De nieuwe roman van Salman Rushdie, die tegenwoordig popsongs schrijft: een berg van inventiviteit, een onding, een schatkamer.

Wat doe je tegen een berg? Zeuren dat hij te hoog, te breed, te steil, te warm of te koud is? Nee. Zwijgen en klimmen. Zo ook met de nieuwe roman van Salman Rushdie, de nieuwe popster: lezen en zwijgen. “De grond onder haar voeten” heet de pijlsnel gemaakte Nederlandse vertaling, het origineel “The Ground Beneath Her Feet”, en zoals bekend is het een remake van de Orfeus-mythe. Men kent dat: Orfeus, de Griekse popzanger, verliest zijn geliefde Euridice en gaat haar achterna in de onderwereld. Daar kan hij zo overtuigend zingen dat hij haar meekrijgt, alleen moet ze achter hem aan naar de uitgang lopen, en mag hij onder geen beding omkijken. En Orfeus kijkt natuurlijk toch om.

Hier is de popzanger de Indiër Ormus, en de zangeres Vina zijn Euridice. Hun verhaal wordt verteld door het vijfde wiel aan de wagen, vriend en fotograaf Rai, die erbij was toen Vina naar de onderwereld ging: “Op mijn laatste foto van Vina is de grond onder haar voeten gebarsten als sierbestrating en is er overal vloeistof. Ze staat op een brok straat dat naar rechts overhelt, ze hangt naar links ter compensatie. Haar armen zijn wijd gespreid, haar haar wappert, de uitdrukking op haar gezicht ligt tussen boosheid en angst in. Achter haar is de wereld onscherp. Er is een indruk van uitbarstingen overal om haar slingerende lichaam: grote hoeveelheden water, angst, vuur, tequila en stof die vrij zijn gekomen. Deze laatste Vina is de calamiteit in eigen persoon, een vrouw in extremis, die ook toevallig een van de beroemdste vrouwen van de wereld is.”

Vina dus, tijdens een verschrikkelijke, door de Franse kernproeven veroorzaakte, aardbeving opgeslokt in het binnenste van de aarde. De onderwereld. Geen grond meer onder haar voeten.

Ik ga dat boek hier niet navertellen, daar is het veel te ingewikkeld en verward voor, zelfs Salman Rushdie raakt er niet helemaal uit en die heeft het zelf bedacht. Het is meer dan zeshonderd bladzijden dik, een berg van papier, het speelt zich af op drie continenten en het gaat over de liefde en de kunst en de dood, allemaal tegelijk. En het is geschreven met een zo grote generositeit dat een lezer met een heel klein beetje goede wil ook de fouten wel voor lief neemt.

Zo: “Dood is meer dan liefde of ook niet. Kunst is meer dan liefde of ook niet. Liefde is meer dan dood en kunst, of toch niet. Dit is het onderwerp. Dit is het onderwerp. Dit is het.

Wat ons van het onderwerp doet afwijken is verlies. Van degenen van wie we houden, van het Oosten, van onze hoop, van onze plek in het boek. Verlies is meer dan liefde of ook niet. Meer dan dood of ook niet. Meer dan kunst, of toch niet.”

Dat dàt het onderwerp zou moeten zijn, kan men zien. Het is het grote, het enige onderwerp voor een groot kunstenaar. Het is het onmogelijke, het onbereikbare onderwerp, en dus is het dat toch niet helemaal. Daarvoor komt er te veel popmuziek in, als u begrijpt wat ik bedoel.

Nu kan men houden van popmuziek, maar de verhalen die Rushdie het liefst vertelt, hebben meer met opera te maken: zij spelen zich eerder af op de vergrotende trap van zangeressen die door de aarde opgeslokt worden dan op de verkleinende van “Let me hold your hand”. Voor Rushdie pleit dan dat hij de twee heeft willen combineren.

TERUG VAN DE FATWA

Het is natuurlijk onmogelijk “De grond onder haar voeten” te lezen zonder er de hele tijd verwijzingen naar Salman Rushdies eigen geschiedenis in te zien. Zijn heel eigen opera, ook meer dan levensgroot: ter dood veroordeeld door de Iraanse ayatollah Khomeiny om een roman, “The Satanic Verses”, die de man noch zijn volgelingen ooit gelezen hadden, tien jaar ondergedoken geleefd, beschermd door de zware jongens van de Geheime Dienst, de waarde van zijn vrienden en kennissen van nabij leren kennen, de wereld afgereisd, in het geheim, van de ene minister van Buitenlandse Zaken naar de andere om Teheran diplomatiek onder druk te zetten, en nu weer vrij om rond te lopen en interviews te geven, omdat het regime in Teheran aan het veranderen is. En helemaal vrij zal hij natuurlijk nooit zijn, want de wereld loopt vol gekken en godsdienstwaanzinnigen, en ook John Lennon is doodgeschoten, daar was door niemand toe opgeroepen.

Maar, hoewel ernaar verwezen wordt, het boek is niet alleen maar déze geschiedenis. Misschien heeft de schrijver daar wel de wijsheid uit geput om zo’n boek te maken. Over zoveel en zo grote dingen, op zo’n huiselijke, keuvelende, speelse manier, verteld. Misschien heeft dat geen belang.

En natuurlijk is het ook helemaal mislukt. Als roman heeft “De grond onder haar voeten” helemaal geen model. Het is meer een grote verhalenspaghetti die over je uitgestort wordt dan een strak gestructureerd epos. De grote liefde tussen de drie hoofdpersonages wordt zo uitentreuren bezongen en uit de doeken gedaan dat ze gaat vervelen – het is niet door zeven keer te herhalen dat de liefde zo groot is en het chagrijn zo sterk dat je een tamboer zal doen stilstaan: dat doe je anders, en dat andere doet Rushdie óók, hij kijkt niet op één wonder, maar hij strooit ze achteloos in het rond, niet gericht, niet berekend. Hij gapt ook bij het leven, gaat stelend rond in de wereldliteratuur, pikt het beeld van de splitsende paden bij Jorge Luis Borges, de bijna onzichtbare àndere wereld bij Thomas Pynchon – maar verweeft het allemaal als verstrooid in zijn grote, allesverslindende beeld van het einde van de wereld: “De hele catastrofe in één grote greep” zoals iemand het perfect uitdrukte. En wie zal zich erom bekreunen dat de catastrofe niet harmonisch verloopt? Dat de nevenfiguren vaak spannender en levender zijn dan de hoofdpersonages, en hun conflicten tragischer dan dat gezeur over de liefde van twee popmuzikanten in hun machowereld? Dat het afscheid van India weer zoveel plaats inneemt en zoveel beter geschreven is dan de rest van het boek – omdat dit nu eenmaal is wat Rushdie het beste kan en het liefste doet, daar helpt geen lievemoederen aan -, zodat je als lezer gewoon niet gelooft dat het dit keer definitief is, dat afscheid: dit is de échte liefde, niet de popmuziek. En zo kan je doorgaan: de flauwe grappen over J.F. Kennedy die niet vermoord werd en Richard Nixon die geen president werd, de parallelle werelden die saaier zijn dan de echte… Maar wie wijst mij een andere mislukte roman waarin op elke bladzijde een idee staat (als het er geen twee zijn), waarin elk hoofdstuk een bron van onverwachte, verwoestende inzichten blijkt?

Zoals het inzicht van “de vierde functie”, bedacht door een volstrekt onnozele, hartbrekende nevenfiguur: “het onontbeerlijke concept van de existentiële buitenstaander, de gescheiden man, de uitgestoten gescheiden vrouw, de van school gestuurde leerling, de oneervol ontslagen officier, de illegale buitenlander, de ontwortelde zwerver, de uit de pas lopende betoger, de rebel, de overtreder, de vogelvrijverklaarde, de geëxcommuniceerde denker, de aan het kruis genagelde revolutionair, de gedoemde ziel. De enigen die het hele beeld zien zijn zij die uit de lijst stappen.” Dus toch het onderwerp.

Noem mij een andere mislukte roman waar zoveel uit te citeren valt. Noem mij een andere mislukte roman die beter is.

Salman Rushdie, “De grond onder haar voeten”, Contact, Amsterdam/Antwerpen, 622 blz., 995 fr.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content