relatie vond ik te delicaat. Altijd je vader in de buurt hebben, dat werkt verstikkend.

Is het belang van de ouders Saive toegenomen of afgenomen sinds die beginperiode ?

SAIVE : Op zakelijk vlak blijft onze inbreng belangrijk. We regelen hun reizen, we zorgen voor hun administratie, houden persknipsels bij, werken als publiciteitsagent, verzorgen hun communicatie. We hebben een kleine cel rond elk van de twee Saives opgericht. We namen ook een boekhouder onder de arm, een kinesist, een dokter, een advocaat en een zaakgelastigde, gespecialiseerd in internationale onderhandelingen, om de juridische en financiële aspecten van de sponsoring en de toernooicontracten te bespreken. We hebben er altijd over gewaakt dat er in die cel alleen supporters van de Saive-broers zetelen. Die doen hun werk vanuit het hart, dat bevordert de kwaliteit van hun dienstverlening. Die twee cellen werken in de schoot van twee vennootschappen, waarvan respectievelijk Jean-Michel en Philippe hoofdaandeelhouder zijn. Belachelijk eigenlijk dat we zo’n kronkels moeten maken om twee topsporters aan een statuut te helpen.

De beide Saives spelen heel agressief. Maakt dat deel uit van hun opleiding ?

SAIVE : Van bij de jongeren spelen ze het tafeltennis van het jaar 2000. We minimaliseerden de waarde van die kleine bekertjes, het ging om de ontwikkeling van een risicospel. We logen zelfs over het aantal gelukte slagen, om hen niet te ontmoedigen. Nu werpt dat vruchten af : Jean-Michel lukt moeilijke slagen, omdat hij die altijd in zijn spel verwerkt heeft.

Met zijn agressieve spel heeft Jean-Michel in zijn eerste topperiode ook de Chinezen verrast.

SAIVE : Zij dachten niet dat dat harde spel na de rebound zo efficiënt kon zijn. Ook het nut van de exteriorisation active, het ontladende geschreeuw na elk punt, zagen ze in het begin slecht in. Tafeltennis is echter ook een gevechtssport. Koelheid à la Borg werkt remmend. Je ziet vandaag trouwens ook Chinezen hun frustratie of vreugde wegschreeuwen. Jean-Michel is daarin hun leermeester geweest.

De Chinese tafeltennissers bestuderen nog altijd heel nieuwsgierig zijn spel.

SAIVE : Ze houden er fiches van bij. Elke Chinees die tegen hem uitkomt, moet een rapport opstellen. Hoe zijn rebound gaat, hoe hij serveert, waar hij zijn revers begint. Jean-Michel heeft zijn spel moeten veranderen, omdat ze als een computer al zijn bewegingen konden voorspellen.

Uit hun opleidingsperiode hebben de Saives ook de overtuiging overgehouden dat je moet leren verliezen om een winnaar te worden.

SAIVE : Verliezen doet je nadenken. Wie altijd wint, staat niet stil bij zijn fouten. Verliezers zoeken waar de problemen liggen. Hoe slechter de speler, hoe minder fouten hij bij zichzelf ziet. Vraag aan een middelmatige tennisser om zijn sterke en zijn zwakke punten af te wegen en de schaal zal in zijn voordeel doorbuigen. Stel dezelfde vraag aan Boris Becker en hij zal meer minpunten opschrijven dan kwaliteiten.

Ondertussen gleed de jeugd van uw zoons voorbij. Hebben ze iets gemist ?

SAIVE : Misschien. Maar ze hebben ook iets teruggekregen, natuurlijk. Ze hebben een stuk van de wereld gezien, ze spreken hun talen. Ook in het circuit hebben ze vrienden. Ik geloof stellig dat Waldner of Jorg Rosskopf ook na de sportieve carrière vrienden blijven.

Het wordt gezegd dat Philippe de meest getalenteerde Saive is, het karakter mist om het niveau van Jean-Michel te halen.

SAIVE : Daar zit een grond van waarheid in, maar het is ook een karikatuur. Philippe traint keihard. Anders red je het geen twee jaar na elkaar bij Düsseldorf in de veeleisende Bundesliga. Maar Jean-Michel speelt in een wedstrijd al zijn troeven uit. Dat heeft hem 515 dagen aan de top van de wereldranglijst gebracht. Maar daar is hij niet alleen dankzij zijn werkkracht geraakt. Jean-Michel heeft natuurlijk ook talent.

Verveelt het Philippe, dat hij maar de broer van is ?

SAIVE : Philippe heeft het voordeel dat hij niet jaloers is. Hij is de eerste supporter van zijn broer. Bovendien mag zijn carrière gezien worden : zonder Jean-Michel zou hij met voorsprong de beste Belgische tafeltennisser aller tijden zijn. Soms knaagt het wel, als ze samen in Zaventem aankomen en iedereen stormt op Jean-Michel af. Maar op andere vlakken komt het Philippe goed uit dat hij de broer van Jean-Michel is. Ze hebben gezamenlijke sponsorcontracten, Jean-Michel weigert exhibities te spelen als zijn broer niet mee kan. Als tennisser heeft Philippe zich andere doelen gesteld. Zijn ambitie is niet de erelijst van Jean-Michel te evenaren, maar het mooiste tafeltennis ter wereld te spelen.

Jean-Michel heeft de lat vreselijk hoog gelegd voor elke Belgische tafeltennisser. Voor de buitenwereld lijkt het of Jean-Michel op dit ogenblik de enige die kan tafeltennissen. Dat is een verkeerde inschatting, die de andere spelers ergert.

Anderzijds profiteert de hele tafeltenniswereld mee van zijn populariteit.

SAIVE : Soms hoor ik de meisjes klagen omdat er nooit over hen gesproken wordt in de kranten. Maar in de tijd van Barbara Lippens overigens een sterkere speelster dan onze huidige dameskampioenen , kregen de tafeltennissters nog veel minder aandacht. Jean-Michel heeft voor de sport in België een poort geopend. Alleen moeten ze aanvaarden dat Jean-Michel de vedette is.

De bond vangt weinig aan met publieke belangstelling voor Saive en het tafeltennis.

SAIVE : De voorzitters van de verschillende tafeltennisfederaties zijn hier nog nooit aan de deur geweest. Waarschijnlijk vinden ze dat ze onze raad niet nodig hebben. Ik vrees echter dat er op die manier kostbare ervaring verloren gaat.

Stel : u bent voorzitter van de Belgische tafeltennisfederatie.

SAIVE : Ik word nooit voorzitter van de tafeltennisfederatie. Het ondemocratische kiessysteem staat dat in de weg. Als ze dat zouden hervormen en alle spelers laten kiezen, zou ik misschien een kans maken.

U vindt dat sportfederaties op een andere manier hun voorzitter moeten kiezen ?

SAIVE : Het systeem met subcomités waarin bestuurslui elkaar coöpteren, werkt niet. De spelers zouden toch minstens een stem in het kapittel moeten krijgen, niet de secretarissen van de clubs. Zoals het nu loopt, krijg je het fenomeen van de postbode die plots minister van Communicatie wordt en die niet weet wat hij daarmee aan moet. Dat zou allemaal nog niet zo erg zijn, mocht die mens kunnen delegeren. Politici zouden een budget vrijmaken om kanker te bestrijden, een voorzitter van de tafeltennisfederatie schrijft meteen medicatie voor. Terwijl ze dat beter aan specialisten overlaten.

Nogmaals. Stel : u bent voorzitter van de tafeltennisfederatie.

SAIVE : Een goed voorzitter moet zorgen dat de sport profiteert van de belangstelling die ze geniet. Tafeltennis bereikt tien keer meer mensen dan de sport spelers heeft. Tien jaar geleden was het nog een onbekende sport, nu haalt ze voortdurend de televisie. Dat is een enorm potentieel, waar je een beleid op moet ijken. Zoals het nu gaat, hebben we binnen tien jaar een ploeg die met moeite Portugal, Noorwegen of Noord-Ierland verslaat.

In de breedte is er niks. Houdt het Belgische tafeltennis op te bestaan, als de Saives wegvallen ?

SAIVE : België heeft geluk dat de interclubs met drie spelers gespeeld worden in de plaats van met tien. Want er is niet genoeg achtergrond om te concurreren met de landen waarvan we nu denken dat we op hetzelfde niveau zitten.

Is het algemene niveau van het Belgische tafeltennis de jongste jaren gestegen ?

SAIVE : Ja, maar er zijn weinig uitschieters. De kampioen van de B-klasse is 27 jaar. Eigenlijk zou daar een jongen van zestien op het hoogste podium moeten staan.

De begeleiding laat te wensen over. Het Belgische beurzensysteem, bijvoorbeeld, is een lachertje. Ze stoppen jonge spelers geld toe, maar geen kat gaat controleren wàt die er precies mee aanvangen, of ze een goed trainingsprogramma volgen, enzovoort. Terwijl daar juist de essentie van een goede opleiding ligt. We hebben in België alle elementen om er nu iets van te maken : een charismatisch figuur, de media die volgen.

Kunnen we überhaupt van Belgisch tafeltennis spreken. Of hebben we het hier over een Waalse sport ?

SAIVE : Vooral Waals, omdat de Saives in Wallonië wonen, waar er tijdens hun opkomst in geen enkele sport kampioenen waren. Maar er zijn veel Vlaamse supporters en spelers. De topvijf van het land is van Waalse afkomst, nu dient er zich voor het eerst een Vlaming aan voor de WK-selectie. En de junioreskampioen is ook een Vlaming. Historisch is Vlaanderen ook meer op voetbal en wielrennen gericht. Pas nu treedt daar verandering in.

Jean-Michel klaagt altijd over een gebrek aan nationalisme bij de Belgische sporter.

SAIVE : Een Fransman krijgt tranen in de ogen als hij op het podium de Marseillaise hoort. Een Belg maalt er niet om of hij de Brabançonne hoort of een tape met liftmuziek. Dat gebrek aan verbetenheid schaadt ook de motivatie.

De twee Saives in één sterke Belgische club, dat zou het Belgische tafeltennis misschien vooruit helpen. Moet die droom definitief opgeborgen worden ?

SAIVE : Nog niet, maar het zal niet voor de nabije toekomst zijn. De droom van een sterke Belgische club met de Saives heeft de tijd tegen.

Hoe groot is het verschil tussen een Belgische en een buitenlandse tafeltennisclub ?

SAIVE : In de meeste Belgische clubs heerst puur amateurisme. Düsseldorf heeft een eigen zaal, inclusief logies voor de spelers, een trainersstaf, een medische staf… In België heb je, op La Vilette Charleroi na misschien, alleen kleine clubs die buiten hun voegen gegroeid zijn.

U ging nooit de discussie aan met de sportieve overheden. U liet ze links liggen en ging uw eigen weg.

SAIVE : Het heeft geen zin om te morren dat België te klein is en dat de Belgische Tafeltennisfederatie niets uitspookt. België zal er niet groter mee worden en de federaties zullen niet veranderen. Er was geen trainer, dus trokken we iemand aan. Een dokter ? Een kinesist ? Idem. Geen sociaal statuut voor de topsporter ? Dan zochten we zelf maar een oplossing. Misschien zijn we daar wel te ver gegaan, maar dat was de enige manier om currententieel te worden en te blijven.

Is de relatie met de federatie intussen uitgeklaard ?

SAIVE : De bondsvoorzitter kan ons moeilijk bekritiseren. Daar zijn de resultaten te goed voor. Hij kan toch niet vertellen dat het goed gaat met het Belgische tafeltennis, maar dat alleen die twee Saives een doorn in het oog zijn (lacht).

We zijn niet tegen de tafeltennisbond. Als ze iets positiefs doen, zijn we de eersten om daarin mee te stappen. We kunnen alleen niet wachten op mensen van 75 jaar om initiatieven te nemen die de carrière van Jean-Michel of Philippe vooruit kunnen helpen.

Heeft het allemaal met logge structuren te maken ?

SAIVE : Een bond die beslissingen uitstelt tot het volgende directiecomité, drie maanden later ; die dan vertegenwoordigers van beide vleugels moet horen, plus drie mensen van Bloso en drie van Adesps ; en die niet kan stemmen als er toevallig één mannetje ontbreekt : zo’n bond loopt hopeloos achter de feiten aan.

Over de steun vanuit politieke hoek klaagt Jean-Michel ook geregeld.

SAIVE : Er zijn geen grote sportprojecten in België. Bloso en Adeps functioneren niet slecht, het BOIC levert goed werk. Maar het zou allemaal beter kunnen. De federalisering maakt veel kapot. Ze verdeelt krachten die eigenlijk gebundeld zouden worden. Al die verschillende bonden zorgen alleen voor nodeloze versnippering en ze kosten geld, dat we beter elders konden gebruiken.

Maar de politici worden sportvriendelijker.

SAIVE : Ze zien het belang ervan in, al was het maar als middel om de jeugd van de straat te houden. Ze vertolken het alleen verkeerd. Zoals in Atlanta. Jean-Michel legde daar een ongelooflijk parcours af tot in de kwartfinale, met de winst tegen Zoran Primorac in achtste finale als hoogtepunt. Dan verloor hij tegen een speler die hij twee keer geklopt had. Hij was slecht, die dag. Nerveus ook. De tribune zat vol personaliteiten, die nooit naar het tafeltennis gingen kijken, die zaten te kletsen tijdens de wedstrijd.

Bezweek hij in Atlanta onder de druk ?

SAIVE : Jean-Michel kreeg te veel aandacht tijdens de Spelen. Het klonk voor de Spelen alsof hij geen gouden medaille kon mislopen. Men vergat gemakshalve dat tafeltennis niet zoals atletiek of zwemmen is. Er zijn geen categorieën, tafeltennis heeft drie medailles voor tweehonderd miljoen spelers. Het is een pokerspel.

Een beetje lucratief, ook ?

SAIVE : Philippe kan ervan leven, maar hij moet na zijn carrière wel op zoek naar een job. Jean-Michel is meer op zijn gemak. In de toptien zijn mooie vergoedingen te rapen. Maar dat geldt voor alle sporten. De beste in de formule 1 verdient schatten, maar nummer vijftien moet bij wijze van spreken zijn eigen wagen kopen.

Verdienen ze vooral aan lonen en startpremies of aan het marketingapparaat dat t-shirts, rackets, bekers en foto’s van Jean-Michel Saive verdeelt ?

SAIVE : Misschien is in China een markt voor Saive-gadgets. Maar dan moet je wel de kanalen kennen. Die contacten hebben we niet. Dus zijn we nog niet toe aan systematische merchandising van de naam Jean-Michel Saive.

Jean-Michel is door zijn medespelers verkozen tot voorzitter van de internationale federatie voor tafeltennisprofs (CTTP). Wat hoopt hij met die vereniging te bereiken ?

SAIVE : Hij heeft meer moeten vechten dan zijn collega’s om faciliteiten te krijgen. Bovendien is hij op vele gebieden een voortrekker geweest. Hij was, bijvoorbeeld, de eerste die in internationale competities met het tenue van zijn individuele sponsor speelde. Zijn taak is duidelijk. Hij moet de rechten van de spelers en het blazoen van de sport verdedigen. Hij onderhandelt over verlichting, over de lijm die op rackets gebruikt mag worden…

… over de hervorming van de kalender.

SAIVE : Sinds zijn veertiende brengt Jean-Michel één dag op twee in het buitenland door. De wedstrijden zouden eigenlijk beter gegroepeerd moeten worden. Te veel competities keren zich op termijn tegen de sport, omdat je geen lijn meer in hun waarde ziet.

Maar tafeltennis heeft toekomst ?

SAIVE : Ja, op voorwaarde dat de sport goed gemediatiseerd wordt, dat de competities beter gepresenteerd worden. Het is een goedkope sport, overal te beoefenen ? Dus, er is een enorm potentieel. Als we de Verenigde Staten warm kunnen krijgen, heeft tafeltennis een grote toekomst. Anders krijgt ze het moeilijk.

Frank Demets

Jean-Paul Saive met een foto van zijn zoons Jean-Michel (links) en Philippe : ouders moeten hun grenzen kennen.

Philippe : op zoek naar het mooiste tafeltennis ter wereld.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content